Archieven: Verhalen

‘Bij aankomst voelde ik me veilig en heel erg opgelucht’

Loren, Friso en Roos fietsen naar Fatima Adan (49) die opgroeide in Somalië. Het adres moeten de leerlingen van de Bosschool in Bergen even zoeken, maar als ze er zijn worden ze warm ontvangen door mevrouw Adan, die er prachtig uitziet. Ze heeft koekjes en chips op tafel staan en de kinderen installeren zich op de bank. Haar kleindochtertje uit Eindhoven is er ook bij. Mevrouw Adan vertelt graag. In 2010 kwam ze naar Nederland.

Hoe was het in Somalië?
‘Somalië is een land in Oost-Afrika. Het is er heel warm, wel 40 graden. Er zijn bergen en er is een hele mooie lichtblauwe zee. Ik was een tweeling en groeide samen met mijn zusje op bij mijn oma. Mijn zusje overleed toen ze 18 jaar was. Mijn moeder was boodschappen doen met mijn oom met de auto en de wegen zijn in Somalië niet zo goed. Ze kregen een auto-ongeluk en ze waren beiden dood. Ik was met mijn zusje buiten toen iemand kwam aanrennen en zei: jullie moeder is overleden. Mijn zusje kreeg van schrik een hartaanval en overleed voor mijn ogen. Ik dacht eerst nog dat ze een grapje maakte. Dit was echt heel heftig en heel verdrietig. Mijn moeder, mijn zusje en mijn oom zijn tegelijk begraven.’

Waarom bent u naar Nederland gekomen?
‘In Somalië was het oorlog. Dat was heel erg. Het was een oorlog tussen stammen; de rijke mensen wilden een president en de arme mensen wilden dat ook dus werd het ruzie. De soldaten kwamen mensen doodmaken zonder reden, iedere dag weer, heel eng. Je kon niemand meer vertrouwen. Het is nu al 33 jaar oorlog.’

Hoe bent u naar Nederland gekomen?
‘Omdat ik een vrouw was, kon ik vluchten. Voor mannen was dat niet toegestaan, die konden niet zomaar vertrekken. Mijn man bleef dus in Somalië. Ik was zwanger, Ik nam de auto en reed naar Kenia. Daar heb ik een man heel veel geld betaald, wel 3000 dollar, en hij beloofde een paspoort voor me te regelen en een vliegticket naar Nederland. Ik wist niets van Nederland, maar het enige wat ik wilde was veilig zijn. Ik had ook geen idee of ik deze man kon vertrouwen, maar ik had geen keuze.

Mijn man was daarna 11 jaar vermist. Niemand wist waar hij was. Later is hij gevonden via het Rode Kruis, maar toen was hij heel ziek en bijna blind. Hij is dit jaar overleden.’

Hoe was het in Nederland voor u?
‘Ik voelde me veilig en heel erg opgelucht. Heel vrij. Ik was zo blij, geen doden meer en geen geweerschoten. Ik kwam terecht in Ter Apel in een asielzoekerscentrum. Het was toen rustig in het kamp, heel anders dan nu. Ik herinner me dat het heel koud was, zo koud! Nederlands leren vond ik heel moeilijk. Wij spreken een hele andere taal en hebben ook een ander alfabet. Ik ben het Nederlands nog steeds aan het leren.’

Heeft u wel eens te maken gehad met discriminatie?
‘Dat was heel erg de eerste jaren. Ik woonde aan de Oude Bergerweg met mijn kinderen en was ook nog zwanger. Maar ik was de enige buitenlandse in de straat. Mijn buren zeiden dat mijn kinderen schreeuwden en problemen hadden en dat we alles vies maakten. Ze schreven met zwart op de muur: ga terug naar je eigen land. En ze maakten een vuur voor mijn tuin. Dat was heel heftig en deed heel veel pijn. De politie en de burgemeester zijn gekomen en toen hebben we met zijn allen gepraat hoe we dit konden oplossen. Door met elkaar te praten leer je elkaar begrijpen en dingen anders zien. Dat hielp en nu gaat het goed.’

Archieven: Verhalen

‘Kinderen vonden mij vreemd en staarden mij aan’

Op de fiets gaan Kess, Gigi en Lena naar Tze Wah Lam (53), eigenaar van het Chinese restaurant De Oude Prins in Bergen. De leerlingen van de Bosschool in Bergen vinden het heel spannend om hem te interviewen. Wanneer ze aankomen bij de Oude Prins, worden ze warm ontvangen. Ze gaan in een hoek bij het raam zitten, iedereen krijgt wat te drinken en dan vragen de interviewers honderduit. Tze Wah Lam kwam in 1979 naar Nederland.

Kunt u iets vertellen over uw achtergrond?
‘Mijn naam is Tze Wah, dat betekent zoon van het volk. Tot mijn negende ben ik opgegroeid in Hongkong, dat heel westers is. Daarom was ik al een beetje gewend aan de westerse cultuur toen ik in Nederland aankwam. In Hongkong woonden we aan de rand van de stad en keken we uit over de bossen, bergen en het open water. Dat gaf een heel vrij gevoel.’

