Archieven: Verhalen

‘Mijn moeder bleef in leven omdat ze met een niet-Joodse man was getrouwd’

Wij waren op bezoek bij mevrouw Bernards-Baas. Zij is in 1945 geboren. Ze heeft dus niet zelf de oorlog meegemaakt, maar haar oudere zusje Eva en haar ouders wel. Haar zusje en moeder, Eva Pachter, werden in 1943 door Annemie Wolff gefotografeerd, in datzelfde jaar kwam de familie van mevrouw Bernards-Baas in Westerbork terecht.

Hoe was het leven in het gezin van uw ouders en zusje tijdens de oorlog?
“Ze woonden in de Rijnstraat op nummer 26, achter de winkel van mijn ouders ‘Radio Baas’ een winkel voor elektrische apparaten. Mijn moeder was Joods. Haar ouders en vier zussen woonden bij ons om de hoek. In de straat van haar ouders had mijn moeder mijn vader ontmoet: Willem Baas, haar niet-Joodse buurman. Ze trouwden in oktober 1940.
In 1943 werden mijn grootouders en tantes gedeporteerd en kwamen in kamp Westerbork terecht. Mijn moeder stuurde ze pakketjes met levensmiddelen en mijn grootouders stuurden kaartjes terug. Ik heb ze nu nog. Ze schreven ondermeer over de levensmiddelen die ze hadden ontvangen en vroegen om nieuwe spullen. In 1943 en 1944 zijn mijn tantes en grootouders vermoord in Auschwitz. Alleen mijn moeder bleef in leven omdat ze met een niet-Joodse man was getrouwd.”

Kende u iemand die in het verzet zat?
“Mijn vader was actief in het verzet, hij vervalste papieren voor Joodse mensen. Door verraad is hij in Kamp Vught terecht gekomen. Totdat hij daar tuberculose opdeed. Toen mocht hij van de kampbewakers wel weer naar huis: ‘Ga maar naar huis, je gaat waarschijnlijk toch wel dood.’ Doodziek kwam hij thuis, bij mijn moeder.

In de Hongerwinter had mijn moeder een zieke peuter met tuberculose en een ernstig zieke man in huis. Om meer eten te kunnen krijgen ging ze met mijn zusje op haar arm naar het hoofdkantoor voor meer distributiebonnen. Ze moest een Jodenster dragen en liep dus gevaar. Om die te verbergen nam ze mijn zusje Eva op haar arm en hield haar stevig vast voor haar ster, zodat niemand die kon zien. Wonder boven wonder lukte het haar telkens weer om extra bonnen te krijgen. Alle drie zijn ze door de Hongerwinter heen gekomen en in de lente van 1945, vlak voor de bevrijding, werd ik geboren.” 

Benieuwd geworden naar de foto's van Annemie Wolff? Kijk op de website: http://stichtingwolff.nl/

Leerlingen van de Anne Frankschool interviewen Edith Bernards-Baas

Archieven: Verhalen

‘Drie jaar was ik toen ik weer terug in Nederland kwam’

Mevrouw Roos-Meijer vertelde dat het een wonder is dat zij en haar zusje concentratiekamp Bergen-Belsen overleefd hebben. Zij kwam als peutertje samen met haar oudere zusje en haar ouders in het kamp terecht. Mevrouw Roos zei dat ze lange tijd niet over de oorlog kon praten, maar nu wel. Ze vertelde ons dat ze het belangrijk vindt dat we weten wat er in de oorlog gebeurd is. Maar dat het haar erg raakt dat er nu nog overal in de wereld kinderen zijn die meemaken wat zij heeft meegemaakt. 

Heeft u ondergedoken gezeten?
“Nee, lange tijd konden we gewoon in Amsterdam blijven wonen. Mijn moeder was erg slim, die had een briefje op onze voordeur geplakt dat er bij ons roodvonk heerste. Dat was een erge ziekte waar de Duitsers liever van wegbleven. Maar in januari 1944 zijn we toch opgepakt en weggevoerd naar concentratiekamp Bergen-Belsen. Mijn ouders zijn daar omgekomen in januari 1945. Een andere familie is toen voor ons gaan zorgen.”

