Archieven: Verhalen

‘Zij hebben ons nooit verraden. Maar toch ging het mis.’

In het huis van Henny de Kat-Belkmeer zaten Joodse onderduikers verscholen. De 13-jarige Henny wist helemaal niet dat het gevaarlijk was om onderduikers in huis te hebben. Ze maakte zelfs nog een fietstochtje met hen.

Kende u mensen bij het verzet?
“Mijn moeder zat bij het verzet en daarom kregen we wel zes onderduikers in huis. Op een avond, het was ergens in 1941 of 1942, belde een Joods echtpaar aan. Deze mensen waren ontsnapt uit kamp Westerbork en hadden via anderen onze naam doorgekregen. Ze vroegen of ze mochten blijven en dat mocht.”

Was het eng om onderduikers in huis te hebben?
“Eng vond ik het niet, al die onderduikers in huis. Met het Joodse echtpaar ben ik zelfs nog op de tandem naar familie van hen gefietst, helemaal van Noord naar de Helmersstraat. En de buren wisten ook wel dat wij Joden in huis hadden. Een buurvrouw die een keer boos op ons was, riep tegen mijn moeder: ‘Ik wil je Joden zien!’ Hoewel de buren dus op de hoogte waren, hebben zij ons nooit verraden. Maar het ging toch mis.
In 1944 werden de onderduikers en mijn moeder opgepakt. Ik was 15 jaar.”

Wat gebeurde er met uw moeder?
“Ze is eerst vastgezet op de Amstelveenseweg en van daaruit naar concentratiekamp Dachau gebracht. Samen met andere vrouwen uit dit kamp is ze aan het werk gezet in een munitiefabriek in München. Aan het einde van de oorlog kregen we bericht van het Rode Kruis dat mijn moeder nog leefde. Juli 1945 kwam ze thuis. Ze was zo mager, ze woog nog maar 45 kilo. We zijn er nooit helemaal achter gekomen wie ons heeft verraden. Waarschijnlijk was het een tante van een vriendin van mij. Na de oorlog heeft deze vrouw drie maanden in de gevangenis gezeten. Maar het is niet bewezen dat zij het ook echt heeft gedaan.”

Archieven: Verhalen

‘Het was een kleine buurt, dat door de Duitsers was aangewezen joods getto’

Ongeveer 300 joden moesten tijdens de oorlog naar getto Asterdorp verhuizen, ook Jacob met zijn ouders, zus en broer. Hij herinnert zich vooral zijn angst in de nacht, als er weer buren werden weggehaald.

Hoe kwam u in Asterdorp terecht?
“In april 1943 kwam er een NSB’er bij ons aan de deur. Wij woonden toen in Utrecht, in een smal straatje. De NSB’er wilde onze woning bekijken. Daarop zei hij: ‘Ik wil hier wonen en jullie gaan eruit’. En zo kwamen wij in Asterdorp terecht, mijn ouders, zus, broertje en ik. Het was een kleine buurt, dat door de Duitsers was aangewezen joods getto.”

Wat herinnert u zich van Asterdorp?
“We woonden in een klein huisje. Aan de overkant van het water stond de Fokkerfabriek, gecamoufleerd met doeken, zodat de geallieerden de fabriek vanuit de lucht niet konden zien. En ik herinner me van Asterdorp vooral hoe bang ik was. Wat zou de nacht ons nu weer brengen? Iedere nacht kwam de politie bewoners weghalen. Ze kregen vijf minuten de tijd om hun spullen te pakken en moesten dan mee. Eerst waren er nog zo’n driehonderd families in Asterdorp, maar elke dag werden dit er minder. Wij waren als laatste over en uiteindelijk moesten ook wij vertrekken.”