Waarom wilden uw ouders naar Nederland?
‘Hongkong was een Engelse kolonie, de Engelsen waren er de baas. Wij als Chinezen moesten altijd naar de Engelsen luisteren. Mijn vader was bij de politie en moest doen wat de Engelsen hem vroegen. Maar mijn vader wilde eigenlijk geen dingen meer doen die niet leuk waren. Dat is de reden dat we naar Nederland kwamen, om meer vrijheid te hebben.’

Is er een groot verschil tussen Nederland en Hongkong?
‘Alles is wat trager hier in Nederland en in Hongkong hebben mensen meer contact met elkaar, het is socialer. De Chinezen hebben een andere jaartelling dan jullie. Oud en Nieuw valt bij ons op 10 februari en dat vieren we met grote draken en de leeuwendans om de boze geesten te verjagen. Ik liep ook wel eens mee in de gouden draak of met de leeuwendans, waarbij je beweegt op trommels. Maar in Hongkong vierden we ook de westerse feestdagen, zoals Kerstmis en Pasen, omdat de stad heel westers was door de Engelsen die daar de baas waren. En jullie hebben een horoscoop met dieren die symbool staan voor iedere maand en wij voor iedere twaalf jaar. Dus ieder jaar wordt bij ons gesymboliseerd door een dier.

Hoe vond u het destijds als jongen van 9 om te vertrekken?
‘Ik had geen keus, maar wilde liever in Hong Kong blijven. Ik voelde me verdrietig en miste mijn vriendjes en familie, maar het was ook heel spannend. In Nederland kwam ik in een andere wereld. We gingen in Bergen wonen en ik kwam terecht in een klas van de Reenenschool. Dat was in het begin moeilijk omdat ik geen Nederlands sprak. Kinderen vonden mij vreemd en staarden mij aan; dat was niet leuk. Soms lachten de kinderen me uit omdat ik er anders uit zag en de taal niet sprak. Dan gingen we of vechten en hadden we af en toe een blauw oog, of ik negeerde het, of we gingen praten met de leraar. Het Nederlands heeft ook een heel ander alfabet. In het Chinees hebben we tekens en karakters die staan voor zinsdelen, dat is echt heel anders.’

Archieven: Verhalen

‘Gelukkig vielen de meeste bommen in de zee’

Wat een lief ontvangst… Keet, Fien, Louise en Jabe gaan langs bij Josephine Guillaud Struycken, ook wel Sien genoemd, een ontzettend lieve 91-jarige vrouw. Nadat de leerlingen van de Bosschool uit Bergen haar een bosje bloemen hebben gegeven, barsten ze meteen los met hun vragen.

Waarom vertrokken jullie naar Egypte?
‘In 1938 ben ik met mijn ouders ‘vertrokken’ vanuit Den Haag naar Egypte. Mijn vader voelde de dreiging van de Tweede Wereldoorlog. Het was best leuk om naar Egypte te gaan. We gingen met de auto en de boot, wat vast heel lang heeft geduurd, en ik had nieuwe winterschoenen gekregen waar ik heel trots op was. In Egypte hebben we een huis gevonden en we hebben daar in de oorlog gewoond.’

Hoe was het leven in Egypte?
‘We hadden een grote tuin met vruchtenbomen en we woonden in een villa. Thuis spraken we Nederlands, Frans op school en Arabisch met de bedienden en op straat. We aten Frans of Europees. Aardappels, vlees en groenten. Arabisch eten is anders, met platte broden en falafel. We hadden een kok en bedienden in huis, dat hadden alle Europeanen daar. De kok kocht het eten op de markt. Vlakbij Alexandrië ging ik samen met mijn twee broers naar een Franse nonnenschool. We zaten allemaal in een andere rij, van klein naar groot. We spraken geen woord Frans en dan word je op zo n school gezet… We waren onuitstaanbaar. Als er een non langs me liep, stak ik vaak mijn voet uit zodat ze struikelde. Dan was ze wel boos. En de nonnen begrepen niets van ons Nederlands dus we konden zeggen tegen elkaar wat we wilden, zoals: wat zijn ze weer vervelend vandaag he?’

Hoe verliep de oorlog voor u?
‘De Duitse militairen waren via Marokko en Tunesië richting Egypte gekomen. Er waren veel Engelsen in onze buurt. De Duitsers hadden het op hen gemunt hadden en bombardeerden ze, en de Italianen hielpen de Duitsers mee. Mijn vader ging vaak met ambulances naar het front om gewonden op te halen en naar het ziekenhuis te brengen in Alexandrië. Gelukkig vielen de meeste bommen in de zee. De volwassenen waren erg bang, maar eigenlijk was ik als kind nooit bang en vond ik het wel leuk en spannend.’

