Archieven: Verhalen

‘Met 21 kinderen werden we in een open vrachtwagen met een zeil erover daarheen gebracht.’

Op het pleintje in de Morelstraat, waar Hans Hoogerkamp in de oorlog woont,  staat een kastanjeboom. In de jaren ’30 van de vorige eeuw wordt de boom geplant naast de pas gebouwde huizen. Tijdens de oorlog willen mensen uit een andere wijk de boom kappen voor brandstof, maar de bewoners van het pleintje beschermen de kastanje. Zo heeft de boom de oorlog overleefd en is deze nu één van de 1292 monumentale bomen die Den Haag rijk is.

Kende u joodse kinderen?
Ik had geen joodse familieleden of vrienden, maar mijn oom en tante woonden in de Fuchsiastraat. Zij hadden geen kinderen. Op een dag hebben ze via via een joods baby’tje van drie maanden in huis genomen. Dat baby’tje beschouwden ze na een tijd als hun eigen kind. Een aantal maanden later ging het mis. Er werd aangebeld en er stormden drie politieagenten naar binnen. ‘Waar is het kind?!’ Ze waren verraden. De agenten hebben het kindje met wieg en al meegenomen. De ouders van het kindje waren ook al opgepakt. Ze zijn alle drie in de trein gezet naar een concentratiekamp en daar vergast. Mijn oom en tante waren er helemaal kapot van. De moeder van het kindje heeft nog een briefje uit de trein gegooid, waarop ze schreef dat ze dankbaar was dat mijn oom het kindje in huis had genomen en dat ze niet wist hoe het verder zou gaan. Dat briefje is gevonden en bij mijn oom en tante afgegeven. Toen mijn oom 7 jaar geleden overleed, heb ik geholpen zijn huis leeg te ruimen en vond ik het briefje terug.

Heeft u heel de oorlog in Den Haag gewoond?
Eind 1944 zijn mijn broer en ik via de kerk naar Lutjegast in Groningen gegaan. Met 21 kinderen werden we in een open vrachtwagen met een zeil erover daarheen gebracht. Toen we bij de IJssel kwamen, werd de auto aangehouden door de Duitsers. De flap van het zeil werd omhoog gedaan en een Duitser scheen met een zaklantaarn naar binnen. Hij dacht dat hij beet had, maar zag dat we alleen met kinderen waren. Daarom mochten we doorrijden. En toen kwam er een boerin aan met een grote plank vol met dikke boterhammen met zure zult. Dat was toch zo lekker! We hadden lang niks meer gegeten. In Groningen heb ik tot de bevrijding gezeten. Daar heb ik goed gegeten want er was gelukkig genoeg bij de boeren.

Waar waren uw ouders toen u in Lutjegast was?
Mijn ouders zijn op de fiets naar Utrecht gegaan, waar mijn grootouders woonden. Mijn vader is daar opgepakt. Hij had namelijk zijn geboortedatum op zijn persoonsbewijs veranderd om niet te hoeven werken voor de Duitsers. Hij is naar Duitsland getransporteerd en moest loopgraven aanleggen. Niemand wist toen meer van elkaar waar we zaten, want we konden niet, zoals tegenwoordig, even bellen.
Tijdens een aanval van de geallieerden is mijn vader met nog drie anderen gevlucht. Na een nacht lopen, kwamen ze aan in Dinxperlo, een klein plaatsje in Gelderland aan de grens met Duitsland. Daar heeft hij bij een boer nog drie maanden ondergedoken gezeten. Na de bevrijding heeft mijn moeder via het Rode Kruis gehoord waar mijn vader zat. Gelukkig kwamen we na de oorlog allemaal weer gezond thuis in de Morelstraat.

Archieven: Verhalen

‘’Geef mijn boterhammen maar aan deze meisjes’’

Ondanks dat er gezegd wordt dat het Nederlandse volk zich nauwelijks verzette, ziet Ans dat heel anders. Ans vindt verzet heel belangrijk, op elk niveau. Verzet is ook onderduiken, zodat je niet wordt meegenomen voor de Arbeidseinsatz. Ik geloof echt dat Nederland zich enorm verzet heeft.

