Archieven: Verhalen

‘Ik stond daar luid liedjes te zingen op het balkon, dus dat werd gevaarlijk’

In de directiekamer van het Wespennest interviewden Clara, Rosalie, Duy en Mick, onder het genot van een kopje thee en een lekker koekje, Samuel de Leeuw. Meneer de Leeuw is geboren in 1941 in Amsterdam. Zijn ouders waren Joods en werkten bij Hollandia-Kattenburg, waar de vader van Samuel werd opgepakt tijdens de razzia op 11 november 1942. Het werd te gevaarlijk in Amsterdam voor Samuel, hij moest onderduiken.

Wat is er gebeurd met Hollandia Kattenburg?
‘Mijn vader en moeder werkten bij een fabriek hier in Amsterdam Noord, Hollandia-Kattenburg. Daar maakten ze regenjassen en kleding en daar werkten heel veel mensen, meer dan 700.  Op 11 november 1942 kwamen daar de Duitsers binnenvallen en die hebben de Joodse werknemers van niet-Joodse werknemers gescheiden. De Joodse werknemers werden op vrachtauto’s geladen en die werden naar het hoofdkwartier van de Duitsers gebracht en een paar dagen later werden ze samen met hun families via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. Mijn moeder zat toen thuis, omdat ze een baby’tje had. Ze had het geluk dat ze er die dag niet was.

Wat is er vervolgens met u gebeurd?
‘Mijn moeder zat daar in Amsterdamse Pijp met mij alleen en toen zei haar broer ‘het wordt te gevaarlijk, je moet hem laten onderduiken’. Mijn moeder had gehoord over iemand in de buurt die zich bezighield met het onderduiken van kinderen en op een goeie dag zag mijn moeder die mevrouw op straat. Ze liep naar haar toe en zei: ‘ik heb gehoord dat u Joodse kinderen laat onderduiken’. Uit angst voor een valstrik zei die dame: ‘u vergist zich, ik heb er niks mee te maken’.  Die week werd er echter bij ons gebeld en stonden er twee jonge mannen voor de deur. Het bleek dus wel waar te zijn, die mevrouw had er wel iets mee te maken. ‘We komen uw kind laten onderduiken’ zeiden ze en toen heeft mijn moeder mij zo aan twee wildvreemde mannen meegegeven.
Ze brachten mij naar Limburg, naar Heerlen. Er was een verzamelpunt waar kinderen werden ondergebracht en daar ben ik opgehaald door twee mensen uit Heerlen. Ze hebben mij als pleegkind in huis genomen. Ik werd Boukje genoemd. Daar ben ik in de oorlog geweest. Wij woonden op een bovenwoning in Heerlen in het centrum, maar mijn pleegouders hadden natuurlijk geen kinderen, dus het was heel raar dat er plotseling een kind was. Ik ging door voor een neefje uit Rotterdam die vanwege de honger naar Limburg kwam. Maar ik stond daar luid liedjes te zingen op het balkon, dus dat werd gevaarlijk. Ze zijn toen voor mij verhuisd naar een huisje aan de buitenkant van de stad, aan de hei. Daar zeiden ze dat ik hun zoon was.’

Waar zat uw moeder ondergedoken?
‘Mijn moeder zat ondergedoken in Heiloo, bij een gezin met drie kinderen. Die vrouw was katholiek en die man was Joods. Hij zat ondergedoken in zijn eigen huis. De kinderen wisten niet dat hun vader in de kelder verscholen zat. Na de oorlog kwam hij pas weer in beeld en zijn kinderen hadden hem een jaar niet gezien. Mijn moeder hielp met  hun opvoeding . Het waren ook wel rijke mensen, dus er was wel eten. Hoe ze aan eten kwamen weet ik niet, maar mijn moeder heeft het daar niet zo heel slecht gehad.’

Kunt u zich nog meer herinneren van die tijd?
Ik kan me goed herinneren dat mijn moeder mij kwam halen. Ik werd ’s morgens wakker en ik zag plotseling een vreemde mevrouw in ons huis. Ik wist natuurlijk niet dat zij mijn biologische moeder was. Dat was ik natuurlijk helemaal vergeten.
Ik weet ook nog hoe we naar huis gingen. Nederland was natuurlijk helemaal gebombardeerd; er waren dus geen treinen, geen trams. Je moest liften. Je had een pasje van het militair gezag nodig, want je mocht natuurlijk niet zomaar reizen. Mijn moeder mocht reizen met dat pasje. Vaak waren het militaire auto’s die stopten. Je was een hele dag onderweg. Zo zijn we teruggegaan, na een paar weken. Mijn moeder is in Heerlen een paar weken gebleven. Toen heeft ze me mee teruggenomen, liftend naar Amsterdam.’

 

 

 

Archieven: Verhalen

’40 jaar na de oorlog, kwam alles terug’

Filipa, Oumnia, Jens en Tom van het Wespennest interviewen Els Burger bij haar thuis. ‘Wat ziet u er jong uit!’  is de reactie als mevrouw Burger vertelt bijna 84 jaar oud te zijn. Er zijn veel mooie spullen en foto’s van vroeger. Zelfs van na het bombardement in de Spechtstraat, waar ze woonde, waar alles in puin lag.

