Archieven: Verhalen

‘Je hebt overal in de wereld goede mensen’

Wanneer Katie, Chelsea en Nanna van basisschool Strijp Dorp aan komen fietsen, staat de vrolijke Frances Burengeti op het punt om naar school te gaan. Hij dacht dat het interview daar plaats zou vinden. Maar evengoed worden de kinderen hartelijk in zijn huis ontvangen. Ook tijdens het interview blijft de 53-jarige meneer Burengeti vrolijk. Ondanks alles wat hij heeft meegemaakt, voor en tijdens zijn vlucht uit Burundi op 29 jarige leeftijd, staat hij positief in het leven.

Hoe was het vroeger in Burundi toen u nog klein was?
‘Toen was het heel normaal, net als in Nederland. Ik woonde bij papa en mama, mijn zusje, maar ook met andere familie, zoals mijn oom en tante. Wij aten altijd met de familie, samen van één groot bord. Dat was supergezellig. Wij zijn opgegroeid met respect voor ouderen, dat is heel belangrijk voor ons. Als iemand in de bus komt die iets ouder is, dan zijn wij gewend om meteen op te staan. Dat zie ik hier in Nederland veel minder. We hadden thuis geen spelletjes, we hadden een kleine voetbal waar we mee speelden en de meisjes speelden met een touwtje.’

Had u vroeger huisdieren, toen u in Burundi woonde?
‘Ik woonde in een grote stad, niet in een dorp. Mensen zijn wel gewend in Burundi om dieren te hebben thuis. Wij houden vooral van geiten. In ons huis hadden we een apart kamertje voor de geit. In de dorpen hebben mensen ook vaak koeien en kippen. Maar als je in de stad woont is een koe te groot voor zo’n klein kamertje.’

In de huiskamer staat een schattig konijntje in een kooi. ‘Dat soort huisdieren hebben we in Burundi niet’, vertelt hij lachend, ‘die eten we dan op.’

Hoe was de vlucht van Burundi naar Congo?
‘Ik ben gewoon gaan lopen, het was niet zo ver, ongeveer 30 tot 40 kilometer.’ De kinderen reageren verbaasd, zo ver te voet? ‘Dat is niet zo ver hoor, als je leven in gevaar is ga je gewoon verder, het maakt dan niet uit hoeveel kilometer het is. Net als nu met de oorlog in Gaza, daar zijn zelfs mensen die honderden kilometers hebben gelopen. Ik vind het heel moeilijk om nu naar het nieuws over deze oorlog te kijken. Ik moet dan weer denken aan vroeger. Daarom staat de tv nu bijna nooit aan.’

‘In Burundi was een burgeroorlog, onze president was vermoord. Er was ruzie in ons land tussen twee stammen, de hutu’s en de tutsi’s. Met hele grote groep van mensen vluchtte ik naar buurland Congo. Daar werden we opgevangen in een dorpje in een kerk. In het begin sliepen we in de kerk. Later heeft een vluchtelingenorganisatie een kamp gebouwd, toen sliepen we in tenten. Ik heb ongeveer twee jaar in Congo gewoond. Maar toen was het daar ook niet meer veilig, de oorlog kwam ook naar Congo.’

Ik heb begrepen dat u alleen bent gevlucht?
‘Ja, bijna al mijn familie is omgekomen in de oorlog. Maar ik heb hulp gekregen om van Congo naar Tanzania te vluchten. En daarna van Tanzania naar Nederland. Je hebt overal in de wereld goede mensen. Ook God heeft mij geholpen. Ik ben van Tanzania naar Nederland gekomen met het vliegtuig. In mijn land ben ik ook opgegroeid met de Franse taal. Je hebt alleen geen keuze als je op de vlucht bent, dus ik kon niet kiezen om bijvoorbeeld naar Frankrijk of België te gaan. Ik heb hier geen spijt van. Het is God die heeft bepaald dat ik hier terechtkwam. Ik was alles kwijt, ik wilde groeien en veilig zijn.’

In hoeveel verschillende vluchtelingenkampen heeft u gewoond?
‘Ik was eerst twee dagen op Schiphol, daar word je geïdentificeerd en dan stellen ze je allemaal vragen, en toen ben ik naar Haarlem gestuurd. ik heb daar drie maanden gewoond, daar waren heel veel mensen, uit allemaal verschillende landen. Ik voelde me er wel thuis. Daarna heb ik nog in een vluchtelingenkamp in Zuid-Limburg, Utrecht en Amersfoort gewoond.

Ik voelde me hier nooit eenzaam, ondanks dat ik geen familie meer had. Er waren heel veel mensen, ik deelde een kamer met vijf anderen. Iedereen heeft zijn eigen verhaal, iedereen probeert een nieuw leven op te bouwen. Op een gegeven moment moesten mensen het kamp verlaten en gingen ze alleen in een eigen woning wonen, maar de meesten wilden dit niet. Dan woonden ze ineens helemaal alleen in een huis. Ze wilden bij de andere mensen blijven, dan vergeet je je oude leven.