Hoe heeft u de oorlog beleefd? 
Het was een zware tijd met akelige dingen en vooral honger, heel veel honger. Toch heb ik ook mooie herinneringen. Die heb ik allemaal gecheckt bij mijn moeder omdat ik zo jong was. Ik wilde zeker zijn dat de dingen die ik me herinnerde ook echt zijn.
Honger had iedereen. Iedereen was het laatste jaar van de oorlog bezig met het verzamelen van eten. Mijn moeder zag voor de oorlog de situatie uit de hand lopen en zij vermoedde dat Duitsland wel eens iets raars kon gaan doen. Dus zij ging meteen hamsteren. Zij beheerde een pension voor oude dames. En overal in huis verstopte zij grote blikken met eten, zodat zowel de zwakkere oude dames als ik niet onnodig geleden hebben. Ik herinner me het laatste 5 liter blik jam nog heel goed. Omdat mijn moeder zoveel eten had ingeslagen, heb ik niet echt heel erge honger gehad. Mijn ouders wel. Zij waren wel afhankelijk van de gaarkeukens.
Ik herinner me nog heel goed dat ik ongeveer 4 was en er twee uitgemergelde meisjes aanbelden. Zij bedelden om eten. Ze waren heel jong, eentje ongeveer 6 en de andere ongeveer 4 jaar oud. Mijn moeder zei dat ze niets in huis had. En wilde de meisjes wegsturen. Maar zij had net een broodje gebakken op de majokachel. Ik zei daarom: “Maar mama, er is wel eten in huis”. Mijn moeder werd rood en zei tegen mij dat dat broodje voor mij en oma was. Daarop zei ik eigenwijs: “Nou ik heb geen honger, geef mijn boterhammen maar aan deze meisjes”. Mijn moeder heeft toen twee boterhammetjes besmeerd met suikerbietenstroop. Voor je twee keer kon knipperen met je ogen hadden die meisjes de boterhammetjes al op.

Bent u altijd in dit huis gebleven?  
Ja, dit is het huis van mijn opa en oma. En daar woon ik nu dus nog. Op een gegeven moment moest mijn vader onderduiken, omdat hij niet naar Duitsland wilde. Als ‘s nachts ineens de elektriciteit weer aan werd gezet door de Duitse soldaten en de stofzuiger ging loeien, wisten we dat de Duitsers eraan kwamen en dook mijn vader snel onder de vloer. Hij ging dan via een luik in de kamer van één van de oude dames. Ik weet nog goed hoe akelig ik dat vond. Dat mijn vader dan door dat luik ging. Mijn vader is uiteindelijk wel opgepakt in de buurt van Reeuwijk. Hij is afgevoerd naar Duitsland. Hij kwam in een houtbewerkerskamp. Daar heeft hij een uitgebreid verslag van gemaakt. Na een week kon hij ontsnappen. Hij is helemaal vanuit Duitsland naar huis gelopen. Mijn vader was na een maand ineens weer thuis. Daar zat hij ineens in de kamer met een lange baard en heel mager. Ik herkende hem niet. Maar ik herkende zijn stem toen hij begon te praten en vloog hem in de armen.

Heeft u een hekel gekregen aan Duitsers? 
Ik was nog erg jong.Voor mij waren het boze mannen die kwaad deden. Toch zagen de “gewone”soldaten, vooral in de laatste maanden van de oorlog, vaak ook uit naar het einde daarvan. Bij huiszoekingen haakten ze allemaal direct af als mijn moeder ze voorloog. Mijn moeder zei dan dat één van de oudere dames de besmettelijke tuberculose had. En weg waren ze. Een keer zijn ze binnen gekomen, maar toen ze de achtertuin inliepen, zat daar een wat agressieve eend. Die hapte de soldaten naar de broekspijpen. Ook die zijn nooit meer teruggekomen en ze hebben ons niet bestraft. Verder had de Oostenrijkse commandant, die de leiding had van het kamp waar mijn vader gevangen zat, er ook niet echt zin in. Mijn vader kon na een week gevangenschap ontsnappen. Toen hij dichtbij de Duits Nederlandse grens kwam, hebben de plaatselijke boeren hem opgevangen en hem een plek om te slapen en eten aangeboden. Daardoor kon mijn vader aansterken en heeft hij de reis naar huis overleefd. Hij kwam thuis met zijn jas vol verstopt eten. Dus je ziet, verzet is op elk niveau belangrijk.