Hoe was het om als kind in de oorlog op te groeien?
‘Mijn vader moest naar Duitsland om te werken, maar op een gegeven moment hoorden we niks meer van hem. Toen ik 2 jaar was, is hij vertrokken en het was moeilijk voor mijn moeder natuurlijk. Mijn oom Wim, die was pas 19, is hem achterna gegaan om hem te zoeken, maar hij werd net als mijn vader opgepakt en moest werken in een munitiefabriek. Hij probeerde daar te saboteren, maar dat werd ontdekt.

Heeft u een bombardement meegemaakt?
In 1943 werd onze straat gebombardeerd. Mijn moeder was op de fiets eten aan het halen, dus mijn oma was bij ons. Mijn zusje en ik kropen onder de tafel en daarna naar de wc, want dat was het veiligste plekje. De deur zat helemaal vast, overal lag puin. Mannen, arbeiders uit de buurt, trokken ons met een touw eruit. De helft van onze straat was gewoon weg. Er lagen ook mensen onder het puin. De buurt was helemaal afgezet, toen mijn moeder aankwam. Die was heel erg geschrokken uit Purmerend teruggefietst toen ze hoorde dat de Spechtstraat was gebombardeerd. We moesten ook uit ons huis, omdat alles gerepareerd moest worden. De deur lag er helemaal uit en ramen. Ik speelde later gewoon ook op die bergen stenen en puin. Dat weet ik nog.’

Ging u naar school in de oorlog?
Ik zat op de ‘Mussenstraatschool en ik vond het zo leuk om naar school te gaan. We zaten met 41 kinderen in een klas, op houten banken. Op foto’s uit die tijd zie je het goed: de kinderen droegen donkere kleren, afgetrapte schoenen, en keken somber. Na de oorlog zag je pas weer lachende gezichten en lichtere kleren. We hadden ook een eindfeestje, ik was bruidje; ging ik zogenaamd trouwen met een jongen uit de klas toen ik zes was. Eigenlijk wilde ik liever het verpleegstersuniform aan.’

Had je familie onderduikers?
‘We hadden geen onderduikers, maar ik had wel een Joods vriendinnetje Marleen. De eerste keer dat ik daar kwam, riep Marleen: “Mama, ik ben thuis!” en toen ging de kastdeur open van de linnenkast en kwam haar moeder eruit. Ze was doodsbang, want haar man en broer waren al weggevoerd en vermoord. Alleen een zus had het overleefd. Ze was dus heel bang dat ze opgepakt zou worden. Dat vergeet je nooit meer.’

Deden jullie dingen die door de Duitsers werden verboden?
‘Mijn opa had een radio verstopt achter het bad. Dat was heel gevaarlijk, want je moest alle radio’s inleveren. Hij liet me een keer luisteren naar Radio Oranje en zei: ‘Hier mag je nooit over praten.’ En dat heb ik ook niet gedaan, veertig jaar lang. In onze familie hadden we ook een tante en een oom die bij de NSB zaten. Pas door de Oekraïne ook herinnerde ik me dingen die ik was vergeten. Daar werd nooit over gepraat. Als er een feestje zeiden mijn opa en opa: ‘over politiek praten we niet, we zijn als familie bij elkaar.’

Hoe ging het na de oorlog?
‘Mijn vader kwam na de oorlog lopend terug uit Duitsland.  Mijn oom had het zwaar te verduren gehad in de gevangenis. Hij probeerde te ontsnappen, maar werd gepakt.  Ze kwamen terug In Nederland net als heel veel Joodse Mensen maar ze werden niet echt heel vrolijk ontvangen door de mensen hier. Mijn vader is werkeloos geworden.  Ging uiteindelijk weer in de scheepsbouw werken, net als voor de oorlog en mijn oom is jaren later op z’n 60ste overleden aan TBC die weer terugkwam en eigenlijk nooit goed is behandeld.

We gingen naar een dorpje bij Winschoten: Blijham Omdat we zo weinig te eten hadden gehad en sterk vermagerd waren. We gingen daarheen om aan te sterken en ik ging met mijn zusje wel 6 uur lang In de trein met vreemde mensen mee. Mijn moeder bracht ons en wij zaten in die trein en Ik weet nog dat ik niet durfde te bewegen en stokstijf in die stoel zat urenlang in die trein. We zijn jarenlang elke vakantie teruggegaan naar dat echtpaar in Blijham.’

 

 

 

Archieven: Verhalen

‘Mijn vader, 29 jaar, was één van de overledenen’

Het Interview met Dora Smit-Budde vindt plaats in Broedplaats de Modestraat op het Buikslotermeerplein. Vlakbij Het Wespennest waar Daan, Wiesje, Aylin, Diede en Bella allemaal in groep 8 zitten. Mevrouw Smit-Budde is geboren in 1942 in Zaandam. Ze had een oudere broer en kreeg in 1943 een jonger broertje. In 1944 verhuisde het gezin naar Amsterdam naar de Zieseniskade 21-II. Ze heeft zelf niet veel herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog, maar kan de kinderen toch veel vertellen over wat ze wel allemaal weet.