Wanneer werd u bevrijd?
“In april 1945 werden mijn zusje en ik met vele andere gevangenen in een trein gezet naar een ander kamp. Maar die trein kon nergens meer terecht want in Duitsland was het toen een enorme chaos omdat ze daar oorlog aan het voeren waren. Die trein heeft wekenlang rondgereden, elke dag gingen er mensen dood door ziekte en honger. De vrouw die voor ons zorgde, ging altijd de trein uit om een beetje eten te zoeken voor ons en andere kinderen. Dankzij die familie hebben mijn zus en ik de oorlog overleefd.”

Hoe was het toen u na de bevrijding weer in Nederland kwam? 
“Drie jaar was ik toen ik weer in Nederland terug kwam. We kwamen uiteindelijk in een Joods kindertehuis in Laren terecht. Een paar spullen van mijn ouders hebben mijn zus en ik na de oorlog nog teruggekregen. Ik weet werkelijk niet waar het vandaan kwam. Deze sieraden van mijn moeder betekenen erg veel voor me, ik draag ze iedere dag.”

Benieuwd geworden naar de foto's van Annemie Wolff? Kijk op de website: stichtingwolff.nl/

Leerlingen van de Anne Frank school interviewen Femke Roos over de oorlog

 

Archieven: Verhalen

‘Zij was mijn liefste vriendinnetje in de oorlogsjaren’

Wij waren op bezoek bij Jan Drijfhout die tijdens de oorlog in de Geulstraat woonde met zijn familie. Als klein kind was zijn buurmeisje Eefje zijn beste vriendinnetje. Een paar jaar geleden heeft mijnheer Drijfhout een foto van Eefje gekregen, die in 1943 was genomen door Annemie Wolff. Die foto staat bij mijnheer Drijfhout ingelijst in zijn woonkamer.

Wie is het meisje op de foto?
“Dat is Eefje Herbst, of eigenlijk: Eva Amalia Herbst. Zij was mijn liefste vriendinnetje in de oorlogsjaren. Eefje woonde met haar ouders aan de overkant van ons huis. Ik speelde veel bij haar en zij bij mij. En als we allebei in ons eigen huis waren, dan keken we door het raam naar buiten en zwaaiden naar elkaar. Eefje droeg altijd haar kettinkje met een ankertje eraan. Ze had hele lieve ouders, onze ouders konden goed met elkaar opschieten.”

Wat is er gebeurd met Eefje?
“Op een dag hoorde mijn vader het gerucht dat de Duitsers een razzia zouden gaan houden in onze buurt. Eefje en haar ouders waren Joods. Mijn vader vond onderduikadressen voor hen: voor vader en moeder in Friesland en voor Eefje op de Veluwe. Eefjes ouders wilden erover nadenken. Uiteindelijk wilden ze toch niet. Liever wilden ze samen blijven, zeiden ze tegen mijn vader. Ze verwachtten dat ze zouden moeten werken in het concentratiekamp en daarna weer terug zouden komen. Op een zondagochtend moest ik afscheid nemen van Eefje. Alle vier stonden wij in de erker, mijn vader, moeder, zus en ik. We huilden en zwaaiden. Moeder wilde Eefje nog een nieuwe kruik meegeven, want ze had die van haar laten vallen. Maar dat werd door de soldaten verboden. Toen ging Eefje met haar ouders de hoek om en waren ze weg.

Mijn ouders en ik liepen weer ons huis in. We hoorden daar een raar geluid. Wat was dat? Er bleken twee muizen te spelen in een grote Keulse pot met melkpoeder. We schoten in de lach. Dat voelde zo naar: mijn eigen lach, terwijl ik net huilend afscheid had genomen van Eefje. Ik schaamde me enorm.”