Archieven: Verhalen

‘We vroegen ook om ‘cigarettes for daddy’. Maar die rookten we stiekem zelf op.’

Leen Commers zit aan het begin van de oorlog op school in de Viljoenstraat. Maar Duitse soldaten nemen de school over, waardoor alle leerlingen verplaatst worden naar een school in de Spionkopstraat. In 1944 wordt een huis tegenover die school geraakt door een brandstoftank van een Duits gevechtsvliegtuig. Het huis vliegt in brand en twee kinderen komen om.

Hoe heeft u het begin van de oorlog ervaren?
Op 10 mei 1940 werd ik ‘s morgens om 04:00 uur wakker van overvliegende Duitse vliegtuigen. Ik maakte snel mijn vader en moeder wakker. Mijn vader zei dat ik weer moest gaan slapen, maar mijn moeder die het lawaai ook gehoord had, zei dat mijn vader uit bed moest komen. We gingen naar buiten, net als alle andere buren, en we begrepen al snel dat de oorlog was begonnen. Vanuit de vliegtuigen gooiden de Duitsers kleine pamfletten met een oranje randje notabene. Hierop stond dat ze niet tegen Nederland vochten, maar tegen Engeland. Wel voegden ze er aan toe, dat iedere gewelddadigheid, die door de bevolking werd begaan, met de dood bestraft zou worden. Mijn ouders waren oorspronkelijk Rotterdammers en toen die stad werd gebombardeerd op 14 mei 1940, ben ik achterop bij mijn vader met de fiets naar Rotterdam gegaan, om te zien hoe het met onze familie ging. Gelukkig was iedereen ongedeerd.

Wat is het spannendste dat u heeft meegemaakt?
Als 10-jarig jochie stond ik op een dag op de Moerweg, vlakbij de Hadewychstraat, toen er boven het Zuiderpark heel laag een vliegtuig overvloog. Het was een Amerikaanse bommenwerper, die geraakt was door Duits afweergeschut en in grote moeilijkheden verkeerde. Het zag er heel duidelijk naar uit dat hij zou neerstorten. Ik had op die leeftijd nog nooit een vliegtuig van dichtbij gezien en vond het erg indrukwekkend. Een aantal bemanningsleden sprong met parachutes boven de voetbalvelden tegenover de Moerweg naar beneden en het vliegtuig stortte neer op de grens van Rijswijk en Wateringen. De twee piloten zijn daarbij om het leven gekomen. Vier bemanningsleden werden krijgsgevangen gemaakt en vijf mannen zijn met behulp van de ondergrondse ondergedoken in het Westland en in Den Haag. Zij hebben de oorlog allemaal overleefd.

Wat kunt u zich herinneren van de Hongerwinter?
In Den Haag was er niets meer te krijgen. We kregen van het Interkerkelijk Bureau extra eten, maar ook dat was niet genoeg. Er gingen ook veel mensen naar de boeren om meel te halen en dan kon je met dat meel bij de bakker een brood laten bakken. Mijn vader dacht slim te zijn door bloembollen te vermalen in de koffiemaler en dan mijn moeder daarmee naar de bakker te sturen. Dat werd vermengd met al het andere meel, dus wij kregen een goed brood. Maar mijn vader werd overmoedig en probeerde het nogmaals, maar toen had de bakker het door en gaf mijn moeder een heel klein broodje dat gemaakt was van die vermalen bloembollen. Dat was toch vies! Mijn vader heeft toen uit pure wanhoop het restant van dat broodje verkocht voor 50 gulden op de zwarte markt in de Hemsterhuisstraat. Hij heeft zich na de oorlog nooit meer durven laten zien in die straat. Ik werd door mijn ouders op een gegeven moment naar familie in Rotterdam gebracht om aan te sterken. Daar was bij boeren in de Hoeksche Waard nog eten te krijgen. Maar ik had enorme heimwee. Niet lang nadat ik terugkeerde vanuit Rotterdam, werden we bevrijd. Na de bevrijding stonden er op het Kaapse Plein allemaal Canadese voertuigen. Mijn vriendjes en ik gingen erheen en kregen chocolade. En we vroegen ook om ‘cigarettes for daddy’. Maar die rookten we stiekem zelf op!

Archieven: Verhalen

‘Mijn moeder had vreselijke dingen meegemaakt en we hadden geen huis, geen geld en bijna geen familie meer.’