Je vader moest werken in Duitsland hoe was dat?
‘Oh, nou raak je een heel emotioneel punt, want mijn vader moest in de oorlog verplicht werken in Duitsland. Alle mannen van 18 jaar en ouder moesten daar verplicht werken in de fabrieken. En dan moesten ze bijvoorbeeld materiaal maken voor kanonnen of kogels om mee te schieten. Mijn vader was toen 27 jaar. Voor mijn moeder was dat heel erg, want zij had dus twee kleine kinderen en ze was ook nog eens in verwachting van een derde. Ze had geen geld meer. Soms werkte ze ’s nachts en naaide kleding voor andere mensen. Daar verdiende ze dan een paar cent mee en dan kon ze dan weer iets kopen. We woonden toen in Zaandam, dus ze kon ook langs de boeren gaan om bijvoorbeeld melk, eieren, noem maar op, eten te halen of te ruilen voor spullen.’

Waarom moest uw vader onderduiken?
‘Mijn vader is op een gegeven moment weggevlucht uit Duitsland terug naar huis. De Duitse bezetters kwamen daar natuurlijk achter en waren niet blij. Ze hielden mijn moeder in de gaten, want ze dachten als het baby’tje geboren wordt, dan komt die vader natuurlijk kijken hoe het met die moeder is. Het verzet heeft hem geholpen om onder te duiken. Hij heeft ergens op één van de grachten gezeten, maar waar precies dat weet ik niet.’

Hoe was de Bevrijding?
‘Mijn vader was samen met mijn broer naar de Dam toegegaan om feest te vieren op 7 mei. Mijn moeder zou met mij en met mijn kleine broertje wat later ook daarheen gaan. Op 5 mei zijn we natuurlijk officieel bevrijd, maar nog niet alle Duitse bezetters waren ontwapend. Bij de ingang van de Kalverstraat stond een gebouw met verschillende balkons. Ineens stonden daar Duitsers op, boven op het dak. Van daar af hebben ze geschoten op de mensen. Het was echt hartstikke druk, want de hele Dam stond vol met mensen. Dus nou ja, ga maar schieten, je raakt altijd mensen. Tegen mijn moeder werd er gezegd: ‘ga niet naar de Dam, want er wordt geschoten.’ Ze ging met mij en met mijn broertje naar mijn grootvader, die daar vlakbij woonde. s’ Avonds werd mijn broer, die toen zes jaar oud was, thuisgebracht. Hij zat onder het bloed. Er zijn in totaal 32 mensen gedood en heel erg veel mensen gewond geraakt. Mijn vader, 29 jaar, was één van de overledenen. Mijn broer heeft er nooit, maar dan ook nooit meer over gesproken.’

Bent u nu boos op de Nazi’s?
‘Toen mijn broertje pas geboren was, hielden de Nazi’s mijn moeder steeds in de gaten. Natuurlijk ging mijn vader op bezoek bij mijn moeder vanuit zijn onderduikadres. Tijdens één van die bezoekjes werd er ineens hard op de deur gebonsd en hard geschreeuwd: ‘Aufmachen!’ Nou, ik kan wel zeggen dan scheet je in je broek. Er kwamen twee Nazi’s binnen om mijn vader te zoeken, een dikke en een dunne. Die dunne  was een nare fanatiekeling. En die dikke was een goedmoedige man. Mijn vader had zich natuurlijk verstopt, maar er waren eigenlijk maar heel weinig plekjes waar hij zich kòn verstoppen. De dikke is in de kamer geweest waar mijn vader zat. Mijn moeder zei achteraf, hij moet hem gezien hebben, dat kan niet anders. Dus dat was een goede Duitser.’

Hoe ging het verder met uw moeder?
‘Mijn moeder bleef met drie kleine kinderen achter. Een uitkering was er niet. Een buurvrouwtje van mijn moeder had een contactadvertentie gezet, want ze was alleen. Ze vroeg of mijn moeder mee wilde gaan op haar eerste date. Maar toen vond die man mijn moeder leuker dan de buurvrouw en wilde met haar verder. Ze gingen uiteindelijk samenwonen. Hij had vier kinderen. Ineens waren we met zeven. En er kwamen ook nog twee kindjes bij, dus toen waren we met z’n negenen. Die man was niet aardig, maar alle kinderen konden goed met elkaar opschieten. Dat was wel fijn.’

Archieven: Verhalen

‘Het dorp Managio, waar mijn vader vandaan kwam, ligt in Noord-Italie’

Lody, Vince en Beau van Basisschool de Poolster uit Amsterdam-Noord schuiven aan tafel bij Alberto Rosa Gestaldo. Hij heeft een prachtige oude kaart van Italië opgehangen en vraagt wie er wel eens in Italië is geweest. Alle drie schudden ze hun hoofd. Tijd om wat over Italië te leren…

Waarom ging uw opa naar Nederland?
‘Mijn opa is rond 1900 naar Nederland gekomen. Toen heeft hij in Den Haag gewerkt met graniet. Graniet bestaat uit korrels van marmersteen vermengd met cement. En daar kan je bijvoorbeeld vloeren van maken of een aanrechtblad. Het is heel specialistisch werk wat niet iedereen kan. Vroeger hadden alle huizen dat. Dus mijn opa ging hierheen met mijn oma en drie kinderen, want er was veel werk. Mijn vader was toen net geboren. Na een aantal jaar in Nederland gewoond te hebben ging het gezin met vijf kinderen weer terug naar Italië om daar te wonen. Daar groeide mijn vader, Arbenno heette hij, verder op.’