Waar bent u na Egypte naartoe verhuisd?
‘Mijn vader werd rechter in Parijs dus we zijn naar Frankrijk verhuisd. En ik kon al Frans omdat ik op een Franse school zat met een hoop nationaliteiten. Mijn man heb ik leren kennen in Parijs. Maar Frankrijk was niet zo leuk. Het is een mooi land, maar de Fransen zijn wel heel Frans en niet zo open. Daar had ik moeite mee.’

Was het moeilijk om vrienden te maken als je zo vaak verhuist?
‘Nee, het is juist interessant, dan zie je weer andere mensen, andere gewoontes, je leert een andere taal. Verhuizen is altijd nieuw en leuk.’

Waarom bent u naar Vietnam gegaan?
‘We gingen naar Vietnam omdat mijn man daar een baan kreeg. Ik heb daar acht jaar gewoond. Het leven was er goed. Hele aardige mensen en altijd warm (een beetje te warm). Ook heel lekker eten. Er was ook oorlog in Vietnam; zo’n oorlog is verschrikkelijk, maar ik voelde me niet onveilig. De oorlog was meer in het binnenland en niet waar wij woonden. Ik heb tijdens de oorlog lesgegeven aan vrouwen die graag Frans wilden leren. Maar dat bleek best moeilijk.’

Hoe was het om na 75 jaar weer in Nederland te wonen?
‘Het is hier heerlijk rustig. Ik voel me ook veel meer op mijn gemak hier. Als Nederlandse voelde ik me niet thuis in Egypte, Afrika en Vietnam. Je bent en blijft altijd een vreemde omdat je er eigenlijk niet hoort.’

Heeft u nog advies nu u zo veel van de wereld heeft gezien?
‘Als je iets van de wereld kunt zien en de kans hebt, moet je die kans grijpen. Door reizen leer je heel veel: hoe de mensen leven en eten… Het heeft mijn leven zeker verrijkt.’

Archieven: Verhalen

‘Mijn droom was om verpleegkundige te worden, dat kan hier’

De Syrische Sanaa Aldrwish (23) woont pas drie maanden in Egmond aan Zee, daarom is het huis nog best leeg. Als Sjuul, Ruby, Kaatje en Indie binnenkomen, loopt een jongetje van 1 jaar ze vrolijk tegemoet. De leerlingen van de Bosschool in Bergen vinden hem erg leuk! Mevrouw Aldrwish heet ze welkom maar wil alleen op de foto als ze haar hoofddoek om heeft, dus die gaat ze snel even omdoen boven. Daarna kunnen de interviewers beginnen…

Hoe was het in Syrië?
‘Syrië is een dictatuur en dat betekent dat wij niet mogen kiezen, wij hebben een militair regime. Mensen die dat niet meer wilden, begonnen met vechten. Toen ik in Syrië woonde was het oorlog tussen verschillende groepen. Ik was 11 jaar toen ik besefte dat er oorlog was. Ik begreep niet goed wat er gebeurde, er vielen bommen, huizen gingen stuk, zoveel mensen overleden, er was geen eten meer, geen elektra, geen internet. Zo moeilijk en verdrietig, je wist gewoon niet waar je heen moest. Maar het belangrijkste was dat je koos voor een veilige plek.

Heel veel mensen vluchtten naar Duitsland, Nederland, Zweden en Canada. Maar er zijn ook mensen die bleven terwijl het oorlog was – mijn twee broers bijvoorbeeld – omdat ze geen geld hadden en er geen werk was om te sparen voor de reis. Als je wilt vluchten is de reis heel duur. Het is heel zwaar voor mijn broers. Ze leven van de lucht.’

Hoe bent u gevlucht?
‘Ik vluchtte met mijn man naar Libië en in Libië heeft mijn man betaald voor de overtocht met een kleine houten boot naar Italië. Een hele gevaarlijke overtocht. Er waren twee boten, een voor gewone mensen en een voor families met kinderen. We zaten voor elkaar in de boot en het was heel koud. Op een gegeven moment ging de motor stuk, niets deed het meer, maar gelukkig kon iemand hem repareren.

Uiteindelijk kwam er een groot Italiaans schip dat ons oppikte. Zij waren op zoek naar bootjes met vluchtelingen die met veel gevaar de oversteek waagden. We hebben nog vier dagen op dat schip gezeten en gezocht naar bootjes en overlevenden. In die periode zijn ook veel mensen verdronken. Zoveel mensen waagden die oversteek met gevaar voor eigen leven omdat het in hun land te gevaarlijk was om te blijven.’

Hoe was het om in Nederland aan te komen?
‘Het was fijn om hier aan te komen. Ik voelde me veilig. We kwamen terecht in een asielzoekerscentrum en later kregen we een huis in Bergen. Mijn droom was om verpleegkundige te worden en dat kan ik hier waarmaken. Het is fijner hier in Nederland dan in Syrië omdat je hier alles mag doen. Alleen de belastingen zijn hier niet fijn… In Syrië bestaat er geen belasting.’

