‘Als ze dan met elkaar liepen, dan was het klak! klak! klak!’


Amerson (12), Pieter (12) en Shivani (11) vertellen het verhaal van Nel Driesprong‐de Gelder was 6 jaar toen de oorlog begon
Hendrik Zwaardecroonstraat 126


Ze kan zich het begin nog goed herinneren. Op de 4e dag van de oorlog komt haar vader ineens op de fiets de straat inrijden. Hij vecht mee, dus hij is helemaal in uniform, met een helm op en een pistool in zijn hand. Hij mag even naar huis om te kijken of zijn vrouw en kinderen nog in leven zijn. Kort daarna moet hij onderduiken, waardoor Nel het grootste deel van de oorlog alleen met haar moeder en haar zusje woont.

Hoe zag Nederland eruit in die tijd?
Waar nu Mariahoeve is, waren allemaal weilanden. Het heet Mariahoeve omdat er een boerderij stond die zo heette. Verder stond er toen ook een school. De straten waren leeg, daar kon je altijd lekker buiten spelen en voetballen. Dat kon allemaal, want er waren haast geen auto’s. Dan belden kinderen uit de buurt aan en dan zeiden ze: “Mevrouw, komt Nel naar buiten? We willen graag voetballen.” Ik was altijd graag keeper. Er waren van die putten waar het regenwater in gaat en die hele breedte was het doel dat ik moest verdedigen. Dus we konden lekker met elkaar voetballen midden op straat.

Waren er ook leuke dingen in de oorlog?
Ja, natuurlijk waren er ook leuke dingen. Aan het eind van de oorlog hadden we geen kolen om de kachel te stoken en we hadden geen gasfornuis om eten te koken. Maar mijn moeder had een groot groenteblik om kooltjes in te doen en dat was dan de kachel. Die kooltjes haalden we op de Juliana van Stolberglaan, waar de tram nu rijdt. Daar was een middenpad met schelpjes en teer. Dan ging ik met een groepje kinderen brokjes teer uit dat middenpad jatten. Dat was leuk, want dan mocht ik lekker in die grond hakken met een scherpe hamer. Dat mocht natuurlijk niet, dus als de politie kwam dan was het rennen!! Maar we hadden het dan toch al te pakken, dat was heel spannend. Mijn moeder was blij als ze weer wat om te branden had. Die brokjes legde ze in dat kleine kacheltje en stak ze aan. Dat stonk verschrikkelijk naar de teer. Dat was vies, maar het brandde wel en het gaf ook warmte. Mijn moeder kon er een klein pannetje opzetten. Als we dan wat te eten hadden, suikerbieten bijvoorbeeld, dan kon ze dat koken.

Liepen er veel soldaten op straat?
Soms wel. De soldaten hadden van die leren zolen en daar zaten van die spijkertjes onder. Als ze dan met elkaar liepen, dan was het klak, klak, klak en dan hoorde je ze heel hard stampen. Die spijkerplaatjes gingen het slijten van de zool tegen. Dat gaf op straat een heel kletsend geluid. Dan wisten wij: “Oh, daar komen die Duitsers aan, hoor maar!” En als ze het naar hun zin hadden, gingen ze er ook bij zingen. Dan konden ze goed in de maat lopen. We waren niet bang voor ze hoor, dat hoorde gewoon bij de bezetting.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892