Nikki, Ralf, Sophie en Mirac van basisschool De Handreiking in Eindhoven mogen met de auto naar Aky Kruis. Ze woont op de negende verdieping en staat al klaar in de deuropening. Achter haar hangt een oude schoolplaat met een tafereel uit oud Amsterdam. Mevrouw Kruis begint meteen enthousiast: ‘Wat zijn jullie vragen?’ Het drankje is ze even vergeten, maar dat krijgen de kinderen aan het eind alsnog. Aky Kruis was 4 jaar toen de oorlog begon.
Was u bang voor de Duitsers?
‘Ze marcheerden door de straten; vijf naast elkaar en acht achterelkaar en zongen heel hard liedjes. ‘Wij gaan naar Engeland.’
Ik vond het heel eng als dat voorbijkwam. Maar ik was niet echt bang voor de Duitsers. Soms kreeg ik zelfs snoep van hen.
Mijn broertje was eens vreselijk gevallen op zijn hoofd. Mijn vader bracht hem naar het Duitse ziekenhuis aan het einde van de straat. Daar werd hij heel goed geholpen. Ze kregen van alles mee. Maar hoe behulpzaam ze ook waren, het bleven toch de vijanden.’
Hadden jullie genoeg te eten?
‘Er was weinig te eten, mijn moeder kreeg elke 14 dagen bonkaarten, voor brood, boter, suiker, noem maar op. Mijn vader werkte als broodbezorger bij de Etos, een onderneming van Philips. Als de bakfiets leeg was, veegde hij de kruimels bij elkaar en mijn moeder maakte dan broodpap en zo hadden we weer te eten. Ook kregen we via moeders familie ingemaakt voedsel, en omdat haar vader van een boerderij kwam, hadden ze boter en karnemelk. Maar daarover mochten ze tegen niemand iets zeggen.
Verder hadden we klein tuintje met tabaksplanten want mijn vader rookte. Hij plukte de bladeren, maakte ze klein en droogde ze in een blikje op de kachel. En zomers liet hij ze gewoon in de zon drogen.’
Hoe was de bevrijding?
‘Op 18 september zag ik voor het eerst van mijn leven een muziekkorps door de straat trekken, en ik mocht van mijn moeder meelopen. Maar toen kwamen de Duitsers terug en begonnen te bombarderen. Ik belandde in een schuilkelder bij een familie thuis. De vader en moeder van dat gezin hadden niet eens door dat ik daar was.
Later kwam er een vader binnen die vroeg of zijn kinderen hier waren. Ik was zó opgelucht toen hij me meenam en naar huis bracht. Ik was pas zes jaar oud.’