De eerste tijd was het heel moeilijk om te slapen, ik zag dan elke keer alles weer voor me wat ik had meegemaakt. Daarom waren we soms heel de nacht aan het kletsen, zodat je niet aan die verschrikkelijke dingen hoefde te denken. Ik kan daar nooit over praten met mijn kinderen, ik wil niet dat ze dit ooit meemaken. Soms vragen mijn kinderen: waar zijn oma en opa? Dat maakt me dan heel verdrietig. Ik heb ook geen foto’s meer van mijn ouders. Mijn zus leeft nog wel, zij is later ook naar Nederland gekomen en woont nu in Nijmegen. Ooit hoop ik terug te kunnen gaan als het weer veilig is, met mijn vrouw en kinderen. Burundi blijft mijn land, in mijn hart en bloed, maar in Nederland ben ik veilig.’

Kunt u zich nog een mooi moment herinneren uit die begintijd?
‘Ik had nog nooit gefietst toen ik naar Nederland kwam. Toen ik in Haarlem woonde was het zomer en mijn kamergenoten gingen met de fiets naar het strand. Ze kwamen elke dag vrolijk en met de mooiste verhalen terug. Ze hadden lekker gezwommen en friet gegeten. Ik werd verdrietig dat ik niet meekon en dat ik daar alleen achterbleef. Toen heb ik voor 20 gulden een fiets gekocht en ben heel de nacht alleen gaan oefenen. Ik viel steeds, maar ik gaf niet op. Na drie dagen lukte het redelijk om te fietsen. Mijn kamergenoten gingen weer naar het strand en nu kon ik mee. Het remmen ging nog moeilijk, maar ik ben veilig aangekomen. Het strand was prachtig, met heel veel mensen, ik denk dat alle mensen uit Amsterdam wel op het strand lagen. En het was de eerste keer dat ik dames in badkleding zag. In mijn land had ik nooit een vrouw in badkleding gezien, dat was ook heel bijzonder om mee te maken, die eerste keer daar op het strand was ongelofelijk!’

Archieven: Verhalen

‘Het was moeilijk om alles achter te laten in Marokko’

Rochane, RJ en Ricardo ontvangen Zahra Boureddaya op hun school, basisschool Strijp Dorp. Mevrouw Boureddaya is in 1953 in Taza, een stadje in Marokko, geboren. Op 44-jarige leeftijd kwam ze naar Nederland door haar huwelijk met een Marokkaanse man, die al in Nederland woonde.

 

Was Nederlands een moeilijke taal om te leren?
‘Ik vind de Nederlandse taal heel moeilijk. Ik heb wel spijt dat ik te weinig tijd heb besteed aan het leren van Nederlands toen ik pas in Nederland was. Ik had te weinig tijd want ik moest ook werken. Nu is het te laat. De taal is moeilijk, maar Nederland is wel een goed en een mooi land. Ik heb in Marokko leren lezen en schrijven. Ik heb alleen basisschool. Doen jullie goed je best op school? Goed opletten op school en je diploma halen, want je blijft niet altijd klein!’

Welk Marokkaans eten vindt u lekker en welk Nederlands gerecht?
‘Mijn lievelingseten is couscous en gebakken aardappelen. Ik maak het ook graag klaar: couscous, macaroni, spaghetti, pizza… Ik kan hier alles eten en koken wat ik in Marokko ook klaarmaakte, omdat ik ingrediënten kan kopen in de Turkse winkel of supermarkt. In Marokko was geen boerenkool, geen andijvie en ook geen friet of taco’s. Van het Nederlandse eten vind ik erwtensoep heel lekker, maar ook boerenkool.

Ik eet halal: kip, vlees, alles moet halal zijn. Ik doe ook mee aan de ramadan nu het nog kan. Als je heel oud wordt, hoeft dat niet meer. Het is een beetje moeilijk, maar wel fijn. Je mag dan dertig dagen niet eten en drinken, alleen als het donker is. Dan eet je bijvoorbeeld soep, koffie, thee, eieren en dadels. Ik heb nu een moestuin, waar ik van alles verbouw. Fruit en allerlei soorten groente, zoals aardappelen, paprika, sperziebonen, tuinbonen, radijs, prei, knoflook en uien. En al die groente en al dat fruit verwerk ik in mijn gerechten. Vanaf april kun je komen kijken in mijn moestuin.’

Hoe was het toen u naar Nederland kwam?
‘Mijn man was al eerder in Nederland gekomen met zijn ouders en toen hij een keer op vakantie was in Marokko, heb ik hem leren kennen. Toen we trouwden, ben ik ook naar Nederland gegaan. Het was moeilijk om alles achter te laten in Marokko en het meeste miste ik de kinderen van mijn oom. Zijn vrouw was overleden toen hun kinderen nog heel klein waren. Ik heb die kinderen verzorgd en opgevoed, dus je begrijpt dat het voor mij moeilijk was om hen achter te laten. Ik ga regelmatig terug naar mijn familie in Marokko, maar het blijft altijd moeilijk om na een vakantie afscheid te nemen van elkaar. Ja, heel moeilijk, ik huilen, zij huilen…

Maar ik zou niet meer willen wonen in Marokko. Ik heb een Nederlands paspoort. Mijn gezin is hier en ik heb het hier goed, er zijn bijvoorbeeld goede medische voorzieningen. Ik blijf hier tot de dood.’

Archieven: Verhalen

‘Ik ging naar de universiteit in Tunesië en behaalde twee masters’

Door de sneeuw gaan de vier leerlingen van basisschool Strijp Dorp op weg naar het huis van Zakia Hasni. Ze woont in ‘Philipsdorp’. Mevrouw Hasni ontvangt Dante, Kelsey, Akshadha, en Ninjin heel hartelijk. Ze krijgen drinken en ze zet intussen allerlei lekkers op tafel. Mevrouw Hasni is in 1952 in Syriënne in Tunesië geboren. Ze vertelt veel over discriminatie en racisme en het belang van een goede opleiding.