Wat gebeurde er met uw gezin?
“We werden weggevoerd naar kamp Westerbork. Ik herinner me van daar dat we nog samen Chanoeka vierden, een joods feest waarbij alle jongens samenkwamen en overal lichtjes waren. Maar ook dat we ons elke dag in rijen moesten opstellen en dan werden er mensen uitgepikt die naar concentratiekampen in Duitsland en Polen werden gebracht. Wij moesten naar concentratiekamp Bergen-Belsen, in veewagens van een goederentrein werden we weggebracht. Alle ouders moesten er werken, terwijl de kinderen in het kamp bleven. Iedere dag stonden we urenlang op een grote buitenplaats omdat de Nazi’s de mensen moesten tellen, in zomer of winter, zon of regen. Speelgoed was er niet. Wel kan ik mij herinneren dat een paar mensen in het kamp voor de jeugd zorgden. Zij zongen soms liedjes met ons. En ik had gelukkig ook vrienden in het kamp. Sommige van hen leven nog. Maar mijn vader overleefde het concentratiekamp niet, hij is aan voedselgebrek gestorven, net als vele anderen.”

Archieven: Verhalen

‘Niemand verwachtte dat je juist op die plek stiekem met wapens zou lopen’

In oorlogstijd speelde John Geelof als klein jongetje met zelfgemaakte voetballen van oude autoband, gevuld met proppen krantenpapier. En soms raakte hij als kind zijdelings betrokken bij het verzet, waar zijn vader actief in was.

Kende u iemand bij het verzet?
“Mijn vader zat in het verzet. Op een dag moest hij wapens brengen naar een verzetsstrijder in Haarlem en ik mocht mee. Hij nam mij met opzet mee: zodat hij minder verdacht zou overkomen. In een café naast het station, een plek waar ook veel Duitsers kwamen, had hij afgesproken. Niemand verwachtte dat je juist op die plek stiekem met wapens zou lopen. In de wc van het café heeft mijn vader zijn contact ontmoet en het pistool afgegeven. Later had hij er spijt van dat hij mij had meegenomen. Als er iets mis was gegaan, hadden ze ook mij opgepakt.”

Kende u ook Joodse kinderen?
“In de klas had ik een paar Joodse kinderen. Op een dag
vertelde de juf dat er iets ergs was, drie Joodse kinderen uit mijn klas mochten niet meer naar school komen. En mijn vader en opa hebben me een keer meegenomen naar de jodenbuurt bij het Waterlooplein, waar alle Joden bij elkaar moesten wonen. Vooraf had mijn vader gezegd dat ik goed moest opletten op wat ik zag. Het zag er triest uit. De Joden mochten de wijk niet uit, maar wij konden er wel in, tussen de afzettingen met prikkeldraad door.”

Heeft u over de pontenbrug gelopen?
“Ik heb er enkele keren overheen gelopen want er was geen andere verbinding naar de stad. De ponten lagen achter elkaar, met de laadkleppen op elkaar geplaatst en zo kon je er overheen. Door de beweging van het water verschoven die laadkleppen weleens. Dat was een raar gevoel, een beetje zoals van een roltrap stappen.”

Archieven: Verhalen

‘In ruil kreeg mijn moeder een half pond vlees mee’

Marty Jager was pas 1 jaar oud toen de oorlog uitbrak, maar toch heeft deze periode grote indruk op haar gemaakt.

Wanneer was u bang in de oorlog?
“’s Avonds als het aardedonker was. Van de Duitsers moest het ‘s avonds altijd helemaal donker zijn, de straatlantaarns waren uit en alle ramen van de huizen moesten elke avond worden geblindeerd, dus je kon dan helemaal niets zien op straat. Omdat het zo donker was, kon je ook het einde van onze kade niet zien en liep je dus zo het water in. In het water bij de Ranonkelkade is wel eens een lijk gevonden van iemand die in het water was gevallen.”