Heeft u nog iets gehoord van Eefje en haar familie?
“Tien dagen later kregen we een briefkaart van de familie Herbst. Daar stond op, ‘We maken het redelijk goed. We zijn onderweg naar Auschwitz.’ Dat gaf ons weer een beetje hoop. Mijn moeder zei: ‘Je moet een doosje met speelgoed sturen aan Eefje.’ Mijn lievelingsspeelgoed heb ik toen in een doos gestopt en opgestuurd naar Auschwitz. Maar Eefje was toen al dood.”

Benieuwd geworden naar de foto’s van Annemie Wolff? Kijk op de website: http://stichtingwolff.nl/

 

Archieven: Verhalen

‘Op een dag was Liesje er niet meer’

Wij interviewden mevrouw Akman-Koops. Ze had een broertje en een zusje. In de Hongerwinter zetten ze elke dag hun schoen voor Sinterklaas en zongen ze hard bij de schoorsteen. Maar er zat nooit iets in. Tot ze op 5 december een speculaaspopje in haar schoen had en een rood appeltje. Dat appeltje is nog steeds het mooiste cadeau dat ze ooit heeft gekregen.

Wat herinnert u zich van de Rivierenbuurt in de oorlog?
“Ik speelde altijd buiten, in de straat, met mijn vriendinnetje Liesje, Liesje Prins. Op een dag was Liesje er niet meer. Opeens was ze weg. Ik begreep het niet. We hadden helemaal geen afscheid genomen. Pas na de oorlog hoorde ik dat Liesje zou onderduiken. Maar die mensen van het onderduikadres hebben haar uiteindelijk voor de deur van de Hollandsche Schouwburg achtergelaten. Liesje is met haar ouders omgekomen in concentratiekamp Auschwitz. Ze was zeven jaar.”

Heeft u herinneringen aan de Hongerwinter?
“Thuis was niets meer te eten. Ik moest een aantal maanden wonen bij boeren in Castricum waar nog wel eten was. Bij mijn vertrek vroeg moeder: ‘Als we nou nog eens een baby zouden krijgen, welke naam zou je dan leuk vinden?’ Niets vermoedend zei ik: ‘Peter’ naar de hoofdpersoon uit een boekje van oma. Tante bracht me naar de boerderij, zij was wijkverpleegster en had nog een fiets. Onder haar wapperende verpleegsterssluier met mijn voeten in de zijtassen kwamen we aan bij de boerderij.
Op een dag kwam tante me opzoeken, ik hoorde haar met de boerin praten over ‘de baby’. Toen wist ik: ‘We hebben een baby!’ Het was nog geheim, want moeder wilde niet dat ik heimwee kreeg. Maar voor mij was dit het beste nieuws sinds tijden! ’s Avonds in bed zei ik steeds tegen mezelf : ‘Ik heb een broertje, ik heb een broertje!’ Bij thuiskomst na de bevrijding was mijn moeder zo blij en zei dat ze een verrassing voor me had. Ze nam me mee naar het wiegje en daar zag ik Peter, mijn nieuwe broertje. Hoewel ik in de zevende hemel was, zei ik met trotse minachting: ‘Pfff…, dat wist ik allang!’

Benieuwd geworden naar de foto's van Annemie Wolff? Kijk op de website: http://stichtingwolff.nl/

 

Leerlingen van de Anne Frankschool interviewen Lia Akman-Koops
    

Archieven: Verhalen

‘Ik was altijd bang’

Op een foto uit 1943 van fotografe Annemie Wolff staat Dick Hagel, die in 1942 werd geboren. De kleine Dick woonde met zijn ouders, twee broertjes en zusje in de Deurloostraat. Hij was het kleine broertje van mijnheer Paul Hagel, die wij hebben geïnterviewd. Paul Hagel was zelf pas één jaar toen de oorlog begon, hij herinnert zich vooral nog hoe bang hij was in de oorlog.

Was u erg bang tijdens de oorlog?
“Ik was voortdurend bang. Om me heen, in mijn straat, werden mensen opgepakt.  Als klein jongetje  begreep ik niet waarom dat gebeurde. De buren gingen naar het gevang kreeg ik te horen, of ze verdwenen gewoon.. Ik weet nog dat onze hele straat werd afgezet en dat de Duitse soldaten ook bij ons de trap opkwamen. Kijken waar de mensen zaten. Joodse buren werden hun huizen uitgejaagd. Ontzettend angstaanjagend vond ik het. Ik had geen idee wie ze zochten. Ons gezin was helemaal niet Joods maar als kind wist ik niet dat het niet om mij ging. Ik wist alleen dat er heel onverwachte, nare dingen konden gebeuren. Dat ik minder gevaar liep wist ik niet, dat onderscheid kon ik niet maken.”

