Archieven: Verhalen

‘Hoewel ik al 10 jaar was, werd ik geplaatst in de kleuterklas’

De 60-jarige Batoul Heijdenrijk emigreerde op 10-jarige leeftijd van Marokko naar Nederland omdat haar vader hier als gastarbeider aan het werk was. Ze komt zelf naar basisschool Strijd Dorp in Eindhoven voor een interview met de leerlingen Lucy, Mirre en Ahmet. Zodra zij de kamer binnenloopt, is het duidelijk dat ze een lieve, vrolijke en warme vrouw is, naar wie de kinderen graag luisteren.

Kunt u uw verhaal misschien met ons delen?
‘Ik ben in 1975 samen met mijn moeder vanuit het zuiden van Marokko naar Nederland gekomen en dat was heel spannend. We kwamen ’s avonds aan, die lichtjes, dat vergeet ik echt nooit meer. Zoveel lichtjes. Wij woonden in Gestel, in de Bennekel. Wij kwamen in september en we hadden hele strenge winters. En mijn moeder had geen benul van sneeuw en kou, want wij woonden in het zuiden van Marokko en maakten dat niet mee. Dus ik vergeet ook nooit dat ik ooit met dikke geitenwollensokken met sandalen naar buiten ging in de sneeuw. Ik had ijskoude voeten en kwam huilend terug. De buurvrouw kocht voor mij toen laarsjes en een dikke jas. Daar heb ik hele fijne ervaringen mee gehad. Die buren waren echt gastvrij!

Hoewel ik al 10 jaar was, werd ik geplaatst in de kleuterklas omdat ik geen Nederlands kon spreken. Dat vond ik wel raar, met allemaal kleine kinderen… Binnen een half jaar sprak ik alsnog Nederlands want we speelden veel buiten en hadden geen Marokkaanse tv, dat scheelde ook.‘

Vond u het in het begin moeilijk om vrienden te maken?

‘Nee, vrienden maken was helemaal niet moeilijk. Ik kon heel snel contact maken. Wij woonden op nummer 11 in onze straat en op nummer 7 was er een meisje, enig kind, dat op zolder een barbieparadijs had… Ik vergeet dat nooit meer. Zoveel speelgoed kreeg ik niet. Ik was dus altijd lief tegen haar om daar maar te mogen spelen met de barbies. Maar mijn vader kende niemand in de buurt want hij werkte altijd. Mijn moeder had wel contact met de buurvrouw, alleen bleef de taal lastig. Dan moest ik tolken. De buurvrouw kwam ook vaak bij ons en dan kreeg ze een Marokkaanse thee of koffie, maar mijn moeder nam nooit iets bij de buurvrouw. Onze buurvrouw zei een tegen mij: ‘Wat raar dat jullie mam nooit iets drinken pakt’. Ik vroeg mijn moeder waarom dat zo was. Toen zei ze: ‘Ja dadelijk krijg ik alcohol’. Dat was zo grappig, die misverstanden.’

Wat was het grootste verschil tussen Marokko en Nederland?
‘Het verschil is natuurlijk de kledingdracht. Vroeger vond ik het niet fijn als mijn moeder mij kwam ophalen. Zij heeft van die lange kleding, daar schaamde ik mij voor. Dus ja, kleding, een hoofddoek, het eten zelf, maar ook met de handen eten. Daarnaast hebben wij ook andere feestdagen. Dat zijn wel de grootste verschillen.’

Uw vader had twee vrouwen, waardoor uw echte moeder terug naar Marokko moest. Wat vond u daarvan?
‘Ja, mijn vader had twee vrouwen. In Marokko mag dat, in Nederland niet. Vijf jaar nadat we in Nederland waren gekomen, zeiden ze hier dat het niet kon. Toen is mijn moeder teruggegaan. Dat vond zij ook niet erg, want zo kon ze zorgen voor haar moeder. Mijn vaders tweede vrouw is gebleven met haar twee kinderen, en ik dus ook. Dat vond wel ik erg, ja, dat vond ik heel erg.’

Wat was voor u een hele grote verandering toen u naar Nederland kwam?
‘Dat was de school, het systeem van de school. In Marokko was dat heel streng. Wij moesten Arabisch spreken op school en mochten geen Berbers praten. Het as heftig dat wij ons niet mochten uiten in onze eigen taal. En hier was het toch wel wat fijner en gemoedelijker. Hier was het meer van lang leve de lol. En ik ging heel graag naar school.’

Als u nu zou mogen kiezen, zou u dan terug naar Marokko willen of toch in Nederland blijven?
‘Ik heb hier nu mijn kinderen, kleinkinderen en mijn werk. Dus op dit moment kies ik voor Nederland natuurlijk. Wie weet als ik later gepensioneerd ben, dan zou ik toch ook wel hier én daar willen wonen. Gelukkig hoef ik niet te kiezen. Als me de vraag werd gesteld toen ik 11 was, dan was het zeker hier. Ik vond het geweldig.’

Archieven: Verhalen

‘België was precies hetzelfde als Marokko’

Liv, Thijs en Tess van basisschool Strijp Dorp in Eindhoven interviewen de 60-jarige Abdelkader Elbouchaib in de Arrahmaan moskee. Ze mogen dit doen op de meest bijzondere plaats in de moskee: de gebedsruimte. Als meneer Elbouchaib de gebedsruimte binnenkomt, gaat hij eerst bidden. De leerlingen kijken toe hoe hij bidt en gaan dan op de zachte vloer zitten om hem de eerste vraag te stellen. Meneer Elbouchaib kwam in 1990 vanuit Marokko naar Nederland.

Hoe bent u vanuit Marokko naar hier gereisd?

‘Ik ben met de trein via Algeciras, Madrid, Barcelona en Zuid-Frankrijk naar België gegaan. Vijf dagen deed ik erover. Dat wilde ik graag want ik hou van reizen.