Liza Egger wordt in 1933 geboren in Suriname. Ze heeft een Surinaamse vader en een Nederlands-Joodse moeder. Als het gezin in 1936 naar Nederland komt, hebben ze geen weet van de opkomst van Nazi-Duitsland. Het gezin is niet joods religieus. Liza weet dan ook niet dat ze joods is tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog.

Wanneer ontdekte u dat u joods was?
Mijn ouders hebben elkaar ontmoet in Nederland. Mijn vader wilde een opleiding tot zeekapitein volgen, maar die mogelijkheid was er in Suriname niet. Daarom besloot hij in Nederland te gaan studeren. Daar zag hij op een dag mijn moeder op straat lopen en ze werden verliefd. Ze besloten samen naar Suriname te gaan. En dat was in die tijd heel ver weg. Je had nog geen internet of mobiele telefoons. Brieven en Nederlandse kranten deden er 6 weken over om ons te bereiken. Wij wisten dus niets van de opkomst van Hitler in Duitsland. Toen de Duitsers de Joden begonnen te isoleren in Nederland en ze verplichtten een ster te dragen, wist ik nog steeds niet dat ik joods was. Ik was gewoon een Hollands meisje dat net als anderen op school zat. Mijn moeder was getrouwd met een niet-joodse man en hoefde daarom geen ster te dragen. De familie van mijn moeder woonde in Amsterdam, 60 mensen in totaal, die allemaal wel een ster droegen. Toen er een razzia was geweest in Amsterdam en een deel van de mannen was gearresteerd, vluchtten mijn oma en twee tantes naar ons in Den Haag. Maar daar zou ik pas veel later achter komen.  

Hoe heeft uw gezin de oorlog overleefd?
Mijn moeder liep als gemengd gehuwde niet direct gevaar om opgepakt te worden, zolang ze zich maar op de vlakte hield. Maar mijn vader had wel in ons huis een schuilplaats gemaakt, waar mijn oma en twee tantes ondergedoken waren. Wat mijn ouders niet wisten was, dat zowel links als rechts van hen NSB-ers woonden. ‘s Avonds, als mijn broertje en ik op bed lagen, liet mijn vader mijn oma en tantes uit de kelder naar boven komen, zodat ze iets meer lucht kregen. Die buren hoorden dan ineens meer stemmen en voetstappen in huis. Zij hebben ons verraden. Op een ochtend sprong er een piepjonge Nederlandse politieagent met wapen over onze schutting en tegelijkertijd belde een andere agent bij de voordeur aan. We werden allemaal geboeid en met kettingen aan elkaar vastgemaakt. We moesten naar tram 6 lopen, die ons naar het Joods Tehuis aan de Paviljoensgracht bracht. Iedereen op straat en in de tram keek ons aan, maar niemand deed iets, omdat er een agent met pistool voorop en eentje achterop liep. Mijn vader bleek in de tussentijd op zijn werk gearresteerd te zijn, maar omdat hij niet joods was, werd hij ergens anders heen gebracht. Mijn moeder sprak geen woord Duits, maar heeft toen toch een hoge SS-officier ervan kunnen overtuigen dat mijn broertje en ik Surinaamse kinderen waren en niet joods waren. De officier zei dat als mijn moeder voor de avond niet-joodse familie kon vinden, die ons wilde opvangen, mijn broertje en ik mochten gaan. Mijn moeder gaf haar gouden trouwring aan een oude politieagent, om in ruil daarvoor naar familie aan de Vreeswijkstraat te fietsen en te vragen of zij mijn broertje en mij wilden opvangen. We werden door oom Frits, een aangetrouwde Nederlandse oom, opgehaald en kwamen bij onze Surinaamse tante Hélène te wonen. De rest van de familie werd via Kamp Westerbork weggevoerd naar concentratiekampen. Zo ook mijn moeder, die uiteindelijk in Auschwitz terecht zou komen en als enige zou terugkeren. Mijn moeder werd als naaister tewerkgesteld in het kamp, waar zij de uniformen van de kampbewakers maakte en repareerde. Zo heeft ze de verschrikkingen doorstaan. Mijn vader werd naar kamp Vught gebracht, waar veel verzetsmensen terechtkwamen.