Heeft u nog andere herinneringen aan de Rivierenbuurt tijdens de oorlog?
“Ik herinner me een luchtgevecht boven ‘de wolkenkrabber’. Ik was met mijn tante, snel schuilden we onder de arcades. Hoog in de lucht zag ik de vliegtuigen elkaar beschieten. Hun schoten klonken als gerikketik. Het waren net twee muggen. Ze waren zo ver weg die vliegtuigen. Op dat moment was ik niet bang. Maar ’s nachts droomde ik over neerstortende vliegtuigen.”

Wat weet u nog over de bevrijding?
“Ik herinner me dat op de avond van 4 mei 1945 op het raam werd geklopt. ‘De oorlog is voorbij!’ zeiden de buren. De Duitsers hadden zich overgegeven. Ik keek uit het raam, naar de overkant van de straat. Die zag er nog net zo uit.. ‘Nu zijn we vrij…’ dacht ik. ‘En het ziet er nog precies hetzelfde uit.’”

Benieuwd geworden naar de foto's van Annemie Wolff? Kijk op de website: http://stichtingwolff.nl/

Leerlingen van de Anne Frank school interviewen Paul Hagel

 

Archieven: Verhalen

‘Onderduiken op de hei’

Gerben Hellinga was pas vijf jaar toen deze foto werd genomen, maar hij kan het zich nog wel herinneren, vooral omdat hij vond dat zijn moeder er die dag zo mooi uitzag. Omdat Gerbens vader officier was en niet naar Duitsland wilde worden gestuurd, ging de familie kort nadat deze foto was genomen voor de rest van de oorlog onderduiken.

Herinnert u zich hoe de Joodse buren weggehaald werden uit uw buurt?
“Op een dag speelde ik buiten in de Dintelstraat en zag hoe de oma van mijn Joodse vriendinnetje Anneke door Duitse soldaten werd meegenomen. Thuis vertelde ik alles wat ik had gezien aan mijn ouders. Meteen belden  zij de vader van Anneke. Haar vader was onze dokter, dokter Brilmann. Een heel aardige man. Dokter Brilmann kwam meteen. In onze woonkamer zat hij tegenover me en ik moest vertellen. Heel precies. En heel vaak. Hij huilde… Vlak daarna zat Anneke opeens niet meer in onze klas. De juf zei: ‘Anneke is opgehaald en ze komt niet meer terug’. Ik kon me dat niet voorstellen, ik vond het zo verschrikkelijk..”

Uw familie heeft ondergedoken gezeten, hoe was dat voor u?
“Ik vond het spannend en bijzonder. We woonden in een heel klein huisje midden op de hei. Ik ging niet naar school, mijn ouders gaven me elke dag les. Met mooi weer wandelde ik ’s ochtends met mijn vader over de hei en oefenden we wiskunde en tafels. Heerlijk vond ik dat. Maar er stortten soms ook vliegtuigen neer. In die kapotte vliegtuigen speelden wij, dat voelde meesterlijk.
Voor mijn ouders was het natuurlijk veel moeilijker, die wisten wat er echt aan hand was. Er werd veel geschoten in de buurt, omdat er in de omgeving een belangrijke spoorlijn van de Duitsers was. En ik weet nog dat mijn vader soms volledig doordraaide en dan de hele dag huilend achter ons huisje met een bijl dennenbomen kapot hakte. Dat vond ik verschrikkelijk. Ik verstopte me dan zo ver weg mogelijk in het bos maar hoe ver ik ook liep, ik bleef hem horen…”

Wat weet u nog van de bevrijding?
“Op een dag reed een grote tank ons bos in. Op ongeveer 50 meter voor ons huisje stopte hij. Het kanon op ons gericht. Mijn vader riep ons toe: ‘Op de grond liggen!!’ Hij zwaaide met een witte doek. Vier grote kerels met helmen en geweren kwamen op ons af. Het bleken onze bevrijders te zijn. De Engelsen. Ik kan me nog herinneren dat we daarna met z’n allen in een kring zaten en chocolade aten.” 