Toen ik de eerste keer vanuit Marokko kwam in 1989, was het eigenlijk het plan om in België te gaan studeren. Ik had een test gedaan voor de opleiding en was aangenomen en ik had een langdurig visum nodig. Hiervoor moest ik naar Frankrijk, naar de ambassade. Ik ging om 10 uur ’s morgens met mijn broer met de trein naar Frankrijk, maar net voor de grens hoorden we dat er een staking was en dat de treinen niet verder reden. Mijn broer belde een taxi, maar die kreeg een ongeluk en toen konden we niet verder. We hebben toen 1,5 uur op een nieuwe taxi moeten wachten en deze heeft ons naar de ambassade gebracht. We kwamen daar pas om half 5 aan. Ik kreeg te horen dat ik terug moest naar Marokko voor een visum, maar ik kon niet terug en belde familie in Helmond. Daar kon ik een aantal dagen blijven. Kort daarop kreeg ik werk en toen ben ik gebleven.’

Hoe was het om steeds in een ander land te zijn en weer opnieuw te moeten beginnen?

‘Ik heb in België veel familie, broers en een tante, en in Nederland heb ik ook familie dus ik hoefde niet echt te wennen. Dat is natuurlijk wel anders dan dat je helemaal alleen hierheen komt. België was precies hetzelfde als Marokko, er woonden veel Marokkaanse mensen en er waren Marokkaanse bakkerijen, viswinkels en cafés. Dat was in Nederland in het begin nog niet zo, maar dan gingen we in België boodschappen doen. En ik had ook al snel werk dus dat hielp ook mee. Ik heb op de hogeschool ook Engels en Frans gehad, dus het communiceren was niet moeilijk voor me.

Zou u nog terug willen naar Marokko?
‘Dat is een moeilijke vraag. Voor nu niet. Ik mis wel mijn ouders, die zijn nog in Marokko, maar mijn kinderen zijn allemaal hier. Ik heb vier kinderen en zij spreken niet zo goed Marokkaans. Bovendien wonen en werken ze hier. Misschien dat ik later zou gaan als zij ook naar het buitenland gaan.’

Archieven: Verhalen

‘Ik mis het eten, mijn vrienden, de natuur, de bergen, de zee en de dieren’

Barbara Butta (1976) is geboren in Roemenië, en kwam in 2005 naar Nederland om hier een leven op te bouwen. Veerle, Dirk en Jackie van basisschool Strijp Dorp in Eindhoven zijn nieuwsgierig naar haar verhaal en hebben allerlei vragen voorbereid. Ze voelen zich bijna echte journalisten, klaar om alles vast te leggen over haar ervaringen, haar reis naar Nederland en hoe ze zich hier thuis voelt. Het is spannend, gezellig en leerzaam tegelijk!

Hoe waren de eerste dagen in Nederland?
‘Heel leuk, maar ook bijzonder om te zien hoe anders alles was dan in Roemenië. De mensen waren vriendelijk, iedereen zei ‘hoi’. Dat zag ik in mijn geboortestad in Roemenië nooit. Ook viel het me op dat er veel meer huizen naast elkaar stonden. In Roemenië hebben wij veel woonruimte en is alles groter. Ook moest ik erg wennen aan het weer. Het was hier altijd koud en het regende vaak, terwijl het in Roemenië lekker warm is.

Eerder was ik al als toerist in Nederland geweest en had ik gestudeerd in Luxemburg en België. Toen ik terug wilde gaan naar Roemenië, kwam ik mijn man tegen op een bruiloft. We hebben elkaar daarna nog gezien in Luxemburg en België en besloten later te trouwen en samen voorgoed in Nederland te wonen. Dit heb ik via Skype aan mijn ouders verteld. Ze waren erg verdrietig, maar ook blij.

De keuze om in Nederland te wonen kwam door mijn man, omdat hij hier zijn studie nog moest afronden. Sinds ik in Nederland ben, en vooral omdat ik nu kinderen heb, kan ik niet meer terug naar Roemenië, dit is nu ons thuis geworden.’

Hoe was het om uw vaderland te verlaten?
‘Het was spannend, vol zorgen en vragen, vooral omdat ik de taal niet sprak. Ik vroeg me af wat ik in Nederland zou doen en wat ik kon verwachten. Ik trouwde op 29-jarige leeftijd. Mijn vader is Hongaars en mijn moeder Roemeens. Ik spreek meerdere talen en heb mijn kinderen viertalig opgevoed, zodat ze contact kunnen houden met familie in Roemenië en Hongarije.

Het was moeilijk om aan de Nederlandse cultuur te wennen. Wij zijn erg familiegericht, en dat is hier veel minder. Ik moest ook wennen aan het feit dat ik na enkele maanden alweer moest werken toen ik kinderen kreeg. Dat was voor mij een grote cultuurschok, want in Roemenië krijg je twee jaar verlof.’

Wat mist u het meest uit Roemenië?
‘Het eten, mijn vrienden, de natuur, de bergen, de zee, dieren zoals beren en wolven. Ook de cultuur, dans en muziek mis ik erg. Het leven was heel anders. De gewoontes, de manier waarop verjaardagen werden gevierd en het eten, alles was anders. In Roemenië zijn verjaardagen groot en uitbundig: veel eten, muziek en dans tot in de vroege ochtend. Hier in Nederland zat ik bij de familie van mijn man in een kring met koffie, thee en een klein stukje gebak. Toen dacht ik: is dit alles?’

Hoe was het om opnieuw te beginnen in Nederland?
“Ik vond het moeilijk. Ik kon geen Nederlands spreken en moest steeds andere spieren gebruiken om de taal te leren, daardoor had ik de eerste weken pijn in mijn wang. Ik was eenzaam, had geen vrienden, mijn man was vaak weg voor werk en mijn familie was in Roemenië. Soms ben ik blij hier, maar soms mis ik mijn land. Ik voel me zowel hier in Nederland als in Roemenië thuis, maar soms ook nergens volledig. Soms heb ik heimwee en bezoek ik Roemenië om dat gevoel wat te verzachten.’