Wat vond u het moeilijkst tijdens de oorlog?
Bij oom Frits en tante Hélène hadden we het goed. Ik speelde veel op straat en had al snel veel vriendinnetjes die kwamen spelen. Maar toch waren het niet onze ouders. Ruim twee jaar lang woonden we bij hen, niet wetende waar mijn moeder was en hoe het met mijn vader ging en of we ze ooit nog terugzagen. Op een dag na de bevrijding stond er ineens een Amerikaanse soldaat voor de deur aan de Vreeswijkstraat, die mij vertelde dat mijn moeder nog leefde. Mijn vader was eerder vrijgekomen en in een jeep bracht de soldaat mij naar mijn vader. Nog voor ik hem zag, schreeuwde ik al: ‘Papa, mama leeft nog!’ Mijn moeder had zelfs de dodenmarsen overleefd en was opgevangen in Brussel, waar mij vader haar ophaalde. Het moeilijkste kwam eigenlijk na de oorlog, want wij hadden niets meer. Mijn moeder had vreselijke dingen meegemaakt en we hadden geen huis, geen geld en bijna geen familie meer.

Archieven: Verhalen

‘Tijdens de oorlog kreeg je geen cadeaus, zo was het nou eenmaal. ’

Frits is 1 jaar als de oorlog uitbreekt. Hij woont nog steeds in hetzelfde gebouw; in het appartement waar zijn vader tijdens de oorlog moet onderduiken.

U was nog zo jong toen de oorlog begon, heeft u wel herinneringen?
Jawel, een paar. Ik kan me vooral herinneren dat er niets was. Honger en kou zijn mijn allereerste herinneringen. Er was geen eten, geen speelgoed, buitenspelen kon maar af en toe. Al deze dingen heb ik later erg leren waarderen. De Atlantikwall kan ik me ook goed herinneren, die lag twee straten bij mijn huis vandaan. Het was een brede, diepe gracht met mijnen eromheen. Wij vonden dat reuze interessant, maar ook wel spannend. Mijn moeder heeft daar vlak langs de mijnen nog hout en kolen geraapt, zodat wij het nog een beetje warm konden hebben in huis.

Dit huis is bijzonder voor u, kunt u vertellen waarom?
Tijdens de oorlog woonden wij op de Cypresstraat nummer 92. Dat is op de eerste etage van dit gebouw. Nu woon ik op de begane grond. Ik heb tussendoor op andere plekken gewoond, maar in dit gebouw zijn veel herinneringen. Tijdens de oorlog waren er razzia’s (verzamelen van mannen en joden uit de huizen door de Duitsers), maar mijn vader wilde niet voor de Duitsers werken. Dus zodra wij een waarschuwing kregen van iemand die verderop woonde, dat er een razzia kwam, ging mijn vader naar de begane grond en moest hij in de kruipruimte onderduiken. Ik was nog zo jong, dat ik dat toen helemaal niet doorhad, maar achteraf gezien is dat natuurlijk erg spannend geweest. Diezelfde kruipruimte zit nu onder mijn kast.
We hadden een Duitse buurvrouw die ook voor Hitler was, maar ze heeft ons nooit verraden. Na de oorlog is ze opgepakt en ik heb haar daarna nooit meer gezien.

Wat zijn uw herinneringen van de tijd na de oorlog?
Wij werden bevrijd door de Britten en de Schotten. Zij hadden eten mee en sigaretten. Mijn eerste Engelse woorden waren ‘cigarettes’ en ‘chewing gum’. Kauwgom vonden wij fantastisch, net als chocolade, dat had ik nog nooit gezien. Er was ineens zo veel te eten.
Ik weet nog goed dat ik voor mijn eerste verjaardag na de oorlog een cadeau kreeg. Tijdens de oorlog kreeg je geen cadeaus, zo was het nou eenmaal. Ik kreeg een houten zeilbootje om mee te spelen. Veel kinderen in de buurt hadden zo’n bootje. De Atlantikwall was volgelopen met water (de mijnen waren opgeruimd), dus we gingen daarheen en speelden met onze bootjes in de gracht.

Archieven: Verhalen

‘ We moesten bedelen bij de rijke mensen op de Laan van Meerdervoort om eten.’