Waarom ging uw vader naar Nederland?
‘Toen mijn vader 15 jaar was, is hij met een groepje vrienden uit Managio naar Amsterdam gegaan met de trein. In Italië waren weinig mogelijkheden qua werk, de grond was keihard je kon daar nog geen schep in krijgen. Het dorp waar mijn vader vandaan kwam heet Managio, dat ligt in Noord-Italie. Het was niet alleen vanwege werk dat mijn vader weg wilde. Italië was ook erg fascistisch in die tijd. Mussolini was aan de macht en dat was een dictator. Als je niet deed wat hij zei dan ging je de gevangenis in. Het was niet prettig om daar te leven toen.
Mijn vader ging  net als mijn opa werken in de graniet. Hij richtte zijn eigen bedrijf op en had wel 35 man personeel in dienst. Het was niet dat hij dat werk perse leuk vond, hij was liever kunstzinnig bezig. Zo heeft hij eens het koetshuis van de koninklijke familie met mozaïek ingelegd, dat vond hij pas echt leuk werk!’

Wat vindt u leuker, Nederland of Italië?
‘Ik vind Italie mooi en ik ben dol op Italiaans eten. Ik ga ook graag naar Italië op vakantie, want er zijn prachtige kuststreken, en natuurlijk is het weer erg aangenaam. Maar hier, in Nederland, voel ik me thuis. Ik ben in 1944  geboren in Amsterdam-Oost, mijn moeder is Nederlands en mijn vader Italiaans. Ik zit hier goed!’

 

Archieven: Verhalen

‘Mijn opa en oma zijn later dus weer teruggekeerd naar Italië’

Amina, Enzo, Develinio en Meta van Basisschool De Kinderboom interviewen Alberto Rosa Gestaldo. (1944)  Ze ontmoeten elkaar in het Museum Amsterdam-Noord. Zijn Italiaanse familie, grootouders en later ook zijn vader, vertrokken naar Nederland om een toekomst op te bouwen.

Waar kom je vandaan? Hoe was het leven van je ouders in hun geboorteland?
‘Ik kom oorspronkelijk uit Noord-Italië, de stad Maniago, waar mijn vader vandaan komt. In die streek was toen niets, dus ook geen werk. Er was geen landbouw mogelijk. Daar heeft hij geleerd met graniet en mozaïek te werken. Behalve dat er geen werk was, was Italië toen fascistisch. Zoals je in Duitsland de Nazi’s had, had je in Italië de fascisten. Dat betekende dat iedereen moest doen wat er opgelegd werd; een soort dictatuur. In die tijd zijn om die reden veel Italianen uit dat gebied naar Nederland gekomen.
Mijn opa en oma hadden vóór die tijd, vanaf 1900, ook in Nederland gewoond en gewerkt, maar waren teruggekomen. Mijn opa raadde mijn vader in die tijd aan om ook naar Nederland te gaan.’

Waarom ging je familie naar Nederland en hoe was dat in het begin?
‘Mijn opa en oma gingen met de trein, daar deed je wel vier, vijf dagen over. Mijn opa kwam er om te werken, en mijn oma ging mee om voor hem te zorgen. Ze woonden in Scheveningen en mijn opa werkte in Den Haag. Ik denk niet dat ze Nederlands spraken, maar ze kwamen allemaal eerst bij familie terecht die daar al woonde. Daar zijn een broer en zus van mijn vader geboren. Mijn opa en oma zijn later dus weer teruggekeerd naar Italië. Daar zijn mijn vader en twee andere broers geboren.Van mijn vader weet ik dat hij geen woord Nederlands sprak. Maar later trouwde hij met een Nederlandse vrouw. Zo kwamen veel Italianen, zonder vrouw, deze kant op. Degenen die wel getrouwd waren, lieten hun vrouwen later overkomen naar Nederland. De meeste mensen die hierheen kwamen, waren granietbewerkers, schoorsteenvegers én ijsverkopers. Dat kennen jullie vast wel, Italiaans ijs. Na de oorlog lag er veel in puin, in Nederland startte de heropbouw dus er werden weer huizen opgebouwd en die hadden ook badkamers en keukens nodig en dat was nog allemaal van graniet. Mijn vader is een bedrijf gestart, eerst in onderhoud van schepen tot 1950. Daarna ging mijn vader in de bouw, er was toen heel veel werk.’