Hoe kwam u in Nederland terecht?
‘Ik kon goed leren en kreeg op mijn zestiende, na het behalen van mijn vwo-diploma, een beurs aangeboden om in Frankrijk te gaan studeren. Dat wilde ik erg graag maar mijn vader vond mij te jong. Dus ging ik naar de universiteit in Tunesië en behaalde twee masters, wiskunde/scheikunde/natuurkunde en economie.

Ik wilde graag naar Nederland toen ik afgestudeerd was want ik had gehoord dat het een land was met veel vrijheid. De ambassade gaf me meteen een visum. Ik was hoog opgeleid en dan ben je overal welkom. Ik reisde naar Venlo omdat ik daar een vriendin kende. Zo snel mogelijk wilde ik de Nederlandse taal leren. Engels, Frans en Arabisch sprak ik al maar geen Nederlands. Als je de taal niet kent dan ken je de mensen niet. In drie maanden leerde ik Nederlands

Ik kreeg direct werk bij een groot internationaal bedrijf. Ze wilden mij graag hebben als tolk omdat het bedrijf met Arabische landen samenwerkte. Ik heb bij veel grote bedrijven gewerkt. Daar werkte ik vaak in een mannenwereld. Soms vonden mannen het moeilijk dat ik daar als vrouw werkte maar ik liet me niet wegjagen. Ik liet me als vrouw niet discrimineren. Ik ben niet bang en ga altijd het gesprek aan, ook als ik gediscrimineerd word.

Ik verdiende meer dan mijn man. Ik had een topbaan. Toen mijn man overleed moest ik een moeilijke beslissing nemen: kiezen tussen mijn carrière en mijn drie kinderen. Ik wilde dat die goed terechtkwamen. Ik zag dat mijn middelste dochter een beetje begon te ontsporen. Toen ben ik gestopt met fulltime buitenshuis werken en ben freelance aan huis gaan werken. Ik stond er alleen voor met drie kinderen. Kinderen hebben veel sturing en begeleiding nodig in de pubertijd en vanaf dat moment werkte ik thuis als tolk/vertaler. Ik heb er geen spijt van dat ik die keuze gemaakt heb. Misschien waren mijn kinderen als ik voor mijn carrière had gekozen, op straat terechtgekomen.’

Hoe leerde u zo snel Nederlands?
‘Ik wilde het heel graag. Als je een land wil leren kennen, dan moet je de taal leren. Als je iets wil dan kan je het. Je hoeft niet heel slim te zijn. Maar als je ècht wil dan kan je alles bereiken. Dat geldt voor jullie ook! Jullie kunnen nog meer bereiken dan ik. Je moet in jezelf geloven. Als je niet in jezelf gelooft bereik je niks. Onthoud dat goed. Als iemand tegen jou zegt: ‘ je kan het niet’ dan moet je zeggen: ‘ik kan het wel’.’

Wat mist u van Tunesië?
‘De warmte en het samenleven. In Tunesië was er veel meer verbinding met elkaar in de buurt, de mensen leefden meer samen. Je hebt bijvoorbeeld geen toestemming nodig om bij mensen op bezoek te gaan zoals hier in Nederland. Je bent er altijd welkom en kan altijd binnenlopen en mee-eten. In Nederland zijn mensen een beetje op zichzelf. In Tunesië kijkt niemand op straat naar waar je vandaan komt. Je bent daar welkom waar je ook vandaan komt.’

Wat zijn de voor- en nadelen van Nederland?
‘Elk land heeft voor- en nadelen. Ik vind Nederland een goed land. Door de tijd is Nederland wel achteruitgegaan. Er is minder begrip voor elkaar en meer discriminatie en racisme. Dat komt ook doordat mensen de geschiedenis niet kennen. Als je de geschiedenis kent kun je elkaar beter begrijpen en elkaar leren kennen en dan gaat het goed.’

Hoe gaat u met discriminatie om?
‘Toen ik hier kwam waren er bijna geen buitenlandse mensen. Het was heel anders. Ik had hoge diploma’s, en werd snel geaccepteerd. En ik ben een vechter: ik leg me niet bij alles zomaar neer, maar vraag uitleg. Maar als je hoog opgeleid bent word je niet gediscrimineerd.’

Archieven: Verhalen

‘Ik ben hier nu al 43 jaar en ik ben hier heel gelukkig’

Fedde, Jane, Bo en Kaatje hebben zelf alle vragen voorbereid en fietsen naar Hoa Nyugen, een hele vriendelijke vrouw uit Vietnam, die de kinderen al kennen van de loempiakraam en achter de kassa bij de Albert Heijn. Mevrouw Nyugen (71) ontvangt de leerlingen van de Bosschool in Bergen hartelijk en op tafel staan sap en chipjes voor ze klaar. In 1978 kwam ze naar Nederland.

Heeft u fijne herinneringen aan Vietnam?
‘Vietnam is een beetje zoals Italië, heel mooi groen met veel bergen. Het is er altijd zomer en heel warm. Ik herinner me dat ik rijst raapte en groente plukte, dat was heel fijn om te doen.’