Benieuwd geworden naar de foto's van Annemie Wolff? Kijk op de website: http://stichtingwolff.nl/

Leerlingen van de Anne Frankschool interviewen Gerben Hellinga

Archieven: Verhalen

‘Vader had een roggebroodfabriek’

Tijdens de oorlog woonden Karin en Irene ten Hoeve met hun broer Wim en hun ouders Willem en Anna in de Deurloostraat. De zussen waren nog maar heel klein in de oorlog en zeiden dat ze zich niet veel meer herinnerden, maar ze wisten nog best veel. Na de oorlog zijn ze al hun oude foto’s kwijt geraakt, daar waren Irene en Karin heel verdrietig over. Daarom waren ze ook heel blij toen ze de foto’s kregen die Annemie Wolff van hen had gemaakt.

Wat herinnert u zich nog van de oorlog?
“We herinneren ons allebei nog heel goed dat Duitse soldaten ons huis kwamen doorzoeken. Ze zochten onze vader die was opgeroepen voor dwangarbeid in Duitsland. Hij zat ondergedoken in de kelder van een café op de hoek van de Churchill-laan en de Scheldestraat. Ik zie nog voor me hoe de soldaten door ons huis liepen met hun geweren. Ze kwamen ook onze kamer in. Ik werd zo bang… Het kindermeisje zei: ‘De kinderen hebben hier niets mee te maken!’ Toch kwamen ze binnen, stapten door onze spullen en keken overal, zelfs onder ons bed.”

Kenden jullie Joodse mensen in de oorlog?
“Mijn moeder was goed bevriend met onze Joodse onderbuurvrouw, Rita Tauber. Zij had twee dochters. Wij speelden graag met hen, want ze hadden zulk mooi speelgoed. Op een dag kreeg ik een heel mooi jurkje van mevrouw Tauber. Prachtig, abrikooskleurig, met handgemaakt borduurwerk erop. Ik was heel gelukkig en zo trots op mijn mooie jurk. Tot ik een keer naast de brandende kachel stond en mijn jurk in vlammen opging. Wat was ik toen intens verdrietig. Vlak erna is het hele gezin Tauber gevlucht, vader, moeder en de kinderen. Ze overleefden de oorlog in Hongarije.”

Hadden jullie last van de Hongerwinter?
“Wij hadden geluk, ons gezin had altijd genoeg te eten. Vader had een roggebroodfabriek. Wij kinderen mochten soms mee naar de fabriek. Dat was altijd reuze fijn want wij kregen de kapjes van het brood. Heerlijk! Het roggebrood was onze redding in de Hongerwinter. Mijn ouders konden het brood bijvoorbeeld ruilen tegen andere zaken. En als we ergens uitgenodigd werden, namen onze ouders een roggebrood mee als cadeautje.”

Benieuwd geworden naar de foto's van Annemie Wolff? Kijk op de website: http://stichtingwolff.nl/

Kinderen van de Anne Frankschool interviewen Karin en Irene ten Hoeve

 

Archieven: Verhalen

‘De dominee was erg onvoorzichtig ’

Mevrouw De Levie woonde tijdens de oorlog in de Grevelingenstraat. Ze was altijd bang in die tijd. Als ze buiten laarzen van soldaten hoorde, ging ze snel onder de dekens liggen. Toch vonden wij haar erg moedig. Mevrouw De Levie heeft vanaf haar zestiende ondergedoken gezeten. In die tijd zorgde ze ervoor dat haar jongere zusje wel naar school kon.