Hoe was het hier en hoe was de ontvangst?’
Ik denk dat mijn opa en oma het goed hebben gehad, want ze hebben later mijn vader aangeraden om naar Nederland te gaan! Ik ben hier dus geboren en heb een fijne jeugd gehad. Ik ben in het laatste jaar van de oorlog geboren, dus mijn hele jeugd stond wel in het teken van de oorlog. Iedereen had het er over; de erge verhalen, zeker ook over de Joodse gemeenschap, maar ook de wederopbouw. Ik speelde graag buiten, voetbalde veel. Ik ben ook nog op mijn stepje naar Volendam gestept. We verzamelden kerstbomen voor het Nieuwjaarsvuur. Het was een heel fijne jeugd. Wij hebben de oorlog overleefd, maar een jongere broer van mijn vader niet. Die is verdwenen nadat hij geweigerd had te vechten voor de fascisten.’

Mist u Italië?
‘Als ik eerlijk ben mis ik Italië niet, want ik ben hier natuurlijk geboren en ik heb een Nederlandse moeder. Ik ben grootgebracht in Amsterdam en ik vind Nederland een heerlijk land. Ik ben heel tevreden hier. Ik werd vroeger wel eens uitgescholden als spaghetti vreter. Spaghetti vind ik lekker, er zijn heel veel soorten sauzen. Maar het lekkerste Italiaanse gerecht vind ik Frito Misto, een Italiaans gerecht van diverse soorten gefrituurde vis. Ik houd eigenlijk nog meer van de Chinese keuken, of de Thai, en Marokkaans eten vind ik ook lekker en stamppot met een lekkere gehaktbal met veel jus!’

Wat zijn de verschillen tussen Nederland en Italië?
‘Er zijn natuurlijk verschillen tussen Nederland en Italië, het klimaat en de mensen zijn anders, de cultuur ook. Maar binnen Italië zijn ook erg grote verschillen, Italië is wel twaalf keer zo groot als Nederland. Ook vanuit de geschiedenis is Italië een mix van verschillende culturen.Ik ken Italië eigenlijk alleen omdat ik er wel eens gewerkt heb en vakantie gehouden. Ik heb er nooit gewoond. Mijn vrouw was ook Italiaanse, maar toch; ik ben altijd weer blij als ik in Nederland ben. Als ik aan Italië denk en wat ik het mooiste vind, dan is dat de geschiedenis van het land en met name de stad Rome, met al die zichtbare overblijfselen van die grote geschiedenis. Ik houd erg van geschiedenis en om dat ook te voelen.’

 

Archieven: Verhalen

‘Mijn Turkse familie blijft natuurlijk heel belangrijk voor me’

Feliza, Sara, Nathan en Paul van Basisschool De Poolster gaan Namiye Senol interviewen. Ondanks een groot evenement wat ze aan het voorbereiden is, maakt mevrouw Senol graag tijd voor het interview met de leerlingen. Ze ontmoeten elkaar in de bibliotheek Molenwijk in Amsterdam-Noord.

Hoe was het in Turkije om als kind op te groeien?
‘Ik woonde in een grote stad Istanbul en groeide op met mijn broertje en zusje. Mijn vader werkte op een kantoor en mijn moeder was huisvrouw. We hadden niet veel geld, maar we hoefden niet zoveel spullen als de kinderen van nu. Als ik zo terugkijk op mijn kindertijd was het prachtig. Ik woonde in een grote flat met ook een grote binnentuin. Er woonden veel kinderen van mijn leeftijd. Samen liepen we naar school en weer naar huis, ouders hoefden niet mee; het was veilig. Meestal speelden we gewoon op straat. Er waren bijna geen auto’s.  Dat was allemaal wel veertig jaar geleden hoor, nu is het heel anders in Istanbul. Het is heel druk geworden met veel auto’s, kinderen kunnen niet buitenspelen zonder begeleiding, dat is veel te gevaarlijk. Ik heb daar nog veel neefjes en nichtjes.’

 Wat is de reden dat u naar Nederland bent gekomen?
‘De reden is dat ik ging trouwen. Ik was verliefd geworden op iemand, een Irakese man. Dat was in 1999. Ik was toen 28 jaar. Een jaar later verhuisden we naar Nederland, hij had namelijk kennissen in Nederland. Het is een enorme grote verandering om naar een ander land verhuizen. Je laat alles achter. Ik vond het heel moeilijk. Ik sprak de taal niet, er was niemand waarmee ik kon praten. En ik miste mijn familie heel erg. Er waren geen vrienden of buren, echt niemand. Vooral het eerste jaar was heel zwaar. Ik kwam te wonen in Amsterdam-West en kon wel Engels praten maar al mijn buren niet. Dat waren al wat oudere Amsterdamse mensen. Ik ben vier jaar naar school geweest om Nederlands te leren. Nog steeds ben ik bezig met Nederlands leren, want een nieuwe taal leren duurt heel lang. Gelukkig is mijn man altijd heel lief voor me geweest. Hij nam me mee eropuit, dan gingen we samen fietsen. Fietsen moest ik ook leren. Dat waren gelukkig gezellige uitjes.’