Hoe was het in Vietnam toen u vertrok?
‘In Vietnam was er oorlog tussen het Noorden en Zuiden. Het Noorden was communistisch en werd geholpen door Rusland en het zuiden was democratisch en werd geholpen door Amerika. Ik woonde in een dorpje en wij kregen heel vaak bommen op ons huis. We groeven een kuil onder de grond en maakten een muur van dikke klei om ons te beschermen tegen de bombardementen. Als er een vliegtuig overkwam, vluchtten we snel naar deze schuilkelder. Maar op een gegeven moment was alles helemaal kapot. Het allerbangste was ik voor de bombardementen. Ik leefde dertien jaar in oorlog.’

Hoe bent u gevlucht uit Vietnam?
‘Mijn man en ik zijn met een vissersboot gevlucht. Mijn moeder had dat stiekem geregeld. Dat was gevaarlijk want als ze erachter kwamen dat je wilde vluchten werd je in de gevangenis gegooid. Die reis op de vissersboot met dertig mensen was heel eng en duurde drie dagen. Omdat er veel piraten waren hadden we gouden sieraden in onze kleding genaaid en diamanten in onze tanden gestopt. Maar de piraten waren dat wel gewend. Toen ze onze boot overvielen wisten ze dat we kostbaarheden bij ons hadden en waar ze moesten zoeken. Ze vonden alles.

Heel veel mensen vluchtten in die tijd en heel veel kwamen niet aan maar verdronken. De vissersboot bracht ons van Vietnam naar Maleisië en we werden opgevangen op de Puloabidom eilanden. Daar kwamen heel veel boten aan. Op deze eilanden waren mannen van de Verenigde Naties om vluchtelingen op te vangen en die hebben ervoor gezorgd dat we naar Nederland konden. Ik wist niets van Nederland, had geen idee, maar wilde zo snel mogelijk veilig zijn.’

Hoe vond u het om aan te komen in Nederland?
‘We kwamen met het vliegtuig aan op Schiphol en werden naar een asielzoekerscentrum gebracht in Noordwijk waar veel bootvluchtelingen verbleven. Daar hebben ze voor ons een huis in Bergen geregeld. Het was best moeilijk in het begin omdat alles anders was: de taal, het klimaat, de cultuur, het eten. Maar de mensen waren heel aardig en vriendelijk. Toen ik de taal nog niet sprak was het moeilijk om een baan te vinden en werd ik door de Ruïnekerk opgevangen. Zij zorgden ervoor dat ik bij iemand in huis mocht helpen om iets te verdienen.’

Wat zijn de grootste verschillen tussen Vietnam en Nederland?
‘In Vietnam zorgen wij meer voor elkaar. Dat is hier heel anders. Ik denk dat dat komt omdat iedereen het heel goed heeft hier en je niet hoeft te zorgen. Maar bij ons in Vietnam heeft iedereen elkaar nodig. Dat vind ik iets goeds. Ook hebben wij andere tradities. Wij vieren bijvoorbeeld drie dagen Oud en Nieuw: dat heet bij ons ‘Tet’. Iedereen draagt dan mooie kleren en dat is echt prachtig. Maar ik ben hier nu al 43 jaar en ik ben hier heel gelukkig, heb vrienden, werk, kinderen en kleinkinderen. Ik ben inmiddels langer in Nederland dan dat ik in Vietnam woonde, ik voel me Nederlandse.’

Archieven: Verhalen

‘Bij aankomst voelde ik me veilig en heel erg opgelucht’

Loren, Friso en Roos fietsen naar Fatima Adan (49) die opgroeide in Somalië. Het adres moeten de leerlingen van de Bosschool in Bergen even zoeken, maar als ze er zijn worden ze warm ontvangen door mevrouw Adan, die er prachtig uitziet. Ze heeft koekjes en chips op tafel staan en de kinderen installeren zich op de bank. Haar kleindochtertje uit Eindhoven is er ook bij. Mevrouw Adan vertelt graag. In 2010 kwam ze naar Nederland.

Hoe was het in Somalië?
‘Somalië is een land in Oost-Afrika. Het is er heel warm, wel 40 graden. Er zijn bergen en er is een hele mooie lichtblauwe zee. Ik was een tweeling en groeide samen met mijn zusje op bij mijn oma. Mijn zusje overleed toen ze 18 jaar was. Mijn moeder was boodschappen doen met mijn oom met de auto en de wegen zijn in Somalië niet zo goed. Ze kregen een auto-ongeluk en ze waren beiden dood. Ik was met mijn zusje buiten toen iemand kwam aanrennen en zei: jullie moeder is overleden. Mijn zusje kreeg van schrik een hartaanval en overleed voor mijn ogen. Ik dacht eerst nog dat ze een grapje maakte. Dit was echt heel heftig en heel verdrietig. Mijn moeder, mijn zusje en mijn oom zijn tegelijk begraven.’

Waarom bent u naar Nederland gekomen?
‘In Somalië was het oorlog. Dat was heel erg. Het was een oorlog tussen stammen; de rijke mensen wilden een president en de arme mensen wilden dat ook dus werd het ruzie. De soldaten kwamen mensen doodmaken zonder reden, iedere dag weer, heel eng. Je kon niemand meer vertrouwen. Het is nu al 33 jaar oorlog.’