Had u honger tijdens de oorlog?
“Eens in de week ging mijn moeder ’s avonds naar het einde van de straat om iets af te leveren. Wat dat was weet ik niet, maar in ruil kreeg ze een half pond vlees mee. Zo hadden wij toch iets te eten. Een keer toen mijn oom bij ons bezoek was, moest mijn moeder weer weg. Maar ze kwam maar niet terug. Mijn oom en ik werden er hartstikke zenuwachtig van. Pas uren later dook ze op. Wat bleek? Het was zo donker geweest dat ze aan de muren en deuren moest voelen waar ze was in de straat en zo is ze haar oriëntatie kwijtgeraakt. Ons huis kon ze niet meer vinden.”

Heeft u bommen gehoord tijdens de oorlog?
“Niet het geluid van bommen, maar wel van de bommenwerpers. Pas veel later realiseerde ik me hoeveel indruk dat geluid op mij heeft gemaakt. Jaren later, in de bioscoop, werd ik zeer angstig bij het horen van bommenwerpers in een film. Ik herinnerde me dat geluid weer en de angst die ik daarbij voelde als kind.”

Archieven: Verhalen

‘We zagen een neergestort vliegtuig, in het Volewijkspark (nu Noorderpark), het stond nog in brand’

Al bijna 100 jaar is To van der Pol, maar haar angst voor de bombardementen kan ze zich nog goed herinneren.Net als de razzia’s in Nieuwendam, waarbij Joden en jonge mannen uit hun huizen werden gehaald.

Was u bang dat ze uw huis gingen bombarderen?
“Doodsbang. Vlak achter ons huis, aan de Beemsterstraat, stond het afweergeschut van de Duitsers. Elke nacht hoorden we de vliegtuigen van de Engelsen overkomen. Tommies noemden we hen. Als het luchtalarm afging, kroop ik diep onder de dekens, ook al wist ik dat dit me niet zou helpen. Pas als de Tommies voorbij waren gevlogen, konden we weer slapen.

Gelukkig is ons huis nooit geraakt.
En met mijn man moest ik een keer schuilen tijdens luchtalarm. Toen we later naar huis liepen zagen we in het Volewijkspark (nu Noorderpark) een neergestort vliegtuig, het stond nog in brand. Het was angstig om te zien. Met een boogje konden we er omheen lopen.”

Heeft u gezien dat er Joodse mensen werden opgepakt?
“In Nieuwendam waren wel eens razzia’s. Op een zaterdagochtend in alle vroegte kwamen de Duitsers onze wijk binnen. Ze waren op zoek naar Joden. Overal belden ze aan en haalden de bewoners uit hun bed. Daar gingen die mensen, met z’n allen in een rij aan een touw vast. Ik stond buiten en zag het gebeuren. Het was een heel naar gezicht. Ik wilde wel helpen, maar ik was bang dat ik dan zelf ook werd opgepakt. Wat moest je?”

Hoe vierde u de bevrijding?
“Het was vrijdagavond laat, we hadden net op onze knieën gebeden of er alsjeblieft geen bombardementen zouden komen die nacht, toen er werd aangebeld. Jemig, het was al 9 uur, wie kon dat nog zijn? Bleken het de buren die ons vertelden dat we waren bevrijd. We gingen meteen de deur uit, en ja hoor, op het Purmerplein was het feest, met trommels en vlaggen. Iedereen liep in de rondte. Maar het was ook nog erg gevaarlijk. De Duitsers hadden geen officieel bericht gehad dat de oorlog voorbij was, dus die waren er nog. Toen er een vliegtuig overkwam, dook iedereen snel weg.”

Archieven: Verhalen

‘Alle katten zijn aan het einde van de oorlog opgegeten’

Vanaf een hoog dak in de stad keek Wim Oostervink machteloos toe hoe Engelse bommenwerpers richting Noord vlogen. Kort daarna vielen bommen op de buurt waar zijn huis stond.

Woonden er Joden in Disteldorp die tijdens de oorlog werden opgepakt?
“Er woonden best wel wat Joodse gezinnen. Er was ook een gezin met wel 24 kinderen dat op een avond werd meegenomen. We zagen het gebeuren. Als de Joden waren weggehaald, werden al hun spullen op straat gegooid. De vloeren en deuren gebruikten mensen als brandhout. Maar als het huizen waren van de rijkere Joden, werden ze na het vertrek van de oorspronkelijke bewoners verzegeld en uiteindelijk leeggeroofd.”