Heeft u wel een iets gemerkt van discriminatie?
‘Soms. Als ik boodschappen ging doen, werd ik aangestaard. Mensen vonden het raar dat ik een sjaal droeg om mijn hoofd omdat dat hier niet de gewoonte is. Maar er zijn ook mensen die heel aardig reageren zoals: ‘Wat een mooie sjaal’. En soms zeggen mensen: ‘Jullie krijgen zo snel een huis. Dat is niet eerlijk!’ Ik vind het moeilijk om daarop te reageren. Meestal negeer ik het maar je kunt ook bellen met de gemeente of Kennemerwonen en dan helpen zij je.’

Wat zijn jullie tradities?
‘Omdat ik moslim ben doe ik mee met de ramadan; dan vasten we en eten en drinken we dertig dagen niet overdag en ‘s avonds. Daarna is het Suikerfeest en gaan we drie dagen eten. Wij hebben niet zoveel traditionele feestdagen in Syrië, maar ik vind jullie feesten ook heel mooi.’

Wat was het moeilijkste hier om je aan aan te passen?
‘De taal is heel anders dan het Syrisch en moeilijk om te leren. Ook het alfabet is heel anders dan bij ons: jullie schrijven van links naar rechts, wij schrijven van rechts naar links.’

Archieven: Verhalen

‘Ik bedenk sinds ik hier ben telkens een woord van de dag’

Robbe, Jasmijn en Mia van de Bosschool in Bergen interviewen Salim Nazba, een vriendelijke rustige man van 48 jaar, uit Somalië. Hij is vanuit Kenia gevlucht als verstekeling op een boot die hem naar Nederland bracht. Waar hij in Somalië een rijk man was, omringd door familie, wachtte hem in Nederland een leven als afwasser, zonder zijn dierbare zoons. Maar meneer Nazba is gelukkig, hij heeft Nederland omarmd, heeft hulp gekregen van goede mensen, is in staat geweest zijn zoons financieel te ondersteunen en werkt tegenwoordig als vrijwilliger en bij de voetbalclub. Terug naar Somalië wil hij nooit, hier is hij veilig en vrij.

Hoe was het leven in Somalië?
‘In mijn tijd, toen ik zo oud was als jullie, was het mooi, gezellig en fantastisch in Somalië. Lekker elke dag in de zee, verse vis eten. Maar nu niet meer. Alles is veranderd door de oorlog. De oorlog was tussen noord en zuid. De president kwam van de stam uit het zuiden en de mensen van de stam uit het noorden wilden de macht overnemen. Op een gegeven moment vochten binnen dezelfde stam broer tegen broer. De oorlog ging maar door. Toen de stam uit het noorden won was het land wel van hen maar ze bleven doorvechten tegen elkaar. Het is nog altijd niet veilig. Als je ergens heen wilt, kom je barrières tegen met soldaten met geweren en moet je onderhandelen om erdoor te kunnen tegen betaling. Wij hoorden bij de kleine stam uit het zuiden en zijn gevlucht.’

Vertel eens wat meer over uw vertrek…
‘Ik ben twee keer vertrokken. De eerste keer van Somalië naar Kenia toen ik 14 was. Toen begon de oorlog en is mijn hele familie van Somalië naar Kenia gegaan. Ik ben daar verder opgegroeid en naar school gegaan. Op een gegeven moment wilde ik mijn eigen land terug hebben in Somalië, maar ik kreeg ruzie en ben toen gevlucht.’

Hoe lang duurde de reis?
‘Twee weken. Ik ben stiekem met een grote boot vertrokken. Ik was een verstekeling. Via de ankerketting ben ik in Mombasa, in Kenia, in een Musk containerschip geslopen, en heb weken overleefd in een ruimte bij het anker met één zak dadels en 5 liter water. ‘s Nachts sloop ik rond op zoek naar eten en water. Toen ik in Rotterdam aankwam in de haven, heeft de douane me gepakt. Ik heb toen zes maanden in de gevangenis gezeten.’

Spreek je nog een beetje Somalisch?
‘Ja, een beetje. Ik kom van de Bajuni eilanden en wij hebben onze eigen taal; Bajuni, zoiets als Swahili, ken je Swahili? Jullie kennen het wel: hakuna matata. Dat is mìjn taal!’

Wat doe je eigenlijk zoal?
‘Nu doe ik veel vrijwilligerswerk en ik ben geïnteresseerd in transport, logistiek en facilitair. Ik heb in heel veel restaurants in Bergen gewerkt, als afwasser, als kok, als facilitair medewerker. In Kenia had ik zeven bussen en drie vrachtwagens. Ik was rijk en dan kom ik hier als een afwasser… Dat is geen probleem, dat is het leven, je moet kiezen wat je moet doen voor je familie, voor je kinderen. Mijn eerste vrijwilligersbaan was bij V.V. Berdos wat nu V.V. Bergen is. Ik werk nu bij V.V. Bergen in de kantine. Via de kinderen bij voetbal heb ik Nederlands geleerd. De kleuters van toen spelen nu in het eerste team.’