Hoe bent u naar Nederland gekomen?
‘Omdat ik een vrouw was, kon ik vluchten. Voor mannen was dat niet toegestaan, die konden niet zomaar vertrekken. Mijn man bleef dus in Somalië. Ik was zwanger, Ik nam de auto en reed naar Kenia. Daar heb ik een man heel veel geld betaald, wel 3000 dollar, en hij beloofde een paspoort voor me te regelen en een vliegticket naar Nederland. Ik wist niets van Nederland, maar het enige wat ik wilde was veilig zijn. Ik had ook geen idee of ik deze man kon vertrouwen, maar ik had geen keuze.

Mijn man was daarna 11 jaar vermist. Niemand wist waar hij was. Later is hij gevonden via het Rode Kruis, maar toen was hij heel ziek en bijna blind. Hij is dit jaar overleden.’

Hoe was het in Nederland voor u?
‘Ik voelde me veilig en heel erg opgelucht. Heel vrij. Ik was zo blij, geen doden meer en geen geweerschoten. Ik kwam terecht in Ter Apel in een asielzoekerscentrum. Het was toen rustig in het kamp, heel anders dan nu. Ik herinner me dat het heel koud was, zo koud! Nederlands leren vond ik heel moeilijk. Wij spreken een hele andere taal en hebben ook een ander alfabet. Ik ben het Nederlands nog steeds aan het leren.’

Heeft u wel eens te maken gehad met discriminatie?
‘Dat was heel erg de eerste jaren. Ik woonde aan de Oude Bergerweg met mijn kinderen en was ook nog zwanger. Maar ik was de enige buitenlandse in de straat. Mijn buren zeiden dat mijn kinderen schreeuwden en problemen hadden en dat we alles vies maakten. Ze schreven met zwart op de muur: ga terug naar je eigen land. En ze maakten een vuur voor mijn tuin. Dat was heel heftig en deed heel veel pijn. De politie en de burgemeester zijn gekomen en toen hebben we met zijn allen gepraat hoe we dit konden oplossen. Door met elkaar te praten leer je elkaar begrijpen en dingen anders zien. Dat hielp en nu gaat het goed.’

Archieven: Verhalen

‘Kinderen vonden mij vreemd en staarden mij aan’

Op de fiets gaan Kess, Gigi en Lena naar Tze Wah Lam (53), eigenaar van het Chinese restaurant De Oude Prins in Bergen. De leerlingen van de Bosschool in Bergen vinden het heel spannend om hem te interviewen. Wanneer ze aankomen bij de Oude Prins, worden ze warm ontvangen. Ze gaan in een hoek bij het raam zitten, iedereen krijgt wat te drinken en dan vragen de interviewers honderduit. Tze Wah Lam kwam in 1979 naar Nederland.

Kunt u iets vertellen over uw achtergrond?
‘Mijn naam is Tze Wah, dat betekent zoon van het volk. Tot mijn negende ben ik opgegroeid in Hongkong, dat heel westers is. Daarom was ik al een beetje gewend aan de westerse cultuur toen ik in Nederland aankwam. In Hongkong woonden we aan de rand van de stad en keken we uit over de bossen, bergen en het open water. Dat gaf een heel vrij gevoel.’

Waarom wilden uw ouders naar Nederland?
‘Hongkong was een Engelse kolonie, de Engelsen waren er de baas. Wij als Chinezen moesten altijd naar de Engelsen luisteren. Mijn vader was bij de politie en moest doen wat de Engelsen hem vroegen. Maar mijn vader wilde eigenlijk geen dingen meer doen die niet leuk waren. Dat is de reden dat we naar Nederland kwamen, om meer vrijheid te hebben.’

Is er een groot verschil tussen Nederland en Hongkong?
‘Alles is wat trager hier in Nederland en in Hongkong hebben mensen meer contact met elkaar, het is socialer. De Chinezen hebben een andere jaartelling dan jullie. Oud en Nieuw valt bij ons op 10 februari en dat vieren we met grote draken en de leeuwendans om de boze geesten te verjagen. Ik liep ook wel eens mee in de gouden draak of met de leeuwendans, waarbij je beweegt op trommels. Maar in Hongkong vierden we ook de westerse feestdagen, zoals Kerstmis en Pasen, omdat de stad heel westers was door de Engelsen die daar de baas waren. En jullie hebben een horoscoop met dieren die symbool staan voor iedere maand en wij voor iedere twaalf jaar. Dus ieder jaar wordt bij ons gesymboliseerd door een dier.

Hoe vond u het destijds als jongen van 9 om te vertrekken?
‘Ik had geen keus, maar wilde liever in Hong Kong blijven. Ik voelde me verdrietig en miste mijn vriendjes en familie, maar het was ook heel spannend. In Nederland kwam ik in een andere wereld. We gingen in Bergen wonen en ik kwam terecht in een klas van de Reenenschool. Dat was in het begin moeilijk omdat ik geen Nederlands sprak. Kinderen vonden mij vreemd en staarden mij aan; dat was niet leuk. Soms lachten de kinderen me uit omdat ik er anders uit zag en de taal niet sprak. Dan gingen we of vechten en hadden we af en toe een blauw oog, of ik negeerde het, of we gingen praten met de leraar. Het Nederlands heeft ook een heel ander alfabet. In het Chinees hebben we tekens en karakters die staan voor zinsdelen, dat is echt heel anders.’