Eet u nog steeds Turks eten?
‘Ik eet zeker Turks eten, maar ook ander soort eten. Bijvoorbeeld Marokkaans, Surinaams en Spaans. Ik heb veel Turkse recepten die ik maak. Turkse pizza bijvoorbeeld en Turkse dolmades, die wijnbladeren. Dat vind ik heel lekker. Mijn moeder maakte vroeger altijd brood, dus ik heb ook veel broodrecepten. Ik geef kookworkshops aan kinderen voor mijn werk, dat is mijn grote passie. Wij maken dan met de kinderen gezonde hapjes van groente en fruit. Toen ik net in Nederland kwam, moest ik zelf heel erg wennen aan het eten. Ik kon niks vinden van wat ik gewend was van uit Turkije. Maar nu is alles ook hier! Vroeger nam ik mijn favoriete eten en drinken mee uit Turkije, maar dat hoeft nu niet meer. Dat is een groot verschil tussen toen en nu.’

 Zijn uw ouders weleens in Nederland?
‘Zeker. Sterker nog, ze zijn net drie maanden hier geweest! Mijn dochter ging trouwen, dus ze kwamen over voor de bruiloft. Daar hebben ze meteen een lange periode aan vast geplakt. Daar heb ik ontzettend van genoten. Lekker samen zijn, samen koken, samen eten. Het doet me goed dat zij ook mijn leven hier kennen, want inmiddels ben ik wel volledig ingeburgerd. Ik heb mijn eigen vriendinnen, mijn eigen activiteiten, mijn eigen bezigheden. Maar mijn Turkse familie blijft natuurlijk heel belangrijk voor me, dus het is een rijkdom voor mij om mijn ouders hier op bezoek te hebben, en dan ook nog voor zo’n lange periode! Daar ben ik heel dankbaar voor.’

Archieven: Verhalen

‘Nederland mijn droomland, ik voel me hier thuis en hoef nergens anders heen’

Farouk, Pepijn, Anastacia en Salome van Basisschool De Poolster nemen plaats aan de tafel bij Zorka Gostinirovitis. Ze stelt hen eerst een paar vragen. Hoe ze heten? Waar ze van houden? Hoe oud ze zijn? Daarna starten ze met het interview.

Hoe was het leven in Bosnië?
‘Mijn vader was heel streng. Ik mocht niet sporten, niet spelen. Het enige wat ik deed was werken, altijd maar werken. Tot ik mezelf de vraag stelde: wat heeft dit eigenlijk voor zin, als ik nooit eens iets leuks kan doen? Ik had geen mooie kleren, ik kon niet uitgaan… Iedereen daar was ouder dan ik en nam beslissingen over mij. Ik kon helemaal niet bepalen wat ik zelf wilde doen of laten. Er bestond niet zoiets als een keuze: ga ik vandaag wel of niet werken of ga ik mijn bed uit ja of nee? Nee, ik moest gewoon. Gelukkig gaf mijn vader me toestemming om via een arbeidsbureau op zoek te gaan naar ander werk op een nieuwe plek.’

Hoe was uw reis naar Nederland?
‘Eigenlijk wilde ik naar Duitsland gaan om te werken, maar dat ging niet door. Toen kwam er via dat arbeidsbureau iets voorbij in Nederland en ik had over Nederland horen zeggen dat het een land van bloemen was, dus toen dacht ik: ik ga wel. Mijn vader gaf me een boekje met raad. Hier stond bijvoorbeeld in hoe ik me moest gedragen in het buitenland en wat ik moest doen als ik ziek werd. Maar toen ik eenmaal ging, moest ik alles natuurlijk zelf uitvogelen. Ik ging met het vliegtuig en vond het geweldig om zo hoog boven het land te zweven. Ik ging naar Veenendaal, waar ik al vrij snel ziek werd en zelfs het ziekenhuis in moest. Ik kende helemaal niemand, maar het leuke was dat ik in het ziekenhuis snel vrienden maakte. Toen voelde ik me direct thuis.’

Hoe heeft u uw man ontmoet?
‘Ik heb mijn man ontmoet in een hotel waar ik toen werkte als chef. Hij was daar tuinman. Toen hij eens mee ging naar Bosnië, zei hij: dit is mijn droomland! Hij was zo dol op Bosnië, mijn thuisland, dat toen hij overleed, ik hem naar Bosnië heb gebracht. Op zijn grafsteen staat: ‘Hier wil jij blijven. Blijf maar hier.’ We hebben samen twee dochters gekregen en ik ben nu oma van twee kleinkinderen. Voor mij is Nederland mijn droomland, ik voel me hier thuis en hoef nergens anders heen. Ik heb hier veel vrienden en houd van koken, van bakken en eten. Ik eet van alles, van Nederlandse stamppot tot Surinaams tot Bosnische gerechten… Het was wel even wennen hoor, dat het in de Nederlandse cultuur niet vanzelfsprekend is dat je gasten uitnodigt aan tafel! Dat is in de Balkan heel anders en natuurlijk in veel meer culturen.’