Hoe heb je je leven opgebouwd hier?
‘Ik heb heel veel vrienden gemaakt, goede Nederlandse mensen hebben mij geholpen om te integreren in Nederland. Dat ging niet in één dag, maar als er problemen zijn dan weet je wie je vrienden zijn. En ik heb Nederlands geleerd, en leer dat nog steeds. Ik bedenk sinds ik hier ben telkens een woord van de dag. Het woord van de dag wordt vandaag ‘verstekeling’!’

Had je te maken met discrimatie?
‘Ja, heel veel, in Afrika ben ik te licht, in Nederland ben ik te donker. Wij komen van dezelfde aarde. Het maakt niet uit wie je bent, wij zijn hetzelfde.’

Archieven: Verhalen

‘Ik kwam hier samen met mijn grote liefde en voelde me meteen thuis’

Loa, Sarah en Chloe interviewen Jezus Vicente Rufo Arriero in zijn bloemenwinkel in Bergen. Hij heeft een prachtige, kleurrijke bloemenwinkel in het centrum, maar als interviewlocatie blijkt het wat te onrustig. Gelukkig kunnen de leerlingen van de Bosschool naar de Art Gallery Tha Banque om de hoek. Na wat geharrewar over waar ze gaan zitten, neemt iedereen plaats aan tafel tussen de kleurrijke kunstwerken en kan het interview beginnen. De Spaanse Jezus Vicente Rufo Arriero (60) kwam in 1991 naar Nederland.

Hoe was het leven in Spanje?
‘Ik woonde langs de langste rivier van Spanje bij Toledo, waar het in de winter heel koud is en in de zomer heel warm en droog. Er zijn veel historische steden en de architectuur is prachtig. Spanje zelf heeft veel mooie natuur, mooie stranden en veel oude kastelen, het leven is heel fijn daar.

Waarom kwam u naar Nederland?
‘Toen ik op vakantie was op Mallorca ontmoette ik op een boot Renée, hij was de kapitein van het schip waar ik een reisje op maakte en ik werd heel verliefd op hem. Renée werkte voor een Nederlands bedrijf en werd ingezet als kapitein over de hele wereld. We waren zo verliefd dat ik besloot om naar Nederland te verhuizen.’

Toen u hier aankwam, was u toch anders omdat u uit een ander land kwam en de taal niet sprak. Hoe was dat?
‘Ik kwam hier samen met Renée, mijn grote liefde, en voelde me meteen thuis. We konden wonen op de zolder van zijn ouders en zijn familieleden waren hele lieve, warme mensen. Ik vond het wel moeilijk om de taal te leren, daarom ben ik drie jaar naar school gegaan in Alkmaar om Nederlands te leren spreken, lezen en schrijven. Aan het eten moest ik ook wennen, maar de moeder van Renée kookte heel lekker. Stoofvlees, aardappelen en spruitjes… Als zij kookte was het heerlijk.’

Hoe was uw leven met Renée?
‘Renée en ik zijn getrouwd in 1988. We hebben samen heel veel gereisd en we hebben heel veel plekken op de wereld gezien. Als Renée ging varen, ging ik hem opzoeken: in Miami, de Cariben, Turkije. De mooiste reis was toen we samen de oceaan overstaken van Amerika langs Miami, de Azoren, Gibraltar, langs de kust van Griekenland en Turkije, dat was prachtig. Renée kreeg twee jaar geleden plotseling een hartaanval en is overleden.’

Wat zijn de verschillen tussen de Spaanse en Nederlandse cultuur? Wat mist u hier?
‘Het eten en de mensen zijn een beetje anders. Spanjaarden zijn extrovert en gastvrij en mensen leven in Spanje veel buiten omdat het klimaat warmer is, dus dan is het gemakkelijker contact te maken met elkaar.’

 

Archieven: Verhalen

‘Het duurde heel lang voordat ik de humor hier begreep’

Timme, Melissa en Dutch gaan met de auto naar Anna Spohr. Ze woont op een vakantiepark vlakbij Schoorldam en komt de leerlingen van de Bosschool in Bergen ophalen om naar haar huisje te gaan. De 60-jarige mevrouw Spohr is geboren in Duitsland, in 1983 kwam ze naar Nederland. Haar ouders uit Duitsland zijn nu bij haar op bezoek. De kinderen worden heel warm ontvangen. De interviewers die aanvankelijk een beetje verlegen waren, komen al snel los: ze hebben er zin in!

Wat vindt u van Duitsland?
‘Ik heb eigenlijk een bloedhekel aan bepaalde Duitse karaktertrekken. In heel veel Duitsers zit een soort politieagent verstopt als je buiten de lijntjes loopt. Wanneer ik vroeger bijvoorbeeld over de dijk fietste, waar je eigenlijk niet mocht fietsen, werd ik er binnen een paar minuten al op gewezen dat dat niet kon. Dat zo op de regeltjes zijn in Duitsland ging niet samen met mijn obstinate persoonlijkheid.’

