‘Ik at de restjes uit de prullenbak’


Enid, Wede, Nikki, Talita vertellen het verhaal van Cecilia Scheepers
Paramaribo

Cecilia Scheepers (1937) is geboren in Paramaribo, in Suriname. Ze was de oudste in een gezin van tien kinderen. Op 20-jarige leeftijd vertrok ze met de boot naar Amsterdam, om verpleegkundige te worden. Enid, Wede, Nikki en Talita van het Novalis College in Eindhoven spreken haar over haar jeugd in Suriname. Ze vinden haar ‘een lieve vrouw’ die vroeger wel erg hard moest werken en soms wel heel zwaar kon worden gestraft.

Was het moeilijk om met twee verschillende geloven op te groeien?
‘We groeiden op met een protestantse vader en een katholieke moeder. Onze familie was katholiek, daarom was omgang met familie van mijn vaders kant verboden. Dat gaf ons veel problemen, dus het ging niet altijd even soepel in huis. Ik had wel een favoriete tante van mijn vaders kant, ik ging graag met haar om. Ik heb een keer 1,5 uur gelopen om naar haar toe te gaan, zonder toestemming. Toen ik daar aankwam vroeg ze ‘weet je moeder dat je hier bent?’, en toen mijn antwoord nee was, moest ik weer 1,5 uur teruglopen.’

Hoe was het leven in Suriname?
‘Ik moest samen met mijn broertjes en zusjes om 03:30 opstaan om onszelf klaar te maken voor school. Om 04:15 vertrokken we te voet, om om 05:45 de trein te halen naar de stad waar ik naar school ging. Mijn broertjes liepen vaak veel sneller dan ik. Op een dag miste ik mijn trein en liep ik 1,5 uur terug naar huis. Eenmaal aangekomen zei mijn moeder: ‘Vooruit jij gaat naar school! Zorg maar dat je op school komt.’ Toen moest ik 35 km naar school lopen… ik kwam doodmoe aan. Ik woonde in de natuur, we hadden een huis met vijf kamers. Op een dag kwam ik thuis na school en trof mijn moeder met mijn 6 weken oude zusje aan op een stoel onder de pruimenboom. Ik keek naar de plek waar mijn huis stond, maar het hele huis was weg, inclusief de huisraad! Ik zei: mama, waar is ons huis?’ We hadden opeens niks meer. Bleek dat mijn vader de huur niet had betaald, het huis was van zijn zwager die in die tijd in Curaçao woonde. Toen heeft die zwager de opdracht gegeven om het huis af te breken, met alles erop en eraan. Mijn broertjes kwamen ook thuis, en mijn moeder zei: vraag maar geen gekke dingen. Mijn vader was twee dagenlang nergens te vinden, hij was waarschijnlijk bij een van zijn zussen, want bij hem werd alles eerst besproken met zijn zussen. Mensen in de buurt vingen ons op. We sliepen op de grond. Er waren ook mensen die ons kleding gaven. Na een half jaar konden we met zijn tienen de één-kamerwoning van mijn overleden tante betrekken. Daarna heeft onze oom Marius, die veel te danken had aan mijn vader, ons 300 guldens gegeven. Hiermee hebben we een perceel gekocht.’

Welke straf zou u nooit meer vergeten?
‘Vroeger ging ik eens met mijn broertje naar mijn oom. Mijn ouders hadden gezegd dat we niet via de begraafplaats mochten, terwijl dat wel een heel stuk korter was. Mijn broertje vond dat we toch die route moesten pakken. Je moest daar een slootje overspringen, maar mijn broertje viel erin. Hij zat helemaal onder de modder, maar toen we weer naar huis gingen om ons om te kleden kreeg ik daar de schuld van. Ik kreeg er ongenadig van langs van mijn vader. Hij sloeg mij met zijn riem en de gesp. Mijn hele rug lag open, en ik ben nu blind aan een oog. Toen we naar de dokter gingen, vroeg hij wat er was gebeurd, maar mijn moeder vulde het in. Ze zei dat ik was gevallen.’

Hoe was het werken toen u jong was?
‘Bij verschillende mensen heeft mijn moeder me geplaatst om te werken, vanaf mijn tiende al. Ik heb vanaf mijn twaalfde tot mijn achttiende bij een Chinese vrouw gewerkt om geld te verdienen voor school. Dat was echt verschrikkelijk. Ik moest ’s morgens de trap met een borstel doen. En als ze bezoek had, moest ik ’s nachts opblijven. Ik moest koffie en hapjes bedienen, maar ze gingen pas om 3 uur ’s nachts naar bed. Zo lang moest ik ook opblijven. En dan moest ik ook nog mijn huiswerk maken. Ze heeft me veel verschrikkelijke taken laten uitvoeren, en ik kreeg bijna niks te eten. Ze zeiden dat je van eten lui werd. Dus ik had een soort ingebouwde klok. Om 4 uur ’s nachts werd ik altijd wakker, en ging ik in het pikkedonker naar beneden. Ik at dan de restjes uit de prullenbak, want ik kon niet slapen van de honger. Ik kwam door haar altijd te laat op mijn studie. Toen ik 18 was ben ik weggelopen en ben ik alsnog geslaagd.’

De leerlingen van het Novalis College in Eindhoven hebben zelf de teksten geschreven en de foto’s gemaakt.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892