Hoe begon de oorlog voor u?
‘Toen de oorlog begon, zat ik in de tweede klas van het Barlaeaus Gymnasium. Ik woonde met mijn ouders, twee broers en zusje Julieke in de P.C.Hooftstraat. Vanaf september 1941 moest ik verplicht naar het Joods Lyceum. Ook moesten we verhuizen naar een van de ‘joodse buurten’, de Rivierenbuurt. Vanaf die tijd hadden we altijd tassen met kleren klaarstaan voor als we ineens moesten onderduiken. Dát we dat zouden doen, was voor ons heel zeker. Een schoolvriendje vertelde dat hij niet kon onderduiken, omdat zijn ouders daar geen geld voor hadden. Toen begreep ik hoe belangrijk het is om geld te hebben.’

Hoe was uw onderduiktijd?
‘Mijn zusje en ik werden naar Friesland gebracht. We waren eerst bij een boerengezin in Sint Jacobieparochie. Maar de dominee uit Bergum had huishoudelijke hulp nodig en wilde dat wij bij hem onderdoken. Hij dreigde geen geld en bonkaarten voor onze onderduikouders meer door te geven als we dat niet deden. Ik wilde niet weg, maar besloot om toch naar Bergum te gaan, omdat Julieke daar naar school kon en dat vond ik erg belangrijk.
Bij de dominee moest ik heel hard werken. Wij waren ontzettend bang dat iemand ons zou verraden, omdat de dominee zo onvoorzichtig was. Hij vertelde bijvoorbeeld in de kerk wat hij op Radio Oranje hoorde! ‘s Nachts plaste mijn zusje in bed van angst. Uiteindelijk moest de dominee zelf onderduiken. Toen gingen we naar andere onderduikadressen in Friesland.’

Hoe was uw terugkomst in Amsterdam?
“Mijn ouders, twee broers, Julieke en ik hadden de oorlog overleefd, maar al onze familie en vrienden waren vermoord. We kwamen weer samen in de Grevelingenstraat. Het huis was helemaal leeg. Ik herinner me niets van het weerzien met mijn ouders en broers. Wel herinner ik me dat mijn vader meteen wilde scheiden van mijn moeder. Dat vond ik verschrikkelijk. Ons gezin viel uit elkaar. Jarenlang voelde ik me ontheemd. Pas veertig jaar na oorlog, toen Julieke en onze ouders al dood waren, kwamen mijn broers en ik ertoe om met elkaar te praten en vonden we de vertouwelijke band van vroeger terug.’

Benieuwd geworden naar de foto’s van Annemie Wolff? Kijk op de website: http://stichtingwolff.nl/

 

Archieven: Verhalen

‘Oom en tante waren lid van de NSB’

Annemie Wolff fotografeerde mevrouw Niemansverdriet-Burghouts in 1943, toen zij drie jaar was. Ze zit op schoot bij haar opa, Pieter Antonie, naar wie zij – Petronella Antonia – is vernoemd. Mevrouw Niemansverdriet wist best nog wel veel over de oorlog. Zo wist ze dat ze altijd zo schrok van het luchtalarm. Ons interview vond plaats op de eerste maandag van de maand en het luchtalarm ging af.

Waar moet u aan denken bij het horen van het luchtalarm?
“Ik kan weer voelen hoe bang we waren. Als het luchtalarm nu één keer in de maand afgaat, dan schrik ik net zoals ik als klein kind schrok. We moesten dan altijd binnen blijven van vader. Schuilen in het trappenhuis, hadden we geleerd. Ik woonde met mijn vader en moeder en in 1944 kwam mijn zusje erbij. Opa Pieter woonde bij ons in de buurt en mijn tante en oom ook. Bij hen vond ik het altijd heel fijn.
Twee andere zussen van mijn moeder waren ook heel aardig, maar die waren met hun mannen lid geworden van de Nationaal-Socialistische beweging, de NSB. Mijn oudste tante en oom hadden een grote foto van Hitler in hun woonkamer, zij bewonderden hem enorm! Mijn vader vond dat vreselijk. Hij gaf les in Engels en Duits en mijn tante wilde van hem Duits leren, maar dat weigerde hij. 