Wat zou u missen aan Nederland als u terugging?
‘De vrijheid en het relaxte leven, de openheid in werk en leven. Ik vind het leuk hier, ik ben vrij en kan mezelf zijn.’

 

Archieven: Verhalen

‘In Nederland heb je weinig vrijwilligers, dat vind ik wel jammer’

Dulce, Ishaq en Ympke vertrekken van basisschool Strijp Dorp in Eindhoven naar het huis van Abdelhakim Abdellati. De rit duurt korter dan verwacht, ze zijn er al binnen enkele minuten. Meneer Abdellati doet de deur op en verwelkomt iedereen. Op tafel staan Marokkaanse thee, sap en lekkere broodjes klaar. Vanwege de liefde emigreerde meneer Abdellati in 2001 op zijn 26ste van Marokko naar Nederland.

U had een bedrijf in Marokko?
‘Ik geboren in Bni touzine, een klein dorpje in het noorden van Marokko. Ik had een goedlopend schildersbedrijf, kreeg veel opdrachten en ik was goed in mijn werk. In 1999 ontmoette ik mijn toekomstige vrouw, zij was in Marokko op vakantie. Vanwege haar besloot ik om naar Nederland te verhuizen en mijn bedrijf op te doeken. Mijn vrouw werkte bij de gemeente en we dachten dat in Nederland de kans op een betere toekomst groter is dan in Marokko.’

Hoe was het voor u toen u in Nederland aankwam?
‘Het was heel moeilijk. Het was koud en ik kon niet communiceren omdat ik taal niet begreep, dus focuste ik mij op onderwijs om de taal machtig te worden. Ik miste ook mijn familie en het koste even tijd om me aan te passen. Een vriend vroeg me om te kijken of ik schoonmaakwerk iets vond. Na een paar weken merkte ik dat ik het leuk vond, het klantcontact, de band met collega’s en het specialistische werk. Ik heb daarna meerdere cursussen gevolgd om specialist te worden in vloeronderhoud.’

Heeft u nog familie in Marokko?
‘Ja, ik heb er nog tantes, ooms en neven, die zie ik in de zomervakantie als ik naar Marokko ga. Mijn broer woont ook nog in Marokko. Ik heb vier broers en een zus, zij wonen verspreid in Marokko, Spanje en Nederland. Familie was een van de redenen waarom het lastig was in begin. Je familie achterlaten is moeilijk.’

Heeft u kinderen?
‘Ik heb vier kinderen, de oudste is 23 en de jongste is 15 jaar. Zij wonen allemaal hier in Nederland. Ik vind het heel belangrijk dat zij naar school gaan en goed hun best doen. Daarnaast hebben zij ook bijbaantjes. Ze moeten zien dat werken belangrijk is en het niet goed is om alleen maar thuis of buiten te luieren. Mijn oudste is elektricien en mijn andere kinderen studeren of gaan nog naar school.’

Waarom doet u vrijwilligerswerk bij voetbalvereniging Brabantia en de moskee?
‘Ik vind het heel leuk om samen te werken met kinderen. Kinderen die ik jaren geleden training gaf, zijn nu jongvolwassenen en zie ik nu nog steeds, bijvoorbeeld bij de Albert Heijn. Telkens als zij mij zien zeggen zij: ‘Hoi Abdelhakim, jij was mijn trainer vroeger’.

In de moskee help ik graag mee omdat ik het leuk vind om mensen te helpen en iets te doen voor de maatschappij. In Nederland heb je weinig vrijwilligers, dat vind ik wel jammer. Ik zou het mooi vinden als ook jongeren vrijwilligerswerk zouden doen. Samen kunnen wij onze kleine wereldje een stuk mooier maken.’

Wilt u hier of in Marokko wonen?
‘Ik wil hier wonen en als de kinderen uit huis zijn wil ik mijn pensioen graag afwisselend doorbrengen in Marokko, Nederland en ander leuk land. Het duurt alleen nog wel even voor ik pensioen heb.’

 

Archieven: Verhalen

‘Wat ik leuk vind aan Nederland, is dat je hier iedereen kunt tegenkomen’

Rick, Lea, Emma en Yaro ontmoeten Loubna in hun basisschool Strijp Dorp in Eindhoven. Ze hebben allerlei vragen voorbereid voor haar. De 48-jarige Loubna kwam als baby van 2 weken oud van Marokko naar Nederland, om hier bij haar Marokkaanse adoptieouders- en zus te gaan wonen. Ze heeft nog contact met haar biologische familie in Marokko, maar voelt dat hun werelden veel van elkaar verschillen. Nederland is voor haar vertrouwder, hier is ze opgegroeid. Het raakt haar dat ze soms nog wel wordt gezien als iemand die ‘niet van hier is’.

Kunt u ons misschien iets vertellen over uw leven van nu?
Ik ben een alleenstaande moeder van zes kinderen. Ik vind het leuk om te lezen, te wandelen, koffie te drinken en gezellig te kletsen. Ik heb geen huisdieren, want thuis is het al best wel druk met alle kinderen die er rondlopen.

Hoe was de reis van Marokko naar Nederland?
‘Dit is wat ik ervan heb gehoord, want ik ben als baby hiernaartoe gekomen. Twee weken na mijn geboorte vertrokken mijn adoptieouders naar Nederland. We gingen met de auto, zonder autostoeltje. Ze hadden een rietenmandje waar ik in lag. De reis duurde wel drie of vier dagen.

Mijn vader ging naar Nederland om werk te zoeken. Het idee was toen dat je in Nederland veel beter kon verdienen en dus een veel betere toekomst zou hebben. En ergens denk ik ook wel voor het avontuur.’

