‘‘Ik werd opgenomen in een gezin met elf kinderen’’


Kayla en Piet vertellen het verhaal van Ben Stokman, 5 jaar toen de oorlog begon
Ten KatestraatAmsterdam-West

Wij zijn Kayla en Piet. We hebben meneer Stokman geïnterviewd. Hij kon veel vertellen over de armoede tijdens de oorlog en zijn fijne opvanggezin in Ursem. Wij vonden het bijzonder dat hij zo gelukkig was in een gezin waar hij eerst nog niemand kende.

 

Hoe zag het leven er uit in de oorlog?
“Ik heb de oorlog, tot het begin van de Hongerwinter, in Amsterdam meegemaakt. Er was geen elektriciteit, heel weinig eten en geen brandstof. Zo deden de ponten over het IJ het niet. Ze hadden alle ponten aan elkaar vastgemaakt, waardoor het net een brug werd. Ook moesten we een keer naar het Vondelpark om hout te halen. We kregen een jutezak mee om takken in te doen. Omdat wij maar kleine jochies waren sleepte die zak achter ons aan. De zak ging helemaal naar de knoppen en toen we in de Jan Pieter Heijestraat waren, lagen alle takken op straat. Tijdens de oorlog hoefden we vaak niet naar school, omdat ze de lokalen niet warm konden stoken. Toen ik wel een keer in de klas zat, viel er een lepel uit de broek van een jongen. Hij vertelde de juf dat hij na school van zijn moeder de pannen bij de gaarkeuken op het Bellamyplein moest uitlikken. Jongetjes zaten zowat op hun kop in die tonnen om eten te krijgen. Zelfs thuis hadden wij een lijstje hangen waarop stond wie op welke dag de pan uit mocht likken.”

 

Waar woonde u?
“Met mijn acht broertjes en zusjes woonde ik in de Ten Katestraat. In hetzelfde portiek woonde Maxi, mijn Joodse buurjongen. Maxi speelde vaak bij ons, maar ik niet bij hem, want zij hadden onderduikers. Op een dag werden ze ontdekt en afgevoerd. We hebben nooit meer iets van hun terug gehoord. Ikzelf heb het geluk gehad dat ik in de Hongerwinter naar boeren in Noord-Holland gestuurd werd, omdat daar nog eten was. In september 1944 ging ik bij mijn vader achterop de fiets. Ik kreeg een klein tasje mee met ondergoed en schoenen en toen werd ik naar het dorpje Ursem gebracht. Ik werd opgenomen in een gezin met elf kinderen. Ik kende niemand, maar ze waren lief en geweldig voor me. Alsof ze mijn eigen vader en moeder waren. Ik heb nooit een dag heimwee gehad. We hebben nog steeds briefcontact.”

 

Had u contact met uw familie?
“Mijn moeder was in 1943 overleden aan een niervergiftiging. Mijn vader ontmoette hierna een andere vrouw met wie hij wilde trouwen. Vijf van de acht kinderen verbleven inmiddels in andere gezinnen. We kregen via via bericht dat we op 3 mei 1944 in Amsterdam moesten zijn voor de bruiloft. De bakker in Ursem kon mij met paard en wagen naar Hoorn brengen. Vanuit Hoorn ging namelijk elke dag een boot naar Amsterdam. Op deze manier kwam ik bij de Ruiterkade achter het Centraal Station. We waren allemaal op de bruiloft en er was zelfs wat eten. Mijn vader zei dat hij bij een boer in de Beemster een groot konijn had gekocht. Iedereen heeft daar heerlijk van gegeten, maar de volgende dag biechtte hij op: het was geen konijn, maar een kat.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892