Hoe vond u dat als kind?
“Ik vond dat moeilijk. Mijn oudste tante had zelf geen kinderen en was heel lief voor mij. Maar ik merkte natuurlijk wel dat er iets aan de hand was en dat mijn ouders boos op haar waren. Dat was heel verwarrend. Na de oorlog kwamen mijn oom en tante in een interneringskamp terecht. We konden ze daar niet opzoeken. Toen ze weer in Amsterdam woonden, ben ik ze blijven bezoeken. Ze bleven toch een soort tweede ouders voor mij. Maar hun NSB-lidmaatschap zat wel altijd in mijn achterhoofd, zelfs nog lang na de oorlog…”

Wat herinnert u zich van de bevrijding?
“De bevrijding herinner ik me nog goed. Overal was het feest. Vader nam me mee naar een groot bevrijdingsfeest op de Dam. Ik zat op zijn schouders. En samen gingen we naar de rand van de stad, waar de voedseldroppings waren. Vliegtuigen vlogen over en strooiden wit brood. Wat was dat heerlijk: dat witte brood dat zomaar uit de lucht viel, na die angstige eerste vijf jaren van mijn leven en de lange, koude Hongerwinter.”

Benieuwd geworden naar de foto's van Annemie Wolff? Kijk op de website: http://stichtingwolff.nl/

Kinderen van de Anne Frankschool interviewen Petra Burghouts

 

 

Archieven: Verhalen

‘Kamer bij een Duitse hospita’

Wij waren op bezoek bij meneer Rietveld, die al 97 jaar oud is. Hij was helemaal niet bang tijdens de oorlog. Hij vertelde ons over de dwangarbeid, waarvoor hij ging onderduiken bij zijn ouders op de boerderij. We kwamen erachter dat mijnheer Rietveld erg van schaken houdt. Na afloop van het interview mochten we een potje tegen hem schaken. Hij zei tegen ons dat hij niet zo goed was, maar hij heeft ons echt ingemaakt. 

Herinnert u zich nog het begin de oorlog?
“De eerste jaren van de oorlog was er nog niet veel aan de hand. Alles ging gewoon door en veel mensen verdienden zelfs meer geld dan voor de oorlog. De Duitse soldaten die door de straten liepen zagen er keurig uit, ze marcheerden en zongen mooie liederen. Ik was daar toch wel van onder de indruk. In 1944 ging ik in de Rivierenbuurt wonen, in de Slaakstraat. De buurt voelde leeg. Veel van de Joodse mensen die daar eens woonden, waren weggehaald. Ik huurde een kamer bij een Duitse hospita.”

Kende u Joodse mensen?
“Tijdens de oorlogsjaren werd mijn collega Bep Salomons weggehaald. Ze werkte bij ons op kantoor en was goede vriendinnen met mijn latere vrouw Tootje. Nog zie ik voor me hoe ze samen stiekem naar me keken, en dan maar giechelen. Ik kende Bep goed, maar had toen niet door dat ze stiekem een beetje verliefd op me was. Op een gegeven moment mocht ze als Joodse vrouw niet meer werken. Ik heb haar nog één keer thuis bezocht. Bep en haar moeder zaten daar, ongerust en angstig. Ze wisten niet wat ze te wachten stond. Ik had een kaars voor haar meegenomen. Dat was eind 1942, vlak daarna werd Bep gedeporteerd. Ik heb haar nooit meer terug gezien.”

Hoe was de bevrijding voor u?
“Na de oorlog werden vrouwen, die met Duitse mannen waren omgegaan, kaalgeschoren en op karretjes door de stad gereden. Dat vond ik verschrikkelijk. De mensen liepen ernaast en schreeuwden naar die vrouwen en lachten ze uit. Maar, wat hadden die vrouwen misdaan? Als je verliefd bent, dan kan je daar toch weinig aan doen. En mijn Duitse hospita werd na de bevrijding meteen opgepakt en kwam in de gevangenis terecht. Ik ben daar toen gaan praten en zorgde ervoor dat ze weer vrij kwam. Ze woonde al heel lang in Nederland en had niets misdaan.”

Kinderen interviewen Bert Rietveld

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892