Archieven: Verhalen

‘Gelukkig vielen de meeste bommen in de zee’

Wat een lief ontvangst… Keet, Fien, Louise en Jabe gaan langs bij Josephine Guillaud Struycken, ook wel Sien genoemd, een ontzettend lieve 91-jarige vrouw. Nadat de leerlingen van de Bosschool uit Bergen haar een bosje bloemen hebben gegeven, barsten ze meteen los met hun vragen.

Waarom vertrokken jullie naar Egypte?
‘In 1938 ben ik met mijn ouders ‘vertrokken’ vanuit Den Haag naar Egypte. Mijn vader voelde de dreiging van de Tweede Wereldoorlog. Het was best leuk om naar Egypte te gaan. We gingen met de auto en de boot, wat vast heel lang heeft geduurd, en ik had nieuwe winterschoenen gekregen waar ik heel trots op was. In Egypte hebben we een huis gevonden en we hebben daar in de oorlog gewoond.’

Hoe was het leven in Egypte?
‘We hadden een grote tuin met vruchtenbomen en we woonden in een villa. Thuis spraken we Nederlands, Frans op school en Arabisch met de bedienden en op straat. We aten Frans of Europees. Aardappels, vlees en groenten. Arabisch eten is anders, met platte broden en falafel. We hadden een kok en bedienden in huis, dat hadden alle Europeanen daar. De kok kocht het eten op de markt. Vlakbij Alexandrië ging ik samen met mijn twee broers naar een Franse nonnenschool. We zaten allemaal in een andere rij, van klein naar groot. We spraken geen woord Frans en dan word je op zo n school gezet… We waren onuitstaanbaar. Als er een non langs me liep, stak ik vaak mijn voet uit zodat ze struikelde. Dan was ze wel boos. En de nonnen begrepen niets van ons Nederlands dus we konden zeggen tegen elkaar wat we wilden, zoals: wat zijn ze weer vervelend vandaag he?’

Hoe verliep de oorlog voor u?
‘De Duitse militairen waren via Marokko en Tunesië richting Egypte gekomen. Er waren veel Engelsen in onze buurt. De Duitsers hadden het op hen gemunt hadden en bombardeerden ze, en de Italianen hielpen de Duitsers mee. Mijn vader ging vaak met ambulances naar het front om gewonden op te halen en naar het ziekenhuis te brengen in Alexandrië. Gelukkig vielen de meeste bommen in de zee. De volwassenen waren erg bang, maar eigenlijk was ik als kind nooit bang en vond ik het wel leuk en spannend.’

Waar bent u na Egypte naartoe verhuisd?
‘Mijn vader werd rechter in Parijs dus we zijn naar Frankrijk verhuisd. En ik kon al Frans omdat ik op een Franse school zat met een hoop nationaliteiten. Mijn man heb ik leren kennen in Parijs. Maar Frankrijk was niet zo leuk. Het is een mooi land, maar de Fransen zijn wel heel Frans en niet zo open. Daar had ik moeite mee.’

Was het moeilijk om vrienden te maken als je zo vaak verhuist?
‘Nee, het is juist interessant, dan zie je weer andere mensen, andere gewoontes, je leert een andere taal. Verhuizen is altijd nieuw en leuk.’

Waarom bent u naar Vietnam gegaan?
‘We gingen naar Vietnam omdat mijn man daar een baan kreeg. Ik heb daar acht jaar gewoond. Het leven was er goed. Hele aardige mensen en altijd warm (een beetje te warm). Ook heel lekker eten. Er was ook oorlog in Vietnam; zo’n oorlog is verschrikkelijk, maar ik voelde me niet onveilig. De oorlog was meer in het binnenland en niet waar wij woonden. Ik heb tijdens de oorlog lesgegeven aan vrouwen die graag Frans wilden leren. Maar dat bleek best moeilijk.’

Hoe was het om na 75 jaar weer in Nederland te wonen?
‘Het is hier heerlijk rustig. Ik voel me ook veel meer op mijn gemak hier. Als Nederlandse voelde ik me niet thuis in Egypte, Afrika en Vietnam. Je bent en blijft altijd een vreemde omdat je er eigenlijk niet hoort.’

Heeft u nog advies nu u zo veel van de wereld heeft gezien?
‘Als je iets van de wereld kunt zien en de kans hebt, moet je die kans grijpen. Door reizen leer je heel veel: hoe de mensen leven en eten… Het heeft mijn leven zeker verrijkt.’

Archieven: Verhalen

‘Mijn droom was om verpleegkundige te worden, dat kan hier’

De Syrische Sanaa Aldrwish (23) woont pas drie maanden in Egmond aan Zee, daarom is het huis nog best leeg. Als Sjuul, Ruby, Kaatje en Indie binnenkomen, loopt een jongetje van 1 jaar ze vrolijk tegemoet. De leerlingen van de Bosschool in Bergen vinden hem erg leuk! Mevrouw Aldrwish heet ze welkom maar wil alleen op de foto als ze haar hoofddoek om heeft, dus die gaat ze snel even omdoen boven. Daarna kunnen de interviewers beginnen…

Hoe was het in Syrië?
‘Syrië is een dictatuur en dat betekent dat wij niet mogen kiezen, wij hebben een militair regime. Mensen die dat niet meer wilden, begonnen met vechten. Toen ik in Syrië woonde was het oorlog tussen verschillende groepen. Ik was 11 jaar toen ik besefte dat er oorlog was. Ik begreep niet goed wat er gebeurde, er vielen bommen, huizen gingen stuk, zoveel mensen overleden, er was geen eten meer, geen elektra, geen internet. Zo moeilijk en verdrietig, je wist gewoon niet waar je heen moest. Maar het belangrijkste was dat je koos voor een veilige plek.