Herinnert u zich het bombardement op Noord?
“Op die zaterdagmorgen stond ik op een dak aan de Prinsengracht, ik was loodgieter en was daar aan het werk. Plotseling hoorden we vliegtuigen aankomen. Het waren bommenwerpers van de Engelsen. Vanaf dat dak zag ik hoe ze Noord bombardeerden. Ik kon niet zien of Disteldorp ook werd geraakt. Bang ben ik meteen naar huis gegaan. Ik moest lopen, onze fietsen hadden we niet meer. Vanaf de pont liep ik door de Van der Pekstraat en ter hoogte van het Mosveld kon ik zien dat een hoekhuis van Disteldorp was geraakt. Het was ons huis. Ramen en dakpannen waren er niet meer. Ik schrok me dood. Mijn zusje en moeder waren thuis geweest tijdens het bombardement. Gelukkig leefden ze nog en mankeerden ze niks.”

Had u in de oorlog huisdieren?
“Wij hadden een kat. Maar alle katten zijn aan het einde van de oorlog opgegeten. Honden trouwens ook. Iedereen had zo’n honger. Onze kat hebben we niet gegeten, maar op een dag was hij wel verdwenen. Niet lang daarna rook ik zo’n heerlijke
baklucht bij de buren, echt de geur van gebakken vlees. Ik dacht: ‘Nu eten zij onze kat op.’”

Archieven: Verhalen

‘Elke dag over de pontenbrug’

Altijd speelden ze samen, Geesje de Vries en haar buurjongen Max. Op een dag was hij verdwenen. Pas een paar jaar geleden kwam Geesje erachter wat er met Max is gebeurd.

Liep u wel eens over de pontenbrug?
“Elke dag. Ik zat op de Mulo en had typelessen bij Schoevers in de Van Baerlestraat. Omdat er geen bussen en geen trams reden, moesten we vanuit Noord lopen naar Zuid. Ik herinner me dat ik één keer heel bang was, terwijl ik over de pontenbrug liep. Er was opeens heel veel lawaai boven ons hoofd en ik vreesde voor een bommenwerper. Maar gelukkig vielen er uiteindelijk geen bommen. Maar bang was ik wel.”

Heeft u meer enge dingen meegemaakt?
“Op een middag werd er aangebeld, ik deed de voordeur open en er stond een Nederlandse SS’er tegenover me, met een revolver op me gericht. ‘Waar is je vader?’ vroeg hij. Ik was doodsbang. Ik dacht dat mijn vader zou worden gearresteerd. Het bleek om mijn broertje te gaan. Hij zat vast in het politiebureau omdat hij met oudere vrienden een bootje van de Duitsers had gestolen en ermee het IJ op was gegaan. Gelukkig liep het uiteindelijk met een sisser af, werd mijn vader niet gearresteerd en kwam mijn broertje weer vrij.”

Kende u Joodse mensen in de oorlog?
“Ja, mijn Joodse buurjongen Max, Max Furth. Hij was mijn vriendje. We woonden allebei in de Spechtstraat, hij op nummer 19. Max was 14 jaar en ik 13. We speelden altijd samen. Ik vond hem heel lief en heel mooi. Op een dag miste ik Max, ik zag hem nergens. Een buurmeisje kwam naar me toe en zei me dat hij en zijn ouders ’s nachts waren weggehaald. Pas onlangs vond ik uit wat er met hem is gebeurd. Hij is op 27 oktober 1942 samen met zijn ouders in Auschwitz vermoord. Max werd 15 jaar. Mijn lieve vriendje.”

Archieven: Verhalen

‘Als vader naar Radio Oranje luisterde ging ik uit het raam hangen om onze buren in de gaten te houden’

Als beloning voor zijn verzetswerk kreeg de vader van Jo Oostervink soms eten mee naar huis, dat de familie in de piano verstopte. Bij huiszoekingen deed Jo altijd snel de klep van de piano dicht en ging haar moeder ervoor staan. Gelukkig ging het altijd goed.