Heeft u uw echte ouders nog een keer ontmoet?
‘Ja, ik zag ze elk jaar als we op vakantie gingen naar Marokko, en ook mijn echte broers en zussen. Ik wist alleen niet dat het mijn echte broers en zussen waren. Ik heb er zes. Wat ik wel heb opgemerkt, is dat we op elkaar lijken. Ik weet dat een broer de politiek graag volgt, en dat doe ik ook. Diezelfde broer houdt van theater, net als ik. En mijn broers en zussen zijn allemaal erg muzikaal, en dat ben ik ook. Ze spelen een instrument, zingen, of dansen graag, en daar houd ik ook van.’

We hebben gelezen dat Tonny heel belangrijk was voor uw gezin. Wie was zij?
Tonny was een vrijwilliger, een vrouw van dezelfde leeftijd als mijn moeder, die mijn moeder de Nederlandse taal wilde leren. Ze kwam bij ons thuis om koffie te drinken en te kletsen. Tony werd een hele goede vriendin van ons. Ik heb zelf heel erg veel van haar geleerd. Ze was ook vrijwilliger bij het kasteel van Helmond en nam mij dan mee daar naartoe. Met kerst zette ze altijd de kerstboom op en mocht ik helpen. Mijn favoriete kerstbal was de piek.’

Waarom ging u naar een katholieke school?
‘Dat was eigenlijk heel toevallig. Toen ik 3 jaar oud was, zag ik alle kinderen naar school lopen, en ik ben gewoon meegelopen. Ze hebben de school gebeld waar mijn zus op zat en toen kwamen mijn ouders mij halen. Daarna hebben ze mij ingeschreven op de katholieke school.

Ik had een hele leuke klas, soms heb ik daar wel nog eens heimwee naar. Op de basisschool voetbalde ik veel, ik speelde vaak met de jongens. Er was één ander meisje dat ook voetbalde, Camilla. Wij werden altijd als laatste gekozen.’

Heeft u snel Nederlands leren praten?
‘Ja, ik sprak het best wel snel. Ik heb ook op de peuterspeelzaal gezeten, dus ik denk dat ik met 2 jaar al beide talen sprak. Thuis spraken we Marokkaans, omdat mijn moeder niet zo goed Nederlands sprak, en buiten spraken we Nederlands.’

Wat kunt u niet missen uit de Marokkaanse cultuur en de Nederlandse cultuur?
‘Uit de Marokkaanse cultuur kan ik koriander niet missen, dat wordt in de Marokkaanse keuken altijd gebruikt. Uit de Nederlandse cultuur vind ik gewoon gekookte aardappelen, groente en vlees erg lekker, maar dan met mayonaise. Dat kan ik echt niet missen. Wat ik mis van het fruit uit Marokko zijn de gele meloenen, heerlijk stevig en zo zoet. Mijn favoriete fruit in Nederland is een lekkere appel.

Wat ik ook leuk vind aan Nederland, is dat je iedereen kunt tegenkomen. Mensen uit India, Marokko, China. Ik was bijvoorbeeld met een Algerijnse man getrouwd. Als ik in Marokko was opgegroeid, was ik waarschijnlijk met een Marokkaan getrouwd.’

Voelt u zich thuis in Nederland?
‘Ik voel mij meer thuis in Nederland dan in Marokko. Ik snap Nederland beter. Maar af en toe zeggen mensen dingen waardoor je je niet altijd helemaal thuis voelt. Ik ging een keer naar de bakker en zei dat het een beetje fris was. Toen zei die mevrouw: ‘Ja, maar waar jij vandaan komt is het warmer’. Terwijl ik uit Helmond kom. Door dat soort opmerkingen zegt iemand in feite: ‘jij bent niet van hier’, terwijl ik mij hier prima thuis voel.’

Archieven: Verhalen

‘Ik heb het liefste dat mensen gewoon Nederlands tegen me praten’

Op een vrijdagmiddag gaan Leon, Stella, Denis en Noud op bezoek bij Angelica Goyenecheau in Eindhoven. Het is een gezellige jaren-dertigwoning, waarin ze inmiddels al meer dan twintig jaar woont. De leerlingen van basisschool Strijp Dorp kunnen aan de inrichting zien dat ze houdt van levendigheid, kleur en vrolijkheid. Mevrouw Goyenecheau (1972) kwam in 1997 vanuit Mexico naar Nederland.

Om welke reden kwam u naar Nederland?
‘Ik had een hele leuke Nederlandse man leren kennen toen ik in Mexico woonde. Ik kwam hem tegen op de bruiloft van mijn zus. Zij is ook met een Nederlandse man getrouwd. Deze relatie was na drie jaar voorbij. Mijn voorouders komen uit Baskenland. – ze laat zien op de wereldbol welke reis zij hebben gemaakt – en verhuisden naar Mexico.’

Waarom ging die relatie uit?
‘Soms blijken mensen toch niet zo goed bij elkaar te passen als ze dachten. Dan is de liefde over en kun je beter uit elkaar gaan. Dat is bij mijn eerste relatie dus ook gebeurd. ‘

Hoe was het om in Nederland te komen?
‘Het was voor mij wat makkelijker dan voor anderen omdat mijn zus hier al woonde. Zij kon mij helpen met het zoeken van werk, een woning en ook bij het leren kennen van het Nederlandse systeem. Maar het kostte wel even moeite om mijn draai te vinden.’

Wat voor werk heeft u gedaan toen u in Nederland aankwam?
‘Ik begon bij een pakketjesbedrijf in de buurt van Eindhoven Airport. Via mijn vriend kwam ik terecht bij ASML. Mijn werk bestond uit het printen van handleidingen voor machines. Ik heb goede herinneringen aan die tijd.