Mevrouw Lanteri heeft een Duitse moeder die in het Nederlands verzet zit tijdens de oorlog. Haar moeder neemt 2 Duitse deserteurs in huis en brengt haar kinderen op de fiets naar de Veluwe, vanwege de hongerwinter.

U heeft een Duitse moeder, hoe ging dat tijdens de oorlog?
Mijn moeder woonde in Duitsland en zat als jong meisje bij het cabaret. Dat werd verboden door Hitler, dus vluchtte mijn moeder naar Nederland toen ze 19 jaar was. Ze trouwde, kreeg 2 kinderen en vanwege de scheiding was ze daarna een alleenstaande moeder. Mijn moeder had haar Duitse accent al vrij snel afgeleerd. Ze werkte bij een dokter op het Binnenhof. Samen deden ze alsof ze voor de Duitsers werkten, terwijl ze eigenlijk in het Nederlands verzet zaten. Ze kregen documenten in handen, waarop adressen stonden. Op die adressen woonden joodse gezinnen, die gedeporteerd zouden worden. Mijn moeder en de dokter, hebben de joodse gezinnen gewaarschuwd en heel veel joden kunnen redden. De verzetsgroep is later verraden, maar gelukkig is mijn moeder aan de Duitsers ontkomen.

Wat heeft u verder voor herinneringen?
Omdat mijn moeder in het verzet zat, heeft ze veel mensen kunnen laten onderduiken. Bij ons thuis waren ook mensen ondergedoken. Vanaf 1943 hebben twee deserteurs (Duitse soldaten die niet meer voor Hitler wilden vechten) jaren binnen gezeten. Ze zaten standaard in een verborgen ruimte. Het weinige eten dat we hadden, moesten we delen met de onderduikers. Het is wel heel bijzonder dat ik en mijn broer altijd onze mond hebben kunnen houden over de onderduikers. Niemand heeft er ooit iets van geweten.

Hoe heeft u de hongerwinter beleefd?
De honger werd steeds erger. Er was steeds minder te eten. Ik weet nog goed dat we moesten bedelen bij de rijke mensen op de Laan van Meerdervoort om eten. Mijn moeder heeft daarom besloten haar kinderen, mijn broer en mij, om de beurt weg te brengen naar de Veluwe, waar de boeren nog wel eten hadden. Ik zat achterop de fiets van mijn moeder, een fiets met houten banden. We fietsten niet alleen, nee, er was een hele stoet mensen op weg om hun kinderen weg te brengen. Het was nog een hele rit. We zijn onderweg zelfs nog beschoten door de Duitsers. Ik kwam terecht bij een boer en boerin in Oldebroek. Er waren niet veel kinderen daar, maar wel heel veel dieren. Ik heb het daar heel erg naar mijn zin gehad. Mijn broer zat bij een ander gezin. Ik heb hem pas na de oorlog weer gezien. We werden bevrijd door de Canadezen. Machtig mooi was dat. We kregen een doosje met lucifers, snoepjes en andere praktische en lekkere dingen. Daarna ging ik terug naar Den Haag op de vrachtwagen met allemaal andere mensen.

Archieven: Verhalen

‘Iemand kwam ons vertellen dat mijn vader was doodgeschoten, maar een week later kwam hij ineens thuis. ’

Annelien is 3 jaar als de oorlog begint. Haar moeder zorgt alleen voor het gezin; haar vader is opgepakt omdat hij in het verzet zit. Dan moet Annelien ook nog weg uit Den Haag omdat er geen eten meer is.

Wat is uw allereerste herinnering aan de oorlog?
We hoorden veel lawaai. Ik ging naar buiten om te kijken en ik zag heel veel vliegtuigen aan komen vliegen vanaf zee. Boven Scheveningen en Den Haag werden er parachutisten gedropt, Duitse soldaten. Dat weekend, op 10 mei 1940, was het Moederdag. Er waren logees bij ons in huis uit Oosterbeek, dat ligt net achter de Grebbelinie. Ze dachten dat hun huis veilig zou zijn, aangezien de Duitsers over het land zouden optrekken. Toen ze thuiskwamen, bleek hun hele huis platgeschoten. Er was niets meer van over. Ik kan me ook nog goed herinneren dat er V2-bommen afgeschoten werden. Na 5 seconden maakten die een draai in de lucht richting Engeland. Als kinderen zaten we te kijken en telden we die seconden af, totdat de bom de draai zou maken. Dat ging ook wel eens mis, we moesten dan wegduiken, omdat de barsten in de ramen sprongen, zodra de bom neerkwam.

