Jan van Vliet was twee jaar toen de oorlog begon. Hij woonde toen in de Orteliusstraat. Hij vindt het moeilijk om over de oorlog te praten, maar stelt het erg op prijs dat de kinderen geïnteresseerd zijn en zijn verhaal willen aanhoren.
Mijn vader zat in het verzet. Wat ik nog goed weet, is dat mijn vader van huis gehaald werd. De deuren werden ingetrapt en mijn vader werd naar buiten gesleept. Hij is vreselijk behandeld en uiteindelijk in een krijgsgevangenkamp terecht gekomen. Toen hij terugkwam, herkende ik hem niet eens. Wij waren aan het feestvieren op het Mercatorplein met de bevrijding. Later bleek dat mijn vader daar ook was geweest, maar niemand had hem gezien. Hoe groot zijn rol in het verzet is geweest zou ik nooit helemaal achter komen. Hij wilde er nooit meer over praten. Ik weet wel dat hij na de oorlog een auto kreeg van een man die wij Ome Kees noemde. Het bleek dat mijn vader zijn leven had gered.
De hongerwinter was vreselijk. Het was koud en er was alleen maar honger. Ik ging wel eens met mijn opa mee. Hij ging met de paardenkar schillen ophalen. Dan mocht ik op het paard zitten, want die was lekker warm. Het enige waar je dan mee bezig bent, is eten. In de gaarkeuken op het Mercatorplein konden wij soms een pannetje met schillensoep halen. Maar ik ben toen echt bijna verhongerd. Ik lag op de bank onder een paar vodden. Mijn vader zat nog steeds gevangen. Mijn moeder is toen naar Friesland gegaan met een fiets zonder banden. Zij heeft daar kleding geruild voor eten. Ik ben toen onder gebracht bij een mevrouw die helemaal niet zo aardig was. Als klein jongetje plaste ik door de angst wel eens in mijn broek. Die vrouw heeft mij toen voor straf op straat gezet, zo op de Postjesweg. Toen de oorlog voorbij was, vroeg ik steeds: Mag ik nu weer zoveel eten als ik wil?
Maar ook na de oorlog was het niet meteen rijkdom. Ik liep in een broek met lappen erop en een jas die drie maten te groot was. Ik was tijdens de oorlog wel naar school geweest, maar heb daar eigenlijk niet veel geleerd. Later heb ik daar nog best last van gehad. Ik wilde na de oorlog de wereld veranderen. Wij wilden maar een ding en dat was nooit meer oorlog. Het is vreselijk als je weggezet wordt met een bepaald stempel. Je moet elkaar ook niet discrimineren op geloof of afkomst. Ik schud iedereen altijd de hand. Bij de Turkse bakker op de hoek kennen ze mij al heel goed.