Ik werkte vooral met Engelse mensen, ook veel Engelse oorlogsveteranen, en sprak dus ook veel Engels. Daardoor was het erg lastig om Nederlands te leren. Het is een moeilijke taal. Nu kun je nog steeds horen dat ik een accent heb. In Nederland gaan mensen dan al heel snel Engels tegen je praten, waardoor het extra lastig is. Ik heb het liefste dat mensen gewoon Nederlands tegen me praten.’

U houdt van schilderijen en mooie dingen, kunnen we hier zien. Wat doet u graag?
‘Ik hou ervan om mijn huis mooi en vrolijk te maken. Ik vind het leuk om sociale dingen te doen, zoals met jullie praten. Ook help ik graag mensen in de buurt, want soms is de sfeer niet helemaal fijn. Daar help ik de mensen dan mee. Ik heb mijn huidige man leren kennen op het Tuna Festival (met veel Spaanse muziek). Hij zit in een band die Spaantalige muziek maakt, maar eigenlijk is hij helemaal niet zo goed in Spaans. Ik help hem daarom met de teksten.’

Archieven: Verhalen

‘De zusters van het klooster hebben mij geholpen om in Nederland te blijven’

Juul, Katia en Kit van basisschool Strijp Dorp in Eindhoven mogen Bioly Ikele interviewen. Meneer Ikele is op zijn 24ste om politieke redenen gevlucht uit de Democratische Republiek Congo. De kinderen vragen eerst hoe het met hem gaat en hoe oud hij is. Als hij ze laat gokken, zijn ze verbaasd dat hij al 66 is, ze hadden gedacht dat hij veel jonger zou zijn. Tijdens het interview vertelt meneer Ikele hoe het was om naar Nederland te vluchten. Daarnaast bespreken ze ook welk eten ze lekker vinden, wat de kinderen willen worden en hij drukt ze op het hart dat ze alles kunnen bereiken met genoeg doorzettingsvermogen.

Hoe was het vroeger in Congo?
‘Het was hartstikke leuk. Ik kon er goed spelen, ook al hadden we niet zo veel speelgoed. Dat maakten we zelf. We bouwden een auto van luciferdoosjes, en van bierdopjes maakten we de wieltjes. Een voetbal knutselen vond ik ook erg leuk. Dat deden we met rubber of kranten, met een touwtje eromheen.

We voetbalden op het plein met de kinderen uit de buurt, en speelden ‘Hollandse leeuw’. Je begint met drie leeuwen en tien renners. De renners rennen naar de overkant en de leeuwen tikken de renners, en als je getikt bent word je ook een leeuw en mag je ook tikken. De laatste die overblijft wint.’

Waarom bent u naar Nederland gekomen?
‘Ik ben naar Nederland gekomen om politieke redenen. Als student was ik lid van een studentenvereniging, en samen demonstreerden we, en dat is geëscaleerd. Ik moest onderduiken en stiekem het land uit. Ik werd geholpen om te vluchten naar België, hier zou ik Frans kunnen spreken. Maar ik was bang dat ik te makkelijk gevonden zou worden in België, daarom ben ik naar Nederland gekomen. Van Congo ben ik toen naar België gevlogen en het laatste stuk deed ik met de auto. Het was ongeveer 8 uur vliegen. Ik had niet veel te doen in het vliegtuig, maar dat hoefde ook niet, ik was heel bang. Ik wist niet waar ik naartoe ging. Het was heel spannend.

In het begin was het heel moeilijk dat ik mijn familie niet kon zien, maar nu ben ik gewend. Ik ga ieder jaar heen en weer. Vroeger was het ook heel moeilijk om te bellen. Je moest al heel veel betalen voor één minuut bellen. Je moest heel snel praten. Nu met WhatsApp gaat dat veel makkelijker.’

Hoe is het gegaan toen u net in Nederland was?
‘Eerst kwam ik aan op het politiebureau en vervolgens ging ik naar Vluchtelingenwerk. Ik heb drie maanden bij een gezin ingewoond, dat was fijn. Ze accepteerden mij en ik mocht overal mee naartoe met hen.

Daarna ben ik gaan wonen in een klooster bij zusters. De zusters hadden besloten om mensen van andere landen te helpen en ik was een van de eersten die hulp kreeg. Ik dacht bij mezelf: in het klooster zijn ze streng. Maar ja, ik had geen plek, dus ik ging er wonen. Gelukkig bleek het heel goed daar te zijn, een gesprek met hen gaf me het vertrouwen.

Nederlands leren was wel een uitdaging. Ik had een vriend, die aan de TU in Eindhoven studeerde. Die bracht mij mee naar een taallab, waar ik kon studeren. Ik kon leren achter de computer. Daarmee kon ik mezelf terug horen als ik sprak en werd ik gecorrigeerd. Ik had ook iemand die me thuis bijles gaf. Ik heb er een jaar over gedaan, toen kon ik gaan studeren.

Ik mocht aanvankelijk niet in Nederland blijven, maar de zusters hebben mij geholpen. Ik studeerde en de zusters stonden garant om mijn studie te betalen. Eigenlijk wilde ik gaan studeren aan de TU, maar het toelatingsexamen was moeilijk. Het wiskunde-examen had ik gehaald, maar het natuurkunde-examen was te moeilijk. Gelukkig kon ik op het hbo beginnen zonder examen.

Eerst deed ik scheikunde in Eindhoven, dat was moeilijk voor mij. In Congo zijn mensen heel theoretisch en hier meer praktisch. Ik was goed in theorie, maar niet in praktijk. De taal was ook moeilijk. Ik moest Nederlands leren en de boeken waren in het Engels en er was ook nog Frans. Ik vond het leuk om de talen te leren, maar om in er in de studeren is ingewikkeld. Dus uiteindelijk heb ik de laboratoriumopleiding gedaan in Venlo, dat ging heel goed.’