Hoe was het toen u in Nederland kwam? Wat was er anders?
‘In het begin woonde ik in een woongemeenschap in Utrecht. Ik had geen geld voor een eigen woning en woonde met drie meisjes in een huis. Op elk pakje dat zij in de koelkast hadden liggen, hadden ze hun naam geschreven. Zo van: dit is van mij en hier moet je vanaf blijven. Iedereen ging in het weekeinde naar huis behalve ik omdat thuis voor mij te ver weg was. Soms had ik geen boodschappen gedaan en had ik honger. Als dan de koelkast vol zat met hun pakjes met hun namen erop nam ik stiekem een klein beetje van ieder pakje om iets te kunnen eten.

Ook was het moeilijk om spontaan afspraken te maken met mensen als ik ze tegenkwam. In Duitsland zeiden ze: leuk om je te zien, laten we vanavond even afspreken. Dat kan in Nederland niet; hier kun je dan pas over drie weken afspreken…dat was in Duitsland een stuk spontaner. Verder viel het me op dat mijn Duitse vrienden veel meer politiek bewust waren dan Nederlandse vrienden. Daar moest ik erg aan wennen.

Maar in Nederland worden sneller nieuwe invloeden omarmd en opgenomen. Nederlanders bewegen meer mee met de tijdsgeest en de opleiding die ik in Nederland kon volgen was supermodern. Duitsers zijn best fundamentalistisch: dat wat zo is moet zo blijven. Maar het is altijd moeilijk als je als nieuwkomer ergens komt waar iedereen heel vertrouwd is met alles, en jij niet.’

Heeft u zich ooit buitengesloten gevoeld?
‘Nee, ik heb wel ervaren dat het heel moeilijk is om de humor te begrijpen in een nieuw land. Het duurde heel lang voordat ik de humor hier begreep. Dan was iedereen aan het lachen en zat ik erbij en voelde ik me echt een buitenstaander.’

Hoe was het om Duitse te zijn in Nederland in die tijd?
‘Duits-zijn was meer iets wat ik probeerde te verbergen. Ik deed daarom ook super mijn best om Nederlands te spreken. Ik verborg het Duits-zijn liever omdat Nederlanders de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog er vaak bij haalden en daarom geen fijn gevoel hadden bij alles wat Duits was. Op een keer stond ik op een toren in Utrecht samen met een jongen die me leuk vond en ik hem. Toen hij me vroeg waar mijn accent vandaan kwam en ik hem vertelde dat ik Duits was, was hij niet meer geïnteresseerd.’

Hoe bent u hiermee omgegaan?
‘Het was soms best moeilijk maar ik paste me snel aan. Ik wilde ook graag onderdeel zijn van de samenleving. Als je gewoon meedoet en de taal leert word je geaccepteerd.’

Waarom bleef u na uw studie in Nederland?
‘Na mijn studie werd ik verliefd op Amsterdam. In Amsterdam waren veel mensen uit de hele wereld en er was ook veel mogelijk. Ik werd verliefd op het leven, de muziek en het maken van films. Ik ben films gaan maken met pubers. Ik vond het leuk om met hen te werken omdat zij op zoek zijn naar wie ze zijn en waar ze bij willen horen. Het kwam ook omdat de kranten vaak kopten over pubers die herrie maakten en alles stuk maakten en dat was helemaal niet waar. Toen besloot ik me hard te maken voor pubers.’

Voelt u zich Nederlandse?
‘Ik voel me een wereldburger. Ik heb in Duitsland, Nederland, Parijs en in New York gewoond maar ik identificeer me niet met een land omdat ik me daar niet fijn bij voel. Als mensen dat wel doen worden ze al snel nationalistisch en gaan ze hun land heel belangrijk vinden. Daar blijf ik ver vandaan. Maar ik voel me wel thuis hier in Nederland.’

Archieven: Verhalen

‘Nooit zegt iemand: dit is niet jouw land of je bent niet welkom’

Hugo, Boris en Olivier zigzaggen door Bergen naar het huis van de Syrische Aaisha (28). Als ze binnenkomen staat er muziek aan uit haar cultuur en er brandt wierook. De leerlingen van de Bosschool beginnen met veel vragen over haar cultuur en achtergrond en Aaisha vertelt openhartig over haar komst naar Nederland.

Waarom bent u vertrokken uit Syrië?
‘Mijn man was gevlucht uit Syrië naar Nederland vanwege de burgeroorlog. Het was een heel gevaarlijke reis. Eerst vluchtte hij naar Turkije en vandaar ging hij met een bootje de zee over, heel eng. Wij wisten niet waar hij terecht zou komen en hij ook niet. Hij kwam aan in Griekenland waar hij zeven maanden heeft gezeten. Daarna kon hij naar Nederland en hier asiel aanvragen. Later mocht ik ook komen; dat noemen ze gezinshereniging. Heel fijn!’

Hoe was het om te wonen in Syrië?
‘In Syrië zijn families heel groot. Mijn familie bestond uit 200 mensen, we bewoonden een hele buurt in het dorpje. We hadden eigen schapen en kippen. Het is een heel ander leven dan hier. In Syrië mag je ook met je familieleden trouwen, dat mag hier niet.’

