‘Gebakken tulpenbollen en gekookte suikerbieten maakte mijn moeder. ’


Susanna (11), Oscar (12), Elise-Lo (11) vertellen het verhaal van Anneke Gelderman was 3 jaar toen de oorlog begon
Klimopstraat 97Scheveningen

Anneke Gelderman is drie jaar als de oorlog begint. Ze heeft geen nare herinneringen aan de oorlog, omdat haar ouders nooit hebben laten merken dat het akelig en spannend was. Wel weet ze nog veel van de hongerwinter. De laatste drie maanden van de oorlog woont ze in Aalsmeer, omdat er in Den Haag geen eten meer is. Anneke heeft voor de kinderen die komen interviewen een recept voorbereid, dat ze heeft gevonden in haar moeders dagboek: havermout met gefruite uitjes en augurkjes. De kinderen hebben nog nooit zoiets gegeten, maar voor Anneke proeft het precies zoals toen.

Was u bang tijdens de oorlog?
Ik herinner me nog goed, dat ik met een vriendinnetje aan het spelen was en ik hoorde een raar geluid. Ik keek naar buiten en daar zag ik een raket overvliegen, net een lange sigaar eigenlijk. Hij draaide heel hard en er vlogen allemaal vonken vanaf. Hij hoorde helemaal niet die kant op te gaan, hij moest de andere kant op, de zee over. En ik riep naar mijn moeder ‘oh mamma kom eens kijken, want die doet zo raar!’ Mijn moeder keek naar buiten en zei ‘gaan jullie maar onder de tafel verder spelen’. Ze had door dat het fout ging en onder de grote eiken houten tafel waren we nog een beetje veilig.

Leed u veel honger?
Ja, maar dat weet je niet als kind. Wat ik weet is dat ik ’s ochtends één boterham kreeg die mijn moeder in kleine blokjes sneed en daar deed ik gewoon de hele ochtend mee. Telkens een heel klein hapje terwijl ik lekker op de bank zat te lezen. En gebakken tulpenbollen maakte mijn moeder. Ze had suikerbieten. Die werden geraspt en gekookt en dan kwam er een soort bruinige stroop uit, die ik eigenlijk helemaal niet lekker vond. Ze deed net alsof de pulp die overbleef rijst was. Er ging een gefruit uitje doorheen, wat peper en dan maakte ze er een soort nasi van.
De laatste maanden van de oorlog was ik in Aalsmeer omdat ze daar wel eten hadden. We kregen stropievet en biest. Het was heel vettig, ik werd er eigenlijk een beetje misselijk van.

Wat vonden uw ouders van de Duitsers?
Mijn moeder was een keer verschrikkelijk boos op mij. Ik ging met haar op de fiets naar het Westland om te kijken of we iets konden kopen van eiertjes of melk bij de boer. De tramrails lagen toen niet in de straat, zoals nu, maar een heel stuk erboven. Ik was een klein meisje van een jaar of zeven en ik moest mijn fiets over die tramrails heen zien te tillen. Dat kon ik niet, dat was moeilijk voor me. Toen kwam een Duitse soldaat aan en hij hielp mij met mijn fiets. Mijn moeder was toen heel boos dat ik dat goed had gevonden. ‘Dat moet je niet goed vinden, dat een Duitser jou helpt. Moet je niet doen, moet je niet doen’. Ze wou niets met Duitsers te maken hebben. Dat vond ik vreemd. Het was gewoon een jonge jongen die me even wilde helpen. Ik vond hem wel aardig.

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892