Zou u nog een keer naar Congo terug willen verhuizen?
‘Voorgoed? Dat weet ik nog niet. Ik heb familie in Congo, mijn moeder leeft nog en mijn zusje is daar. Ik probeer wel ieder jaar een keer naar Congo te gaan. Ik moet er wel voor sparen, een vlucht naar Congo is duur.’

Hoe heeft u de mensen in Congo geholpen?
‘De zusters hebben mij geadviseerd om een stichting te beginnen, stichting Bambale. Als je een stichting hebt dan kan je de mensen helpen. Destijds probeerden we daar subsidie mee te zoeken. Dankzij mensen die ons vertrouwden en ons geld gaven, konden we andere mensen helpen. We hebben er grond mee gepacht zodat anderen konden werken en met hun verdiende geld hun kinderen naar school konden sturen.’

Wat zijn de verschillen tussen Congo en Nederland? Wat vindt u een fijner land?
‘Ik ben in Congo geboren, maar ik vind Nederland ook een mooi land. Ik woon hier al bijna 40 jaar! Dit is ook mijn land. Als ik in Congo ben zeg ik ‘Ja, ik ben thuis’ en als ik in Nederland ben, zeg ik dat ook. In Congo is het altijd warm. Er zijn maar twee seizoenen. Regen en droog seizoen. In Nederland heb je er vier. Als het warm is in Nederland, is het in Congo juist een beetje koud.’

Archieven: Verhalen

‘We moesten snel inpakken en vertrokken per boot naar het eiland Biak’

Broox, Maja en Julian van basisschool Strijp Dorp in Eindhoven interviewen Guus Bruno, een man met een bijzondere achtergrond. Geboren in Nieuw-Guinea, groeide hij op in een groot gezin, maar door de politieke spanningen veranderde zijn leven drastisch. Na de gedwongen migratie naar Nederland in 1951 maakte hij een nieuwe start in een onbekend land.

Hoe was uw jeugd in Nieuw-Guinea?
‘Ik groeide op in een groot gezin met negen kinderen. Helaas overleed mijn zusje op 4-jarige leeftijd aan longontsteking. Mijn oudste zus en broer moesten vluchten voor het Indonesische leger omdat ze in militaire dienst zouden worden genomen.

Op school speelde ik honkbal en softbal. Ook speelden we gatric, een lokaal spel met een grote en een kleine stok die je daarna weg moest slaan. Ik was ook bezig met zelfverdediging, zoals karate, kempo en judo. Mijn vader was instructeur in het leger. Hij gaf me het advies om altijd balans en evenwicht te vinden, zowel in sport als in het leven.

Mijn schooldag begon om half negen en eindigde om kwart voor twaalf. Daarna ging ik vaak zwemmen in de Stille Oceaan, wat heerlijk was. Het klimaat was tropisch, met temperaturen tot wel 40 graden, wat een groot verschil is met het koude Nederland.’

Waarom vertrok u naar Nederland?
‘De situatie in Nieuw-Guinea werd gespannen doordat de Indonesische president Sukarno zich tegen Nederland keerde. Nederland gaf Nieuw-Guinea op, en we werden gedwongen te vertrekken. We moesten snel inpakken en vertrokken per boot naar het eiland Biak en daarna met een vliegtuig naar Nederland. Hier, ik laat het jullie zien.

‘Het was een lange reis. We hadden een tussenstop in München, waar ik voor het eerst sneeuw zag. Het was ontzettend koud.’

Hoe voelde u zich bij aankomst in Nederland?
‘Ik had gemengde gevoelens. Ik was deels boos dat we moesten vertrekken, maar ik moest de nieuwe situatie in Nederland ook accepteren. Het leven hier was veel gehaaster dan in Nieuw-Guinea.

Mijn vader moest na onze aankomst nog een jaar terug naar het leger, daarna was hij weer bij ons. De veranderingen waren groot, maar ik leerde snel het Nederlandse systeem begrijpen doordat ik in Nederland ook naar school ging. We verbleven eerst bij een tante in Den Haag, daarna werkte mijn vader in een glasfabriek in Tiel. We hebben daar een tijdje gewoond.

Het was niet zo moeilijk om Nederlands te leren, omdat ik al op een Nederlandse school in Nieuw-Guinea zat. Ik had de taal al een beetje onder de knie.

Er was een keer een bijna-ongeluk toen ik als jongen in een dorp bij Tiel fietste. In de winter zakte ik door het ijs en belandde onder water. Gelukkig redde een vriend mij door het ijs kapot te slaan en me eruit te trekken. Mijn moeder was erg geschrokken en ik moest meteen onder de hete douche om longontsteking te voorkomen.’

Hoe is uw leven in Nederland?
‘Ik heb meer dan vijftig jaar gewerkt. Ik was kraanmachinist in een staalfabriek en later als monteur bij de productie van kunststoframen. De werkcultuur was snel en efficiënt. Het tempo was hoog; alles moest snel af. Het motto was vaak ‘liever vandaag dan morgen’, heel anders dan hoe het gaat in Nieuw-Guinea.

Thuis eet ik vaak Indisch omdat ik dat gewend ben. Als we aardappelen eten, heb ik snel weer honger. Maar als ik op reis ben, probeer ik ook het lokale eten, al was het in het begin soms vreemd.

Ik heb een zoon van 50 jaar en een dochter van 42 jaar. Dit is mijn tweede huwelijk; mijn vrouw heeft ook kinderen van Turkse afkomst. We hebben samen kleinkinderen. Mijn kleinzoon lijkt volgens mijn familie erg op mij. Helaas heb ik weinig contact met ze.

Ik hou van tuinieren, amateurradio, en ik plaag mijn vrouw soms voor de lol. Ik communiceer met mensen wereldwijd, vooral in het Italiaans, Spaans en Turks. Helaas is mijn antenne nu kapot, dus ben ik tijdelijk niet actief.’