Hoe was het voor u om alles achter te laten?
‘Ik voelde te veel… het was heel verwarrend. Ik wilde graag naar mijn man, hij wachtte op mij, maar ik moest mijn vader, broers en mijn hele familie achterlaten. Ik was toen 16 jaar. Het was echt heel moeilijk om mijn familie achter te laten en vooral de eerste periode in Nederland was zwaar. Nederland heeft een hele andere cultuur en taal en ik miste mijn familie. Maar later kreeg ik mijn eerste kind en creëerde ik mijn eigen familie hier.’

Hoe was de burgeroorlog in Syrië? Is er familie van u overleden?
‘Syrische mensen vochten tegen elkaar en andere landen gingen zich ermee bemoeien. Het begon met een strijd over religie, maar daarna waren de redenen onduidelijk. De oorlog is 12 jaar geleden begonnen en duurt nog steeds voort.

Mijn zwager, de man van mijn zus, is gedood in de oorlog. Hij had vier kleine meisjes waarvan er één een maand oud was. Hij ging melk halen voor haar en toen hij naar de weg liep, kwam er een vliegtuig over dat bommen afwierp en zo is hij overleden, heel pijnlijk.’

Wat vond u van Nederland en de mensen hier toen u hier aankwam?
‘Nederlanders zijn hele aardige mensen. Nooit zegt iemand: dit is niet jouw land of je bent niet welkom. Het is een goed land voor mij en voor de kinderen om op te groeien.’

Hoe is het hier voor uw kinderen?
‘Soms moeilijk. Thuis spreken wij Engels, dat is hun moedertaal, maar op school moeten zij Nederlands spreken. Mijn kinderen voelen dat Syrië niet echt hun land en cultuur is. Zij weten niets over Syrië. Nederland is hun land. We vertellen ze nog niet over Syrië omdat de verhalen van nu niet mooi zijn. Maar vroeger was het heel fijn om daar te wonen.’

Archieven: Verhalen

‘Ik ontmoette een leuke Nederlandse man en werd verliefd op hem’

Jackie, Elias, Liv en Alexander interviewen Barbara Forsten die opgroeide in Finland. De leerlingen van de Bosschool in Bergen komen terecht in een heerlijk licht huis en worden wel heel enthousiast ontvangen door de hond… De kinderen nemen plaats aan de lange tafel en beginnen meteen aan de ranja en alle koekjes die op tafel liggen.

Waar komt uw familie vandaan?
‘Mijn familie komt oorspronkelijk uit Duitsland. Lang geleden zijn ze naar Sint-Petersburg verhuisd in Rusland. Daar was een grote Duitse enclave. Toen er in 1917 een revolutie uitbrak in Rusland zijn ze gevlucht naar Finland.

Mijn moeder is geboren in Finland. Maar toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak vielen de Russen Finland binnen en moesten zij en mijn grootouders vluchten naar een ander deel in Finland. Mijn moeder sprak er niet graag over en ging niet graag terug naar dat deel van Finland vanwege de herinneringen. Ik voelde dat er bij mijn moeder altijd een angst was dat er weer wat zou gebeuren

Mijn moeder werkte tijdens de oorlog bij het vrouwenkorps en mijn vader was piloot en bombardeerde Rusland. Finland was een vrij land; hij vocht voor de vrijheid.’

Hoe was Finland om te wonen?
‘Finland is een mooi land. Het is het land van de duizend meren. We hebben daar drie maanden zomervakantie; heel anders, en heel groot. Als we ergens een volleybalwedstrijd hadden moesten we heel ver rijden en daarom moesten we daar dan ook vaak overnachten. En op onze sportdag gingen we skiën; dan ging ik op de ski’s naar school; echt een heel ander leven.’

Waarom bent u naar Nederland gegaan?
‘Ik ontmoette een leuke Nederlandse man en werd verliefd op hem. Omdat hij als beroepsmilitair werkte voor de Navo en Finland in die tijd nog niet bij de Navo hoorde, kon hij niet in Finland werken. Ik ben fysiotherapeut en kon in Nederland gemakkelijk werken. En als je iemand heel erg liefhebt, dan ga je mee.’

Hoe was het om in Nederland aan te komen?
‘Heel spannend. Ik sprak de taal niet en kende nog geen mensen. Ik was 22 jaar en ging bij mijn schoonouders inwonen. Ik was een heel ander leven gewend. Ineens kwam ik in een ander gezin terecht en begon een heel nieuw leven. Ik leerde mensen kennen door te gaan volleyballen, te starten met werk en via hobby’s, zo maakte ik vrienden. De Nederlandse taal leerde ik via scrabbelen. Dat ging heel snel.

Het is heel belangrijk om de taal van een land te leren, dat is de basis, via taal communiceer je en leer je elkaar begrijpen. Wat ik hier wel ervaar is dat er in Finland meer vrijheid was, dat voel ik hier minder, hier zijn veel meer regels.’

