‘Als de Duitsers bij de zwemjuffrouw op bezoek waren, keek de kabouter naar links.’


Amy (12), Bastiaan (10) en Kai (12) vertellen het verhaal van Hanneke Gelderblom-Lankhout was 4 jaar toen de oorlog begon
Citroenstraat 57Scheveningen

Hanneke Gelderblom-Lankhout woont aan het begin van de oorlog in de Citroenstraat in Den Haag met haar ouders en broertje. Ze speelt vaak ‘schooltje’ met andere joodse kinderen in de straat. In 1942, op zesjarige leeftijd, moet ze onderduiken. Van alle joodse kinderen uit de Citroenstraat, hebben alleen zij en het meisje dat de juf speelde, de oorlog overleefd.

Waar heeft u ondergedoken gezeten?
Ik heb op 12 verschillende adressen ondergedoken gezeten. Het woord onderduiken was nog niet uitgevonden in de oorlog, dus je ging uit logeren. Op elk adres kreeg ik een andere achternaam: Lankhuizen, Lankhoed, Lankhorst. Iedere keer moest ik dus een andere achternaam leren en ik mocht me nooit vergissen anders zou ik mezelf verraden. Gelukkig bleef mijn voornaam wel gewoon Hanneke. Soms werd het op een onderduikadres te gevaarlijk en gingen de buren kletsen. Tante Zus, een vrouw uit het verzet, bracht me dan naar het volgende adres. Ik weet nog het meeste van mijn laatste onderduikadres, in Eerde. Daar was het verhaal dat ik in Soerabaja was geboren, want ik had zwart haar en mensen die uit Indië kwamen hadden dat ook. Mijn ouders zouden zijn omgekomen bij het bombardement van Rotterdam. Dit was natuurlijk niet zo, maar de mensen geloofden het wel.

Kende u ook mensen die de Duitsers tijdens de oorlog steunden?
Nee, eigenlijk niet. Wel kende ik iemand die deed alsof ze voor de Duitsers was, maar stiekem in het verzet zat. Dat was onze zwemjuffrouw in Eerde. Zij was een Duitse, maar wel een goede Duitse, en ze was getrouwd met de man van de boekwinkel in Veghel. Ze was de enige, naast de mensen bij wie ik woonde, die het échte verhaal van mijn leven kende. Ze had een dubbelrol. In de etalage van de boekwinkel stond een boskabouter. Als de Duitsers bij de zwemjuffrouw op bezoek waren om koffie te drinken en te kletsen, keek de kabouter naar links. En als de kabouter naar rechts keek wisten de mensen van het verzet dat het veilig was om binnen te komen. Ik ging wel eens bij haar langs op weg naar het zwembad. Dan vroeg ik haar bijvoorbeeld wanneer Tante Zus weer eens kwam, bijvoorbeeld om nieuwe kleren te brengen.

Hoe heeft u uw familieleden weer teruggevonden na de bevrijding?
Mijn moeder en jongere broertje hebben ook ondergedoken gezeten, maar we zaten niet bij elkaar. Mijn moeder wist waar mijn broertje zat, dus hij was snel gevonden. Maar het was moeilijker om mij terug te vinden. Gelukkig had mijn moeder een brief van mij ontvangen toen ze op 12 augustus jarig was. In die brief schreef ik over school en vriendinnetjes en onderaan sloot ik af met ‘Houdoe’. Mijn moeder wist dat dit vaak in Noord-Brabant werd gezegd. Ze fietste één voor één de Brabantse dorpen af en vroeg aan de pastoors of er een Hanneke op school zat. Zo heeft ze me teruggevonden. Pas langer na de oorlog hoorden we dat mijn vader niet meer leefde. Hij was niet ondergedoken, maar had via Spanje naar Engeland willen vluchten. Engeland heeft hij niet gehaald, hij is in Frankrijk opgepakt en doodgeschoten. Ik heb daarom alleen hele vage herinneringen aan mijn vader van toen ik heel klein was. Dit is voor mij nog wel het allerergste van de hele oorlog.

Voor de uitzending van Omroep West over dit interview, klik hier

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892