‘een reddende engel’


Douae, Luka en Stefan vertellen het verhaal van Nans Groeneveld, 10 jaar toen de oorlog begon
Baarsjesweg 308-IIIAmsterdam-West

Wij zijn Douae, Luka, en Stefan en hebben Nans Groeneveld mogen interviewen. Nans was tien jaar toen de oorlog begon en woonde toen op Baarsjesweg 308 op drie hoog. Toen Amsterdam vijf jaar later door de Canadezen werd bevrijd, vierde zij feest met haar vriendinnen. ‘We zijn bevrijd, we zijn bevrijd!’ zong Nans op het Paramariboplein. Ze kan zich niet herinneren ooit zo gelukkig te zijn geweest.

 

Hoe zag uw buurt er tijdens de oorlog uit?
‘Ik woonde in de woning hiernaast. Vlakbij was een winkelgalerij met een Spar, een bakker en enkele andere kleine winkeltjes. Onder ons was een Ford-garage waar de nazi’s hun intrek hadden genomen. Ze zaten dus direct onder ons huis en daarom durfden we ook niet zomaar iets stiekem te doen! De auto’s werden uit de garage meegenomen en ook verdwenen de fietsen van buurtbewoners steeds vaker. Die werden dan afgepakt door de nazi’s. Ikzelf had geen fiets en mijn ouders ook niet meer, denk ik. Verder merkte ik in het begin nog niet zo heel veel van de bezetting, maar op weg naar school zag ik steeds vaker Duitse soldaten in de buurt rondlopen.

 

Waar was u toen de oorlog uitbrak?
‘Met mijn moeder was ik naar Leiden gegaan voor een gezellige avond bij de meisjesvereniging. Die nacht begon ineens de oorlog. Mijn moeder was vreselijk bezorgd. Ze wist niet hoe wij weer naar huis moesten komen want al het openbaar vervoer was stilgelegd. We hoopten dat God ons zou helpen. Toevallig vonden we toen een auto die naar Amsterdam bleek te gaan. Via vrienden konden wij regelen dat we mee konden rijden. Wat waren we opgelucht dat we veilig naar huis konden gaan. Halverwege de rit werden we wel nog aangehouden door Nederlandse soldaten. Zij vroegen ons om ‘Scheveningen’ te zeggen. Mijn moeder begreep hier helemaal niets van en riep angstig uit dat wij helemaal niet naar Scheveningen wilden gaan, maar terug naar Amsterdam! Later begreep ik dat de soldaten dit hadden gevraagd omdat Duitsers moeite hebben met de uitspraak van het woord ‘Scheveningen’. De soldaten wilden dus controleren of wij allemaal wel Nederlanders waren.’

 

Hoe bent u de hongerwinter doorgekomen?
‘De laatste jaren van de oorlog waren het moeilijkste voor ons. Er was heel erg weinig eten. Wij hadden bonnen waarmee we een half brood per persoon konden halen bij de bakker. Hier moesten we een hele week mee doen. In de avond hadden we watersoep met soms rotte aardappelen erin die ik met een pannetje bij een behulpzame school had opgehaald. Op een dag werd er aangebeld bij ons thuis. Wij deden niet open want we dachten dat het vast spelende jongens waren. Toen ik later alsnog even keek, stond er een schaaltje met het heerlijkste eten voor de deur. Het was eigenlijk een gewone maaltijd, maar voor ons was het toen overheerlijk. Dit herhaalde zich elke avond. Wie deed dit toch? Op een dag deed ik de deur open en dacht ik dat er een engel stond. Het bleek de buurjongen te zijn: de zoon van de eigenaar van de Spar-winkel verderop. Zij hadden voorraad over en hebben ons hiermee de hongerwinter door geholpen. Na de oorlog heb ik nog geprobeerd hem op te zoeken om hem te bedanken voor al zijn hulp. Dit is helaas nooit meer gelukt.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892