‘Als de oorlog begint, worden we gebombardeerd en gaan we dood.’


Arlette (11), Marijn (11) en Maarten (12) vertellen het verhaal van Janny De Bruijn-Zorn was 10 jaar toen de oorlog begon
Kwartellaan 33Scheveningen

Jannie Zorn woont als tienjarig meisje met haar ouders, twee jongere zusjes en een broertje in de Vogelwijk, als de oorlog begint. Tijdens de eerste oorlogsnacht ligt ze met haar zusje in een groot bed op zolder. Om vier uur ’s ochtends worden ze wakker door het gedreun van vliegtuigen. Met een vriendinnetje had Jannie eerder bedacht; “als de oorlog begint, worden we gebombardeerd en gaan we dood”.

Hoe voelde u zich, toen de oorlog begon?
Ik was vreselijk bang, het was verschrikkelijk. Mijn broertje van zes was helemaal niet bang, maar die begreep er nog niet veel van. Als de bommen vielen, schuilden we onder de trap. We konden de wolken van het bombardement op Rotterdam vanaf ons huis zien. Nederland gaf zich over. Al snel kregen we een Duitse soldaat in huis. Ik vond het doodeng dat hij zijn geweer, met een rits kogels eraan, in de hoek van de gang zette. Ik werd minder bang toen ik hem gewoon met mijn ouders zag praten. Doodsangst heb ik jaren gevoeld, maar in 1943 was ik plots niet bang meer. Alsof ik aan de oorlog gewend was geraakt.

Wat vond u van de Duitsers?
Die soldaat bij ons thuis bleek een aardige vent te zijn, maar al snel liepen er meer Duitsers op straat en zij waren wel echt de vijand. Later in de oorlog verspreidde ik stiekem wat krantjes. Op een avond, ik was thuis, bonsde de Grüne Polizei op de deur. Er was verduisteringsplicht en niemand had elektriciteit. Wij hadden kaarsen aangestoken, maar de Duitsers zagen licht branden en dachten dat we illegaal elektriciteit aftapten. Snel moest ik de losliggende verboden krantjes verstoppen in mijn broek. Ik ben nog nooit zo bang geweest als toen.

Waar heeft u gewoond tijdens de oorlog?
We moesten ons huis aan de Kwartellaan in 1942 verlaten door de aanleg van de Atlantikwall. Ik ging eerst bij m’n tante wonen, zonder mijn ouders. Dat vond ik heel moeilijk. M’n moeder vlocht altijd mijn haar. Dat moest ik nu opeens zelf doen. Ik miste mijn eigen huis en mijn familieleden. Het enige dat ik kon doen was schoolwerk maken. Ik heb nog nooit zulke hoge cijfers gehaald als toen! Korte tijd later vond mijn vader een huis voor het hele gezin aan de Laan van Meerdervoort, hoek Appelstraat. De school was intussen gesloten. Eén keer per maand haalde ik hier taken op om thuis te maken. We hadden weinig te eten en er was weinig warmte. Ook waren er nooit nieuwe kleren, maar ik groeide natuurlijk wel! M’n moeder is nog eens op hongertocht gegaan om eten te halen. Toen ze terugkwam van een helse tocht, kon ik al haar botjes zien. Zo mager was ze.
In maart 1945 werd ik naar een herenboerderij in Dedemsvaart in Overijssel gestuurd. Hier was veel te eten, maar ik moest ook heel hard werken. Boenen, poetsen en melkbussen schoonmaken. Twee weken na mijn aankomst kwamen de Canadezen binnenrijden. De jongens uit het dorp stuurden ons hierop af om sigaretten, chocola  en kauwgum te vragen. De geweldige bevrijdingsfeesten maakten de schooltijd die daarna weer begon buitengewoon saai.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892