Kende u joden of NSB’ers?
Ik wist wel dat een joods gezin in de buurt woonde. Ik kende ze niet, omdat ik niet met die kinderen op school zat. Ik weet nog wel, dat ik tijdens de oorlog langs hun huis liep en een gedekte tafel zag met allerlei ontbijtspullen. Raar, want het was al middag. Ze moesten dus met haast zijn weggegaan. Ik weet niet of ze zijn opgepakt of dat ze zijn ondergedoken, maar ze hebben wel alle vier de oorlog overleefd. Ik kende ook een vrouw die NSB’er was. Zij woonde met haar zoon op de eerste verdieping. Wij hadden een hekel aan die jongen. Hij liep altijd in een zwart uniform, maar we durfden niets te zeggen. In de tijd dat er veel razzia’s waren doken er veel jongens onder in kleine huisjes die in de duinen stonden. Die vrouw had dat gezien vanuit haar raam en heeft die jongens toen verraden.

Hoe heeft uw gezin de oorlog beleefd?
Het was een heftige tijd voor ons gezin in de oorlog. Mijn vader zat in de beginjaren van de oorlog in het verzet. Hij vond de onderdrukking onrechtvaardig. In 1942 werd mijn vader opgepakt en is naar het Oranjehotel gebracht. Mijn moeder was toen nog maar alleen om voor de kinderen te zorgen, dus ze besloot dat er 2 kinderen naar het platteland moesten, omdat daar meer te eten was. Eigenlijk zou mijn broer weggaan, maar omdat hij niet wilde, ben ik met een ander broertje gegaan. Na de oorlog zijn we allebei weer teruggekomen. Toen de oorlog voorbij was, kwam er een man aan de deur die vertelde, dat mijn vader was doodgeschoten in het Oranjehotel. Maar nog geen week later kwam mijn vader ineens thuis. Hij leefde toch nog! Hij heeft er nooit meer over gepraat.

Archieven: Verhalen

‘Schuilen onder je schoolbankje’

Op school leerde meneer Frijlink tijdens de oorlog hoe je moest schuilen onder je schoolbankje als het luchtalarm afging. Dat hielp natuurlijk niet, want een bankje houdt geen bommen tegen.

Wat merkte u van de oorlog?
“Op mijn school, de Wingerdschool, zag ik dat sommige kinderen uit mijn klas ineens niet meer verschenen. Dat waren joodse kinderen. Hoewel de meester steeds een of andere reden verzon voor hun afwezigheid, voelde je wel dat er iets niet klopte. Thuis moesten we onder de trap zitten als er luchtalarm was. Mijn moeder is ook wel eens tijdens een luchtalarm naar buiten gerend. Met een pan boven haar hoofd liep ze zo de straat op en mijn broer en ik, ook met een pan boven ons hoofd, achter haar aan. We renden door het park naar het zandbedrijf en gingen er tussen de zandbergen zitten. Helemaal in paniek wachtten we met anderen op het sein veilig.”

Welke enge momenten herinnert u zich?
“Ik weet nog goed dat in het zwembad altijd twee bewapende Duitse soldaten waren. Vaak hingen er meiden om hen heen die met hen stonden te flirten. Op een dag was ik met vriendjes in het pierenbadje met een bal aan het spelen, toen ik opeens een harde knal hoorde. Eén van die meiden had met het geweer van een soldaat gespeeld en dat was per ongeluk af gegaan. Nog zie ik die man in het water vallen. Ik was zo bang dat ik in mijn zwembroek naar huis rende. Thuis werd mijn moeder boos op me omdat ik mijn kleren en houten slippers nog in het zwembad had laten liggen.”
Hoe was de bevrijding?

“De bevrijding was geweldig. Mijn moeder had net koekjes gemaakt van suikerbiet toen ze op de radio hoorde dat we waren bevrijd. Ze was zo blij dat ze de koekjes uit het raam gooide van blijdschap. Bij ons in de buurt was het groot feest. Iedereen had nog wat te eten en te drinken om het te vieren. Er was zelfs iemand op straat die goocheltrucs deed.”