Heel veel mensen vluchtten naar Duitsland, Nederland, Zweden en Canada. Maar er zijn ook mensen die bleven terwijl het oorlog was – mijn twee broers bijvoorbeeld – omdat ze geen geld hadden en er geen werk was om te sparen voor de reis. Als je wilt vluchten is de reis heel duur. Het is heel zwaar voor mijn broers. Ze leven van de lucht.’

Hoe bent u gevlucht?
‘Ik vluchtte met mijn man naar Libië en in Libië heeft mijn man betaald voor de overtocht met een kleine houten boot naar Italië. Een hele gevaarlijke overtocht. Er waren twee boten, een voor gewone mensen en een voor families met kinderen. We zaten voor elkaar in de boot en het was heel koud. Op een gegeven moment ging de motor stuk, niets deed het meer, maar gelukkig kon iemand hem repareren.

Uiteindelijk kwam er een groot Italiaans schip dat ons oppikte. Zij waren op zoek naar bootjes met vluchtelingen die met veel gevaar de oversteek waagden. We hebben nog vier dagen op dat schip gezeten en gezocht naar bootjes en overlevenden. In die periode zijn ook veel mensen verdronken. Zoveel mensen waagden die oversteek met gevaar voor eigen leven omdat het in hun land te gevaarlijk was om te blijven.’

Hoe was het om in Nederland aan te komen?
‘Het was fijn om hier aan te komen. Ik voelde me veilig. We kwamen terecht in een asielzoekerscentrum en later kregen we een huis in Bergen. Mijn droom was om verpleegkundige te worden en dat kan ik hier waarmaken. Het is fijner hier in Nederland dan in Syrië omdat je hier alles mag doen. Alleen de belastingen zijn hier niet fijn… In Syrië bestaat er geen belasting.’

Heeft u wel een iets gemerkt van discriminatie?
‘Soms. Als ik boodschappen ging doen, werd ik aangestaard. Mensen vonden het raar dat ik een sjaal droeg om mijn hoofd omdat dat hier niet de gewoonte is. Maar er zijn ook mensen die heel aardig reageren zoals: ‘Wat een mooie sjaal’. En soms zeggen mensen: ‘Jullie krijgen zo snel een huis. Dat is niet eerlijk!’ Ik vind het moeilijk om daarop te reageren. Meestal negeer ik het maar je kunt ook bellen met de gemeente of Kennemerwonen en dan helpen zij je.’

Wat zijn jullie tradities?
‘Omdat ik moslim ben doe ik mee met de ramadan; dan vasten we en eten en drinken we dertig dagen niet overdag en ‘s avonds. Daarna is het Suikerfeest en gaan we drie dagen eten. Wij hebben niet zoveel traditionele feestdagen in Syrië, maar ik vind jullie feesten ook heel mooi.’

Wat was het moeilijkste hier om je aan aan te passen?
‘De taal is heel anders dan het Syrisch en moeilijk om te leren. Ook het alfabet is heel anders dan bij ons: jullie schrijven van links naar rechts, wij schrijven van rechts naar links.’

Archieven: Verhalen

‘Ik bedenk sinds ik hier ben telkens een woord van de dag’

Robbe, Jasmijn en Mia van de Bosschool in Bergen interviewen Salim Nazba, een vriendelijke rustige man van 48 jaar, uit Somalië. Hij is vanuit Kenia gevlucht als verstekeling op een boot die hem naar Nederland bracht. Waar hij in Somalië een rijk man was, omringd door familie, wachtte hem in Nederland een leven als afwasser, zonder zijn dierbare zoons. Maar meneer Nazba is gelukkig, hij heeft Nederland omarmd, heeft hulp gekregen van goede mensen, is in staat geweest zijn zoons financieel te ondersteunen en werkt tegenwoordig als vrijwilliger en bij de voetbalclub. Terug naar Somalië wil hij nooit, hier is hij veilig en vrij.

Hoe was het leven in Somalië?
‘In mijn tijd, toen ik zo oud was als jullie, was het mooi, gezellig en fantastisch in Somalië. Lekker elke dag in de zee, verse vis eten. Maar nu niet meer. Alles is veranderd door de oorlog. De oorlog was tussen noord en zuid. De president kwam van de stam uit het zuiden en de mensen van de stam uit het noorden wilden de macht overnemen. Op een gegeven moment vochten binnen dezelfde stam broer tegen broer. De oorlog ging maar door. Toen de stam uit het noorden won was het land wel van hen maar ze bleven doorvechten tegen elkaar. Het is nog altijd niet veilig. Als je ergens heen wilt, kom je barrières tegen met soldaten met geweren en moet je onderhandelen om erdoor te kunnen tegen betaling. Wij hoorden bij de kleine stam uit het zuiden en zijn gevlucht.’

Vertel eens wat meer over uw vertrek…
‘Ik ben twee keer vertrokken. De eerste keer van Somalië naar Kenia toen ik 14 was. Toen begon de oorlog en is mijn hele familie van Somalië naar Kenia gegaan. Ik ben daar verder opgegroeid en naar school gegaan. Op een gegeven moment wilde ik mijn eigen land terug hebben in Somalië, maar ik kreeg ruzie en ben toen gevlucht.’