Wilt u ooit nog terug naar Nieuw-Guinea?
‘Ik zou graag teruggaan, maar mijn vrouw wil bij onze kleinkinderen blijven. Ik zou alleen gaan, maar dat zou de terugkeer naar Nederland moeilijk maken, dus ik doe het niet.’

Archieven: Verhalen

‘Onze lessen in Iran eindigden om 11 uur, daarna gingen we naar het zwembad’

Seline, Noalynn en Rafik van basisschool Strijp Dorp in Eindhoven stappen op de fiets naar het huis van Henk van Gijn. Hij heeft twee Nederlandse ouders, maar door het werk van zijn vader is hij geboren en opgegroeid in Indonesië. Later heeft hij met zijn broertjes en zusje nog een tijd gewoond in Iran. Bij binnenkomst complimenteert meneer Van Gijn de kinderen met hun namen en zegt dat hij zelf een naam had die vroeger veel voorkomend was. Bij het vertellen laat hij een boek zien met foto’s van de auto reis die hij, zijn vader en twee van zijn broers hebben gemaakt van Iran naar Nederland. En vraagt hij de kinderen: ‘Gaan jullie de ruzie tussen mensen oplossen?’ Als afsluiting mag Rafik nog een foto maken met de camera van de fotograaf.

Waar bent u geboren?
‘Ik ben helemaal aan de andere kant van de wereld geboren, in Surabaya, in Indonesië op het eiland Java. Toen kwam ik met de boot naar Nederland. Heel snel daarna werd mijn vader een baan aangeboden in Iran, en zijn we daar naartoe gegaan, daar heb ik de tweede helft van de basisschool gedaan. Mijn vader kon binnen een half jaar Farsi spreken, Arabisch leren lukte niet meer. Farsi ligt best dicht bij het Nederlands.’

Hoe was het op de boot naar Nederland?
‘Er zaten een paar klasgenoten bij mij op de boot. We waren met acht kinderen en een beetje ondeugend. Op het schip was een soort speelplein en er moest een mevrouw op ons passen, maar die viel wel eens in slaap. Dan klommen wij over het hek en gingen we de hele boot ontdekken. De punt, de schoorsteen, de hondenhokken, de machinekamer. We zaten uiteindelijk een maand op het schip.

Mijn broertje was jarig in die maand. Van de kapitein kreeg hij daarom een speelgoedautootje, een sneeuwschuiver. Maar dat hadden wij nog nooit gezien. De eerste keer dat wij uiteindelijk sneeuw zagen was niet in Nederland, maar in het noorden van Iran, bij de Kaspische zee. We waren daar op vakantie. En het was koud!

We kwamen met het laatste vluchtelingenschip uit Indonesië. Daarom kregen we een pakketje van het Rode Kruis toen we in Nederland aankwamen. Daar zaten dingen in die we nog nooit hadden gezien, zoals een waxinelichtje. Er zat ook een Verkade-kwartetje in met koekjes erop. In dat kwartetje zaten ‘ Biscuit en ‘Beschuit’, maar wij kenden dat niet. Dus vroegen w e als het spel speelden: mag ik van jou ‘bis-kuit’’ of ‘bés-schuit’, we leerden later pas dat je biscuit moest zeggen, op zijn Frans.’

Hoe was het in Iran?
‘Normaal was het in Iran heel warm, daarom hadden we drie maanden zomervakantie. ’s Ochtends hadden we een beetje zomerschool. De lessen begonnen om 7 uur eindigden om 11 uur, daarna werd het te warm en gingen we naar het zwembad. Daar zaten we tot 6 uur. Wat een leven, he?

Ik zat wel op de Nederlandse afdeling van de internationale school. We hadden maar hele kleine groepen. In groep 5 was ik de zesde leerling.’

Wanneer bent u naar Nederland gekomen?
‘In het laatste stuk van groep 8. Het was wel even wennen. We hebben een tocht gemaakt van wel zes weken met de auto om van Iran naar Nederland te komen. We reden door Irak en Jordanië en Israël. We zaten even vast in Syrië omdat daar toen een opstand was. We gingen verder door Turkije, Griekenland en Joegoslavië. Dat was zes weken vakantie! Toen ik in Nederland aankwam was het Pinksteren, dus toen had ik nog een week vakantie. Daarna zat ik nog zes weken op school in Badhoevedorp.

Toen ik in 1962 in Nederland aankwam, was het de koudste winter ooit. Op mijn kamer was het -18 graden. Ik mocht huiswerk maken met mijn potlood, want mijn pen was bevroren. We hadden geen verwarming in huis. In die winter was ook het IJsselmeer dicht gevroren. Toen gingen we met de auto over het ijs.’

Herkent u nog plekken waar u vroeger bent geweest?
‘Ik ben vijftig jaar na dat ik uit Indonesië was vertrokken, teruggegaan met mijn vrouw. Terug naar waar ik heb gewoond. Het kwam me wel bekend voor, maar om ons oude huis stonden hekken. Ik ging eromheen lopen. Iemand die een stalletje in de buurt had, zei: ‘Kan ik u helpen?’ in het Maleis. Ik kon toen zeggen: ‘Ik heb daar gewoond’. Hij heeft me toen geholpen om binnen in het huis te kijken. Ik herkende nog heel veel.

We zijn nog bij het andere huis gaan kijken, maar dat was een bankgebouw geworden en daar stond een meneer op wacht met een schietgeweer. Dus ik ben maar meteen gaan uitleggen dat ik daar had gewoond. Ook daar wilden ze me wel helpen. We zijn op het dak van het gebouw gaan staan en ik herkende de tuin van het gebouw nog. Ik was verbaasd hoe vriendelijk iedereen was. Als Nederlanders kunnen we daar nog wat van leren. Ik was zo maar een vreemdeling en ik werd gewoon geaccepteerd.