Kende u iemand bij het verzet?
“Mijn vader zat bij het verzet. Eigenlijk mocht ik dat niet weten, maar ik had het gehoord van mijn neef, die bij ons ondergedoken zat. Per ongeluk had hij zijn mond voorbij gepraat. Daar was mijn vader wel boos over natuurlijk. Vanaf het moment dat ik van het verzet wist hielp ik mijn vader altijd. Als hij naar Radio Oranje luisterde ging ik uit het zolderraampje hangen om onze buren in de gaten te houden, die lid waren van de NSB.”

Wat is uw ergste herinnering aan de oorlog?
“Op een nacht bombardeerden de geallieerden een paar fabrieken bij ons in de buurt, waarbij ook ons huis werd geraakt. We moesten allemaal meteen ons bed uit want ons huis stond op instorten. Buiten stonden we, in de nacht, zonder huis. De volgende dag hebben we al onze meubels uit het huis gehaald en ons hele huisraad op het Polluxplein neergezet. We wisten niet wat konden doen en waar we naartoe moesten. Gelukkig heeft een pastoor ons uiteindelijk kunnen helpen. Hij vond een woning voor ons in de Vegastraat, daar gingen we toen wonen.”

Heeft u honger gehad in de oorlog?
“Voor ons viel het nog mee omdat we wat extra eten kregen vanuit het verzet. Maar onze buren, die zes kinderen hadden, leden wel echt honger. Toen ik een keer met een emmer vol aardappelschillen naar buiten liep, vroeg de buurvrouw of zij die mocht hebben. Van de schillen ging ze soep koken.”

Archieven: Verhalen

‘Thuis vierden we de joodse feestdagen maar ook Sinterklaas’

De moeder van Meijer bleef door de oorlog alleen achter, met haar vijf kinderen. Het Joodse gezin had het erg moeilijk. Maar het lukte de moeder van Meijer om haar vijf kinderen te redden.

Wat herinnert u zich van het begin van de oorlog?
“Ik groeide op in Utrecht met mijn ouders en 2 broertjes en 2 zussen. Toen de oorlog uitbrak was ik eerst nog niet bang. Ik ging nog naar de openbare school en had daar veel vriendjes. Thuis vierden we de joodse feestdagen maar ook Sinterklaas. Later kwamen de maatregelen: moest ik van school af, mochten we niet meer fietsen, moest ik een Jodenster dragen. En in 1942 kreeg mijn vader een brief waarin stond dat hij naar Duitsland moest gaan om te werken. Hem werd beloofd dat zijn familie veilig zou zijn als hij vrijwillig zou gaan werken. Mijn vader ging. Ik en mijn zus brachten hem naar de trein. We namen afscheid in de verwachting dat we elkaar weer zouden zien.”

Hoe kwam u in Amsterdam terecht?
“We moesten weg en NSB’ers wilden ons huis hebben. Met z’n zessen kwamen we terecht in Asterdorp, wat tijdens de oorlog een joods getto was. Daar woonden we in een heel klein huisje. Samen richtten we het netjes in. En elke dag liep ik met mijn broertje Iepie (Israel) van Noord naar de Weesperstraat waar we in de buurt op een joodse school zaten. Onze klas werd steeds kleiner, kinderen verdwenen, kwamen niet meer terug. Toen ik op een ochtend met mijn broertje onderweg was, werden we gewaarschuwd dat er een razzia was op school. Meteen zijn we weer terug naar huis gegaan. Toen we de volgende dag op school kwamen, zagen we dat er helemaal niemand meer was. Geen leraren, geen leerlingen. Iedereen was weg.”