Hoe lang duurde de reis?
‘Twee weken. Ik ben stiekem met een grote boot vertrokken. Ik was een verstekeling. Via de ankerketting ben ik in Mombasa, in Kenia, in een Musk containerschip geslopen, en heb weken overleefd in een ruimte bij het anker met één zak dadels en 5 liter water. ‘s Nachts sloop ik rond op zoek naar eten en water. Toen ik in Rotterdam aankwam in de haven, heeft de douane me gepakt. Ik heb toen zes maanden in de gevangenis gezeten.’

Spreek je nog een beetje Somalisch?
‘Ja, een beetje. Ik kom van de Bajuni eilanden en wij hebben onze eigen taal; Bajuni, zoiets als Swahili, ken je Swahili? Jullie kennen het wel: hakuna matata. Dat is mìjn taal!’

Wat doe je eigenlijk zoal?
‘Nu doe ik veel vrijwilligerswerk en ik ben geïnteresseerd in transport, logistiek en facilitair. Ik heb in heel veel restaurants in Bergen gewerkt, als afwasser, als kok, als facilitair medewerker. In Kenia had ik zeven bussen en drie vrachtwagens. Ik was rijk en dan kom ik hier als een afwasser… Dat is geen probleem, dat is het leven, je moet kiezen wat je moet doen voor je familie, voor je kinderen. Mijn eerste vrijwilligersbaan was bij V.V. Berdos wat nu V.V. Bergen is. Ik werk nu bij V.V. Bergen in de kantine. Via de kinderen bij voetbal heb ik Nederlands geleerd. De kleuters van toen spelen nu in het eerste team.’

Hoe heb je je leven opgebouwd hier?
‘Ik heb heel veel vrienden gemaakt, goede Nederlandse mensen hebben mij geholpen om te integreren in Nederland. Dat ging niet in één dag, maar als er problemen zijn dan weet je wie je vrienden zijn. En ik heb Nederlands geleerd, en leer dat nog steeds. Ik bedenk sinds ik hier ben telkens een woord van de dag. Het woord van de dag wordt vandaag ‘verstekeling’!’

Had je te maken met discrimatie?
‘Ja, heel veel, in Afrika ben ik te licht, in Nederland ben ik te donker. Wij komen van dezelfde aarde. Het maakt niet uit wie je bent, wij zijn hetzelfde.’

Archieven: Verhalen

‘Ik kwam hier samen met mijn grote liefde en voelde me meteen thuis’

Loa, Sarah en Chloe interviewen Jezus Vicente Rufo Arriero in zijn bloemenwinkel in Bergen. Hij heeft een prachtige, kleurrijke bloemenwinkel in het centrum, maar als interviewlocatie blijkt het wat te onrustig. Gelukkig kunnen de leerlingen van de Bosschool naar de Art Gallery Tha Banque om de hoek. Na wat geharrewar over waar ze gaan zitten, neemt iedereen plaats aan tafel tussen de kleurrijke kunstwerken en kan het interview beginnen. De Spaanse Jezus Vicente Rufo Arriero (60) kwam in 1991 naar Nederland.

Hoe was het leven in Spanje?
‘Ik woonde langs de langste rivier van Spanje bij Toledo, waar het in de winter heel koud is en in de zomer heel warm en droog. Er zijn veel historische steden en de architectuur is prachtig. Spanje zelf heeft veel mooie natuur, mooie stranden en veel oude kastelen, het leven is heel fijn daar.

Waarom kwam u naar Nederland?
‘Toen ik op vakantie was op Mallorca ontmoette ik op een boot Renée, hij was de kapitein van het schip waar ik een reisje op maakte en ik werd heel verliefd op hem. Renée werkte voor een Nederlands bedrijf en werd ingezet als kapitein over de hele wereld. We waren zo verliefd dat ik besloot om naar Nederland te verhuizen.’

Toen u hier aankwam, was u toch anders omdat u uit een ander land kwam en de taal niet sprak. Hoe was dat?
‘Ik kwam hier samen met Renée, mijn grote liefde, en voelde me meteen thuis. We konden wonen op de zolder van zijn ouders en zijn familieleden waren hele lieve, warme mensen. Ik vond het wel moeilijk om de taal te leren, daarom ben ik drie jaar naar school gegaan in Alkmaar om Nederlands te leren spreken, lezen en schrijven. Aan het eten moest ik ook wennen, maar de moeder van Renée kookte heel lekker. Stoofvlees, aardappelen en spruitjes… Als zij kookte was het heerlijk.’

Hoe was uw leven met Renée?
‘Renée en ik zijn getrouwd in 1988. We hebben samen heel veel gereisd en we hebben heel veel plekken op de wereld gezien. Als Renée ging varen, ging ik hem opzoeken: in Miami, de Cariben, Turkije. De mooiste reis was toen we samen de oceaan overstaken van Amerika langs Miami, de Azoren, Gibraltar, langs de kust van Griekenland en Turkije, dat was prachtig. Renée kreeg twee jaar geleden plotseling een hartaanval en is overleden.’

Wat zijn de verschillen tussen de Spaanse en Nederlandse cultuur? Wat mist u hier?
‘Het eten en de mensen zijn een beetje anders. Spanjaarden zijn extrovert en gastvrij en mensen leven in Spanje veel buiten omdat het klimaat warmer is, dus dan is het gemakkelijker contact te maken met elkaar.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892