Mijn huizen in Iran kan ik helaas niet meer opzoeken door de oorlog die er is geweest. De wijk is plat gebombardeerd.’

Waarom zei een klasgenoot van u dat u niet met een jongen van een andere school mocht spelen?
‘Wat een goede vraag en het doet zo’n pijn. Ik zat op de openbare basisschool in Badhoevedorp. Kort daarvoor was het kermis in het dorp. Mijn overbuurjongetje had geen broertjes en zusjes en zijn vader had gezegd: vraag dat jongetje uit Iran, die snapt het allemaal niet. Dus ik ben met hem meegegaan naar de kermis. Ik heb toen voor het eerst in een botsautootje gezeten en in een reuzenrad. Het was een fantasie en ik zat er echt in! Allemaal door het buurjongetje.

Toen ik een andere dag terugliep met het klasgenootje van school, zag ik mijn overbuurjongen lopen. Ik zei tegen hem: ‘Hé kom er ook bij, dat is gezellig’. Maar toen zei mijn klasgenoot: ‘Met hem mag je niet spelen want hij is van de katholieke school’. Mag ik dan niet met mijn buurjongen spelen die super aardig en lief is, alleen omdat hij op een andere school zit? Ik snapte er niets van.’

Archieven: Verhalen

‘Toen we hier kwamen, waren we bezienswaardigheden’

Nouri, Luna Fay, Liz en Thom van basisschool Strijp Dorp in Eindhoven gaan op bezoek bij Winston Gibbes. De kinderen zijn duidelijk zenuwachtig, maar ze worden gastvrij onthaald met chocomel en wat lekkers. Meneer Gibbes is in 1951 geboren op Curaçao en groeide er ook op. Vroeger waren ze met zijn achten thuis, zes broers en twee zussen. Ze wonen nu allemaal in Nederland, op één broer na.

In welk dorp woonde u vroeger?
‘Ik woonde vlakbij de hoofdstad en onze wijk heet Steenrijk. Wij woonden bovenop een heuvel. Vlakbij de zee is een wijk en die heet Nieuw Nederland. Er zijn ook heel veel straten met plaatsnamen uit Nederland, zoals de Arnhemstraat, Wageningenstraat en het Wageningenplein.

Ik ging naar school, voetbalde en begeleidde toeristen, zodat ik andere talen kon spreken. Op Curaçao hoorde je de hele dag Engels en Spaans. Nederlands spraken we alleen op school, je kreeg zelfs straf als je in de pauze geen Nederlands praatte. Ik heb verschillende bijbaantjes gehad. Ik werkte bijvoorbeeld ook als telegrafist op zee. Ieder schip moest een telegrafist aan boord hebben om contact te houden met andere schepen en met de mensen aan land.’

Waarom bent u naar Nederland gekomen?
‘Ik kwam in 1973 hier om te studeren. Op Curaçao zijn wel basisscholen en middelbare scholen, maar als je verder wil studeren moet je naar Nederland of Amerika. Ik ben niet naar Amerika gegaan omdat daar alleen Engels wordt gepraat. Ik heb voor Nederland gekozen omdat me werd verteld dat je later meer met een Nederlands diploma zou kunnen. En omdat in die tijd het WK voetbal in Duitsland was en dat is dichterbij Nederland.’

Waar ging u werken?
‘Bij Philips. Vroeger kon je bij Philips, DAF of bij de gemeente Eindhoven werken. Waar jullie op school zitten, dat noemen ze Drents Dorp. Philips trok veel werkmensen van boven de rivieren aan, vooral uit Drenthe, en later ook veel Spaanse mensen.

Ik had ook een winkel met mijn vrouw. De winkel heette Toeters en bellen, en weet je waarom? Omdat we van alles verkochten. Alles wat je je maar kan voorstellen op feestgebied verkochten wij, voor carnaval zoals schmink, maar ook van alles voor Sinterklaas.’

Wat vindt u van Nederland?
‘Als ik eerlijk mag zijn vind ik Nederland net zoals ik mezelf vind: mensen zijn vriendelijk in de omgang en soms zijn ze ook boos. As iemand boos is, wil dat niet meteen zeggen dat hij slecht is. Ik had een collega die tijdens het werk altijd vrolijk vroeg: ‘Hee, hoe is het?’ Maar als ik ’s morgens aankwam, dan groette hij helemaal niet. Dat vond ik eerst raar. Maar mijn collega had gewoon een ochtendhumeur. Je moet mensen leren kennen.’

Wat is het verschil tussen Nederland en Curaçao?
‘Curaçao is heel klein: je kunt het vergelijken met de provincie Utrecht. Bijna iedereen kende elkaar daar. Hier spreekt iedereen elkaar met de voornaam aan, maar op Curaçao en op Aruba met de achternaam.

Het onderwijs op Curaçao was helemaal op Nederland gericht. We leerden de hoofdstad en de topografie van Nederland. Toen we in Nederland kwamen, bleek dat de mensen hier helemaal niets van Nederland wisten! Wij hadden een Nederlands paspoort en gingen daarmee op reis. Ooit bij de grenscontrole van België vroegen ze naar ons paspoort. Ze keken erin, maar gaven aan dat het niet goed was. Ze wisten niet dat er ook niet-witte Nederlanders waren.

Toen we hier kwamen, waren we bezienswaardigheden. Mensen kwamen ons dan vragen stellen, dat zou tegenwoordig niet meer kunnen. Jullie zijn eigenlijk rijk vergeleken ons, jullie zitten in de klas met verschillende nationaliteiten en leren met elkaar om te gaan. Voor ons leken de Nederlanders ook allemaal op elkaar. Bij ons op school kwamen bijna alle docenten uit Nederland. Als de docenten iets aan ons vroegen, dan bleven wij gewoon zitten. Ze moesten ‘alsjeblieft’ zeggen, want de slavernij was al lang voorbij.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892