Mist u Finland en gaat u nog wel eens terug?
‘Vroeger vierde ik daar kerst met mijn familie, maar toen mijn ouders en mijn zus overleden, maakt het me te verdrietig om daarheen terug te gaan omdat ik daar geen thuis meer had.’

Archieven: Verhalen

‘Zodra ik wat Nederlands leerde ontmoette ik mensen die me verder hielpen’

Amelie, Jasmijn en Lavinia interviewen Giorgi Shengelia (45), een kunstenaar uit Georgië. De leerlingen van de Bosschool in Bergen arriveren in zijn grote atelier en nemen plaats op een bankje tussen de kunstwerken. Meneer Shengelia is zich aan het voorbereiden op de Kunst10daagse en heeft niet zoveel tijd, maar hij vindt het wel heel leuk dat ze er zijn. De kinderen zijn onder de indruk van alle kunst en beginnen aarzelend met het interview.

Hoe was het in Georgië?
‘Ik kom uit de provincie Abzachië, naast de Zwarte Zee. Mijn vader was kunstenaar en mijn moeder zangeres. Toen ik 14 jaar was, brak er een burgeroorlog uit. We konden daar niet blijven omdat de vijanden onze huizen hadden bezet. We hadden niets meer, ze hadden alles afgepakt en we vluchtten naar Tbilisi, de hoofdstad. Die burgeroorlog is er nog steeds. Ik hoop dat die plek ooit weer bevrijd zal zijn.’

Hoe was het om Georgië te verlaten?
‘In Georgië zijn twaalf provincies en elke provincie is anders. Abzachië, waar ik woonde, heeft een andere mentaliteit dan Tbilisi waar we naar toe vluchtten. In Abzachië was mijn leven: dansen, zwemmen en zee. Tbilisi lag in de bergen, en al die bergen, dat was helemaal niets voor mij. Dus ik wilde wel graag terug naar Abzachië en het leven daar, maar dat bestond niet meer, onze huizen en ons leven daar waren weg. Dat gaf mij eigenlijk de vrijheid om te kiezen waar ik naar toe zou gaan op de wereld en maakte het makkelijk voor mij uit Georgië te vertrekken. Ik vond de wereld interessant.’

Waarom koos u voor Nederland?
‘Ik verlangde ernaar me verder te verdiepen en te laten inspireren door de kunsten. In Georgië waren er destijds niet veel mogelijkheden en was het moeilijk om je verder te ontwikkelen als kunstenaar. Maar in Nederland waren er in de jaren negentig veel ontwikkelingen in de kunsten. Ook waren er veel grote meesters en musea die ik kon bezoeken.’

Hoe was het om in Nederland aan te komen?
‘Het was best moeilijk in het begin. Ik was helemaal alleen, kende de taal niet, kende niemand, had nog geen vrienden en had geen familie hier. Dat moest ik allemaal zelf opbouwen. Ook bleek het moeilijk om aan een visum te komen omdat Georgië een communistisch land was. Een Amerikaanse vriend heeft mij daarbij geholpen; daarmee heb ik geluk gehad. Nu heb ik een Nederlandse vrouw en vier kinderen en ben ik volledig geïntegreerd.

Wat vond je van de Nederlandse mensen?
‘Het was moeilijk in het begin omdat ik geen Nederlands en Engels sprak. Nederlandse mensen kwamen heel aardig op mij over en zodra ik een paar woorden Nederlands leerde ontmoette ik mensen die mij verder wilden helpen en mij hielpen om te integreren in Nederland. Sommige mensen begrepen mij niet, maar dat was vaak wederzijds. Het is toch iets van de ziel, de verbinding tussen mensen. Vaak ging ik met mensen in gesprek over mijn kunsten en probeerden ze mij vanuit de kunsten te begrijpen.’

Was het moeilijk om werk te vinden in Nederland?
‘In Nederland was en is werk zat. Ik heb de kunstacademie gedaan in Georgië, maar als je een hoge opleiding hebt wil dat niet zeggen dat je direct werk kunt gaan doen dat bij je past. Dat kan niet altijd. Mijn doel was om kunst te maken en exposities te houden, maar daar moet geld voor zijn. Je hebt een atelier en materiaal nodig. Dus ik heb een tijd gewerkt als afwasser, postbode, in een groentefabriek, huisjes geverfd… alles om mijn kunstenaarschap te kunnen bekostigen. Daarna ben ik naar buiten getreden met mijn werk en heb ik mijn naam als kunstenaar beetje bij beetje opgebouwd.

Ik vond het altijd leuk om te werken, zo ontmoette ik mensen, maakte ik vrienden en verdiende ik het geld om kunst te kunnen creëren.

Bent u wel eens gediscrimineerd?
‘Ja, heel af en toe. Maar daar reageer ik niet op. Mensen die dat doen zijn vaak zelf ongelukkig. Ik heb het gelukkig heel weinig meegemaakt.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892