Heeft u nog advies voor ons?
‘Ik zeg altijd: als je iets wilt, dan moet je er gewoon voor gaan. Hoe gek het ook klinkt, wat andere mensen er ook van vinden… Als jij ergens in gelooft, als jij ergens van droomt, dan kan je dat waar maken. Het gaat alleen niet vanzelf, je moet wel je best doen. Je bereikt geen grote dingen door stil te zitten. Het helpt om een plan te maken en je daar op te focussen. Niet alles gaat vanzelf, daar moet je rekening mee houden. Maar als je doorzet en het lukt, dan kan je trots op jezelf zijn.’

 

 

 

 

 

Archieven: Verhalen

‘Ik mocht mijn eigen taal niet spreken, Koerdisch’

Op de Daltonschool de Poolster in Amsterdam-Noord interviewen Giano, Philippine en Vyeisha Mustafa Ayranci. Hij is geboren in het Koerdische dorp Celep in Turkije en kwam op zijn 18de naar Nederland. De drie interviewers moeten even op gang komen, maar al snel komen de vragen.

Waarom bent u naar Nederland gekomen?
‘Het was onveilig in mijn eigen land. Ik mocht mijn eigen taal niet spreken, Koerdisch. Dat vond ik zo oneerlijk. Iedereen zou zijn of haar eigen taal moeten spreken. Natuurlijk is het fijn om in Nederland allemaal Nederlands te spreken, maar als jij geboren bent in Suriname dan is het toch logisch dat je ook Surinaams wilt spreken, net zoals dat je ook Surinaams wilt eten? Ik vind dat een recht en heb daar ook altijd voor gestreden. Ik streed ook voor vrouwenrechten. In Turkije was ik door mijn activisme niet veilig meer, dus toen ben ik op de trein gestapt naar Nederland. Ik kwam aan in Amsterdam en hoorde in de buurt van het station twee mensen Turks praten. Die sprak ik aan en zij hebben me geholpen aan onderdak op de Albert Cuypstraat. Vanaf de Albert Cuyp liep ik ‘s nachts eens richting de Heinekenbrug. Er kwam een vrouw op een fiets langs, in een jurk en ze floot. Toen dacht ik: dit is een land waar een vrouw ‘s nachts fluitend over straat kan en zich veilig voelt? Dit is een land dat bij mij past, hier wil ik wonen! Sinds die tijd ben ik trots op Amsterdam.’

Was het moeilijk om de Nederlandse taal te leren?
‘Ik heb de Nederlandse taal binnen drie maanden geleerd. Op mijn werk hebben mijn collega’s me gigantisch geholpen. Ik had één collega, Henk, die probeerde altijd met me in gesprek te gaan om me te helpen de taal te leren. Hij zei: ‘Mustafa, dit is een tafel, dit is een telefoon.’ Zo ging het best snel. Ook kreeg ik een Turks-Nederlands woordenboek van mijn collega’s cadeau. Het eerste Nederlandse woord dat ik leerde? ‘Goeiemorgen’. En toen: ‘Hoe gaat het?’. De ‘g’ was wel altijd moeilijk hoor.’

Hoe was de cultuur in Turkije?
‘In 1956 werden alle Grieken weggejaagd uit Turkije omdat het Nationalisme groeide. Religie speelt daarbij een grote rol. Het overgrote deel van de bevolking is moslim. Ook Christenen en Armeniërs werden weggejaagd. In Nederland is relatief veel vrijheid. Hier mag je een Islamitische school oprichten, maar in Turkije hebben veel Koerden in de  21ste eeuw, nu dus, nog steeds geen scholing. Vroeger was Nederland wel een stuk toleranter dan nu. Terwijl er zoveel rijkdom is! Amsterdam kent 180 nationaliteiten. Er is zoveel verschillend eten, zo veel verschillende muziek. Dat is toch prachtig om allemaal met elkaar te delen. Daarom zijn jullie ook zo belangrijk, want jullie zijn de toekomst. Blijf zelf nadenken, kom op tegen discriminatie, en geniet van de rijkdom die we rijk zijn met elkaar.’

 

Archieven: Verhalen

‘134 betekende: wegwezen! Dan renden alle onderduikers weg’

Senne, Nuka, Robin en Loa rijden vrolijk met de auto naar de 89-jarige Marc Driessen, die midden in het centrum van Bergen woont in een heerlijk licht huis. Hij staat de kinderen al op te wachten en is blij dat ze er zijn. De interviewers van de Roland Holstschool schuiven aan de tafel en meneer Driessen zorgt voor wat te drinken wat lekkers. Hij vertelt graag en begint meteen zijn verhaal.

Hoe begon de oorlog voor u?
‘Op 10 mei stonden de piloten op het vliegveld in Bergen te kijken naar het oosten, ze verwachtten dat ze vanuit daar zouden worden aangevallen. Maar de Duitse bommenwerpers waren opgestegen in Bremen en vlogen via een bocht vanuit het westen over het vliegveld in Bergen en gooiden het hele vliegveld in puin.

Vanuit ons huis keken we zo naar de bombardementen op het vliegveld: ik zag grote rookpluimen boven het vliegveld. Mijn vader vond het te link worden omdat we daar pal tegenover woonden en bracht ons naar een vriend, waar we in de kerk konden logeren. Dat was lol, we klommen op de preekstoel.’

