‘Mijn poppenwagen had een dubbele bodem’


Luuk vertellen het verhaal van Loes Kuijkens, 6 jaar toen de oorlog begon
BorgerstraatAmsterdam-West

Ik ben Luuk en ik interviewde Loes Kuijkens. Zij woonde in de Borgerstraat en was zes jaar toen de oorlog begon. Hoewel ze erg jong was wist ze heel goed wat oorlog inhield. Ze hoorde luchtalarmen en geweerschoten. Loes, die enig kind was, heeft ook honger geleden. In het poëziealbum dat ze bijhield, schreef een vriendinnetje een mooi gedicht over het leven tijdens de Hongerwinter.

Wanneer wist u dat het oorlog was?
“Ik was zes jaar toen de oorlog begon en dan gaat het natuurlijk nog een beetje langs je heen. Maar naarmate ik ouder werd en het luchtalarm kwam, merkte ik wel dat er oorlog heerste. Als er was geschoten, lagen er overal granaatscherven op straat. Samen met de andere kinderen gingen we deze zoeken, want dat vonden we spannend. Wanneer de vliegtuigen van de Engelsen, wij noemden ze Tommies, met hun brommend geluid overvlogen, gingen de zoeklichten van de Duitsers aan. Het waren erg felle lampen waarmee ze de Engelse vliegtuigen zochten om deze neer te schieten. Ik werd dan heel bang. We stonden dan wel eens in de tuin van de buurvrouw, tante Alie. Zij zei altijd dat we niet bang moesten zijn, maar dat waren we toch.”

Wat deed uw moeder als er geen eten meer was?
“We moesten dan naar de gaarkeuken. waar we bijvoorbeeld schillensoep mee kregen. We hebben ook suikerbieten en bloembollen gegeten. De suikerbieten vond ik wel meevallen. Mijn moeder maakte daar soms stroop van. Maar de bloembollen waren echt niet lekker. Toen ik nog heel jong was, ging ik wel eens samen met mijn moeder eten halen bij de boeren in Sloten. We namen dan mijn poppenwagen mee, want die had een dubbele bodem en daar legden we dan flessen melk in. Bij de in- en uitgangen van de stad stonden de Duitsers. Als ze het eten zagen, moest je alles inleveren. We kochten ook eten op de bon. Mijn vriendin heeft hier nog een mooi gedichtje over geschreven in mijn poëziealbum. Daar heeft ze bonnen bijgeplakt die ze niet meer kon gebruiken. Na de bevrijding was de honger ook niet meteen voorbij. Nog lange tijd moesten we eten op de bon kopen. Toen ik voor het eerst weer een witte boterham met roomboter kreeg, smaakte dat net zo heerlijk als een taartje.”

Kende u iemand die voor de Duitsers was?
“Onze overburen waren NSB’ers. Die man hoorde bij de Grüne Polizei. Op ‘Dolle Dinsdag’ sloegen ze met hun zes kinderen op de vlucht, omdat ze dachten dat Duitsland al was gecapituleerd. Toen zij vluchtten, sloegen de vrouwen in onze straat, onder wie mijn moeder, op potten en pannen en joelden ze hen uit. Maar het was nog geen capitulatie, dus kwamen ze weer terug. Ik vond dat heel eng, want die man was erg boos. De trein waarmee ze probeerde te vluchten was namelijk beschoten en zijn zoontje was gestorven. Die man was door het dolle heen en stond met zijn geweer in de deuropening. We waren zo bang dat hij ging schieten of ons ging aangeven omdat we hem hadden uitgejoeld. Maar dat heeft hij gelukkig niet gedaan.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892