Hoe heeft u de oorlog overleefd?
“Ik weet nog goed dat we hoorden dat op last van de Duitsers alle bewoners uit Asterdorp moesten vertrekken naar Amsterdam Oost. De avond voor het vertrek was er een afscheid, waarbij liedjes werden gezongen en de volwassenen moesten huilen. Ik begreep toen niet waarom. Later wel, toen we in Transvaal woonden en er razzia’s waren. Wij konden ons verstoppen en werden niet meegenomen. De hele nacht hoorden we de geluiden van de straat, de soldaten en de mensen die werden meegenomen.

Mijn moeder heeft uiteindelijk contact kunnen leggen met de NV, een Amsterdamse verzetsgroep, die onderduikadressen voor ons organiseerde. Ik en mijn broer Iepie kwamen bij een boer in Limburg terecht. Na afloop van de oorlog zagen we elkaar allemaal weer: mijn moeder en mijn broers en zussen. Maar mijn vader is nooit meer teruggekomen. We vonden zijn naam na de oorlog op de lijsten van het Rode Kruis. Hij was vermoord in het concentratiekamp.”

Archieven: Verhalen

‘Het gezin werd meegesleurd naar de auto’

Tijdens een zomervakantie leerde de oudere zus van Rietje een Joodse jongen kennen. Zij werd verliefd op hem en hij op haar. Tot hij werd opgepakt door de Duitsers.

Was u bang in de oorlog?
“We hadden een onderduiker in huis, een jongen van ongeveer 20 jaar die Arie Bakker heette. Voor hem hadden we een vluchtroute bedacht: als er onraad was moest hij wegrennen via een platje bij ons huis, over het hek en dan langs het schoolplein verderop. En indien de huiszoeking ’s nachts was dan was afgesproken dat mijn zus zo snel mogelijk in het bed van de onderduiker zou gaan liggen zodat het zou lijken of het haar bed was. Toen de Duitsers op een nacht inderdaad bij ons aanbelden om te zoeken naar onderduikers, keken ze met hun zaklampen ook bij Aries bed. Daar lag mijn zus. Toch werd mijn vader gearresteerd. Doodsbang was ik dat hij niet meer zou terugkomen. Gelukkig konden ze niet bewijzen dat we een onderduiker in huis hadden en werd vader weer vrijgelaten. Hoe het met Arie Bakker is afgelopen, hebben we nooit meer gehoord.”

Wat is een nare herinnering aan de oorlog?
“In de zomer van 1943 hebben we op een huis gepast in Amsterdam-Zuid, een huis van rijke mensen die op vakantie waren. Mijn moeder werkte als schoonmaakster bij hen. Aan de overkant woonde een Joodse jongen. Mijn oudere zus werd verliefd op hem. Hij vond haar ook leuk. Ze zwaaiden naar elkaar en bouwden een band op. Tot op een warme zomerdag een overvalwagen met Duitsers kwam aanrijden. Het gezin werd meegesleurd naar de auto, maar die jongen zat nog op het balkon van zijn kamer. In paniek sprong hij naar beneden. Vermoedelijk brak hij bij de val zijn benen. Hij schreeuwde het in ieder geval uit van de pijn. Maar ook hij werd meegenomen. Mijn zus heeft hem nooit meer teruggezien.”

Heeft u herinneringen aan NSB’ers in de buurt?
“Op Dolle Dinsdag, 5 september 1944, dachten we even dat de oorlog al voorbij was. Veel NSB’ers zijn toen gevlucht. Mijn moeder moest kort na Dolle Dinsdag het huis schoonmaken van een gevlucht NSB-gezin. Ik mocht mee. In het huis zag ik een speldje liggen dat ik heel mooi vond. Van mijn moeder mocht ik het houden. Trots maakte ik het vast aan mijn jas. Toen we terugkwamen in Noord en door de Hortensiastraat liepen, kwam ik een jongen van school tegen. Hij keek een poosje naar dat speldje en zei toen: ‘Dat is van de NSB, dat zijn landverraders!’ Ik heb het meteen afgedaan want ik was bang dat mijn vader mijn benen zou breken als hij me ermee zou zien.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892