Uw vader had een fabriek in Alkmaar; hoe was dat?
‘Mijn vader had een conservefabriek, waar ze in de zomer alle groenten in blik stopten en verkochten in de winters. Ook maakten ze er met wortels een vitamine A-pasta, dat ging naar chocoladefabriek Ringers, en die maakten er pilletjes van.

De Duitse soldaten vroegen mijn vader of hij eten wilde maken voor hen, maar dat weigerde hij. Hij bouwde de fabriek om tot gaarkeuken en verzorgde eten voor de hele omgeving. Op het laatste moment waren er alleen suikerbieten, wortelen, bloembollen en aardappelen, daar maakten ze dan een pap van.

Het eten ging dan naar uitdeelstations met paard en wagen. Mensen kregen bonnen waarmee ze eten konden halen.

In de fabriek waren ook een heleboel onderduikers. Dat was best link, maar ze hebben ze nooit kunnen ontdekken. Alle belangrijke mensen in de fabriek hadden een eigen nummer. De huistelefoonkastjes hingen overal, je draaide dan een nummer om iemand iets door te geven. Maar 134 betekende: wegwezen! Dan renden alle onderduikers naar een speciale plek in de fabriek.’

Wat weet u nog van school?
‘Mijn school was een heel eind lopen. Je kon geen schoenen meer kopen dus ik liep op klompen; daar stapte je in met een leren voetje. Zomers liep ik op kleppers, een houten zooltje met een bandje eroverheen.

Ik herinner me dat het rieten dak van de Bosschool door een lichtkogel werd geraakt en in de brand vloog. Ook herinner ik me Jetty Hamburger, een Joods meisje dat bij mij in de klas zat. Zij was er ineens niet meer, haar plek in de klas was leeg, dat was wel vreemd. Later hoorde ik dat ze opgepakt was.’

Archieven: Verhalen

‘Uren hebben mijn broer en ik aren staan malen in de koffiemolen’

Hans, Isaiah, Ize en Yinka fietsen in de zon naar het huis van Jaap Staadegard die in een pittoresk straatje in Bergen woont. Hij verwelkomt ze hartelijk en ook zijn zoon en schoondochter zijn er met thee en lekkers. De leerlingen van de Roland Holstschool beginnen het interview bij hem thuis, maar hij wil ook graag op de fiets om de kinderen dingen te laten zien.

Hadden jullie genoeg eten in de oorlog?
‘In 1943 was er geen eten meer, en daarom ging ik geregeld met mijn broers en zussen aren zoeken. Als we thuiskwamen met de aren, ging mijn vader ze dorsen om er korrels van te maken. Die gingen mijn broer en ik dan malen in een koffiemolen zodat we meel hadden om plat brood mee te bakken. Uren hebben mijn broer en ik staan malen.’

Kende u NSB ers?
‘Een zoontje van een NSB’er zat bij mij in de klas. Op een dag hadden vrienden en ik folders gezocht die door Engelsen uit de vliegtuigen werden gegooid met informatie over de oorlog. We deelden ze uit op school.

De zoon van de NSB’er nam ook folders mee naar huis, maar toen hij thuiskwam vroeg zijn vader van wie hij ze had gekregen. ‘Van Jaap en zijn vrienden’ zei hij. Nou, toen kwamen de Duitse soldaten bij ons in de klas om ons op te halen en moesten we naar de Ortzcommandant. Die sprak ons streng toe. We hadden zo n grote angst. Wat zou er met ons gebeuren? Maar wij waren nog kinderen dus wij moesten als straf konijnenstammen zoeken voor zijn konijnen. Dat heb ik vier dagen gedaan.’

Kende u onderduikers?
‘Veel jonge mannen werden opgeroepen om in Duitsland in fabrieken te gaan werken omdat alle Duitse jonge mannen in de oorlog meevochten. Een heleboel Nederlandse mannen wilden dat natuurlijk niet, ook mijn broers niet, en veel van hen doken onder. Mijn broers kenden meerdere onderduikadressen. Als het bericht kwam dat er een razzia kwam, doken zij onder in een kelder van een boerderij in de buurt.’

Heeft u wel eens een vliegtuig zien neerstorten?
‘Ik herinner me dat ik ‘s morgens wakker werd door een hevige klap doordat een vliegtuig naast ons neerstortte. Heel eng was dat. De piloten die de klap overleefd hadden, belden bij ons aan, maar mijn moeder durfde ze niet binnen te laten uit angst dat mijn broers zouden worden opgepakt.

In het weiland stonden ook allemaal palen verbonden met draad en aan sommige hingen granaten. Dat was om parachutisten tegen te houden die naar beneden kwamen. Als zij dat draad raakten, gingen er granaten af.’

Heeft u wel eens iets gevaarlijks meegemaakt?
‘Op een dag was ik met mijn vader aan het werk op het land, een plek waar de tram Bello langsreed. Bello werd regelmatig beschoten en toen we daar bezig waren, begonnen vliegtuigen boven ons ineens te schieten. We doken weg achter de tram Bello om onszelf in veiligheid te brengen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892