Archieven: Verhalen

‘Groot feest in de Ritakerk’

Het bombardement op de Ritakerk in Noord kan Annie Onderwater-Van Gogh zich nog goed herinneren. De kerk vol zat vol met feestelijk geklede mensen. En toen vielen de bommen.

Wanneer merkte u iets van de oorlog?
“Op 17 juli 1943 was er een groot feest in de Ritakerk, waar iedereen van mijn school naar toe ging. Ik had een prachtig jurkje aan en voelde me net een bruidje. Ineens hoorden we enorm lawaai en werd het helemaal donker. Overal om ons heen hingen grote stofwolken. De kloosterzuster riep dat we allemaal onder de banken moesten schuilen maar ik zat dichtbij de uitgang en ben snel naar buiten gerend. Naar huis. In onze straat was ook een bom gevallen. In de dakgoot van het huis hing een soldatenlaars. Ons huis stond nog overeind, maar was niet meer bewoonbaar.”

Heeft uw familie het bombardement overleefd?
“Ja, toen ik de hoek omliep, kwam mijn vader net aan. Samen liepen we naar het park, waar we mijn moeder en zusje weer zagen. Zij waren thuis geweest toen de bommen vielen. Mijn zusje zat aan de eettafel en mijn moeder op het toilet. Mijn moeder heeft toen snel mijn zusje bij zich geroepen in de wc. Een geluk, bleek later, want de eettafel lag helemaal onder de glasscherven. Na het bombardement lagen de straten vol met stenen en scherven. Als kinderen bouwden wij onze eigen huisjes met de stenen en speelden samen ‘vadertje en moedertje’.”

Heeft u last gehad van de Hongerwinter?
“Mijn moeder was toen hoogzwanger van mijn broertje en ging twee keer in de week op de fiets naar de boeren om eten voor ons te halen. Sommige kinderen uit de buurt werden bij boeren in de omgeving ondergebracht om aan te sterken. Mijn zusje en ik waren ook uitgekozen maar mijn vader wilde dat ik thuis bleef. Mijn zusje ging wel en woonde tot het einde van de oorlog bij een boer in Opdam.”

 

Archieven: Verhalen

‘Opeens vielen bommen in onze straat.’

Els Burger-Kroese was nog jong toen de bommen vielen op haar huis in de Spechtstraat. Met haar zusje en oma kroop ze onder de tafel om te schuilen.

Wat herinnert u zich van het bombardement op Noord in 1943?
“Het was zomer. Mijn moeder was weg, ze was naar Waterland om eten te halen en dus paste oma op. Opeens vielen bommen in onze straat. Oma, mijn zusje en ik kropen snel onder de tafel. We besloten dat de wc een nog veiligere plek was en sloten ons snel daar op. Er werd op de voordeur gebonsd. We kregen hem niet meer open, hij stond helemaal scheef. De deur werd ingetrapt en opeens stonden er mannen in overalls in ons huis. Het waren de mannen van de scheepswerf die iedereen in de buurt kwamen helpen om hun huis te verlaten. Buiten lag heel de straat in puin. Links en rechts van ons waren huizen ingestort. Ons huis net niet.”

Had u honger in de oorlog?
“Ik heb echt honger geleden tijdens de oorlog. Tegen het einde woog ik nog maar 9 kilo. Mijn moeder had ook een huishoudboekje met tips om zuinig te koken. Soep kon je volgens dat boekje dikker maken met een beetje stijfsel. Na de bevrijding werden voedselpakketten gedropt in weilanden. De burgerwacht moest ze uitdelen, maar sommige mensen gingen ook zelf op zoek. Mijn tante deed dat ook en gaf mij een keer een blik koekjes. Toen we de bevrijding vierden, gebruikten we die blikken als trommels bij de optocht.”

Draagt u veel herinneringen aan de oorlog bij u?
“Lange tijd had ik geen enkele herinnering over de Tweede Wereldoorlog. Pas in 1985, bij de 40-jarige herdenking, kwamen flarden terug. Vanwege die herdenking vlogen oude oorlogsvliegtuigen over Amsterdam-Noord. Bij het horen van dat geluid werd ik zo bang dat ik wegkroop in een hoekje en in mijn broek plaste. Ineens zag ik weer helder voor me hoe ik met oma en mijn zusje in huis zat en de Spechtstraat werd gebombardeerd.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892