‘Ik had het fijn bij tante Cor en ome Kees’


Enea, Fleur, Mihael en Tanuja vertellen het verhaal van Hanneke Groenteman
Geleenstraat 13De Rivierenbuurt

Hanneke Groenteman was één jaar toen de oorlog begon en ze was Joods. Ze woonde samen met haar vader en moeder in de Geleenstraat in de Rivierenbuurt. In het begin van de oorlog kregen haar ouders een oproep om zich melden. Zogenaamd om te gaan werken. Maar haar moeder vertrouwde het niet. Toen zijn ze ondergedoken. Maar niet samen. Hanneke ging ergens anders naar toe.

Welk onderduikadres kunt u zich nog herinneren?
‘Ik was nog heel erg jong toen de oorlog uitbrak. Eigenlijk kan ik me niets meer herinneren van mijn onderduikadressen. Behalve het laatste adres in Rijnsburg, daar woonde ik bij een heel christelijk en ook lief en warm gezin. Het gezin van tante Cor en ome Kees. Tante Cor was een hele lieve vrouw, ome Kees was een strenge man. Ik wist dat ik me moest verstoppen en dat ik ondergedoken was, maar hoe het precies zat wist ik niet. Naar buiten gaan mocht alleen op zondag en naar school gaan ging niet. Dat vond ik eigenlijk helemaal niet erg, want dan kon ik fijn bij tante Cor blijven. Meehelpen afwassen en samen met haar dingen doen. Op zondag gingen we met zijn allen naar de kerk. Maar dan moest ik wel een hoedje op. Want ik zag er heel anders uit. Ik had zwart haar en krullen en de kinderen van tante Cor hadden rood haar.  Ze zeiden dat ik een nichtje uit Oegstgeest was.’

U heeft daar een fijne tijd gehad. Heeft u nog een verhaal over uw onderduikouders?
‘Zoals ik al vertelde was het gezin waar ik ondergedoken was een streng gelovig gezin en er moest dan ook altijd worden gebeden voor het eten. Op een dag, toen er nog voldoende eten was, had tante Cor een zuurkoolschotel gemaakt. Zuurkoolschotel! Mijn lievelingseten. Nu zei tante Cor dat ik alles at maar zuurkool was echt mijn favoriet. Tante had de schotel neergezet op de kachel en iedereen ging bidden. Tijdens het gebed knapte de schotel en al de zuurkool viel op de grond. Ik vloog op, dook richting de schotel en probeerde nog te redden wat er te redden viel van het overheerlijke eten. Dat kon ome Kees niet echt waarderen. Want opstaan van tafel tijdens het bidden was ten strengste verboden. Dus moest ik voor straf zonder eten  – dus ook zonder zuurkool – naar boven.’

Wat vond u het ergste van de oorlog?
‘Het klinkt misschien gek, maar het ergste van de oorlog vond ik dat hij voorbij was. Een maand na de oorlog was stonden er opeens een mevrouw en een meneer voor de deur in Rijnsburg. Twee vreemde mensen die zeiden dat ze mijn vader en moeder waren. Ik was heel erg teleurgesteld omdat ik ze heel anders had voorgesteld. Dat ik met ze mee moest vond ik helemaal niet leuk. Want het was erg fijn bij tante Cor en wilde dus helemaal niet weg. Mijn vader zei later dat ik op het moment dat ze voor de deur stonden ik meteen in hun armen rende en bij hen op schoot ging zitten. Maar dat was niet zo. Toen de bel ging en aan mij verteld werd “dit zijn je ouders en je moet met ze mee”‘, rende ik weg, naar achteren zo de tuin in. Ik heb me toen verstopt achter de kassen bij de bloembollen. En ze hebben mij met zijn allen moeten zoeken.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892