Zuheira, Kyzaino, Lina en Freek van basisschool Rapenland kijken nieuwsgierig rond zodra ze de voordeur binnenstappen. Rabah Salhi maakt grapjes met ze, waardoor de kinderen zich direct op hun gemak voelen, ook dankzij al het lekkers dat ze zien én later lekker op mogen eten. Meneer Salhi was 22 jaar toen hij vanuit het warme Marokko naar het koude natte Nederland kwam. Hij woont nu in Venray en is speciaal voor het interview naar Eindhoven gekomen.
Hoe was de reis van Algerije naar Marokko?
‘Ik ben geboren in Algerije, in een tijd dat Algerije onafhankelijk wilde worden van Frankrijk, het was oorlog. Het stadje Terga waar we woonden ligt aan zee en is heel mooi. Mijn ouders waren Marokkaans en besloten terug te gaan naar Marokko, daar was het rustiger.
Ik was nog klein, maar ik herinner me de soldaten en tanks, het was verschrikkelijk. We konden weinig meenemen. ’s Avonds zagen we de bommen en vliegtuigen, dat beeld blijft me bij. We waren op de vlucht. We liepen wel 30 kilometer, daarna nog 40 kilometer met de trein, verder met de bus, en weer een stuk te voet.’
Hoe was het leven daar?
‘Het leven in Marokko was eenvoudig. We woonden op het platteland en in de bergen. Er was armoede en er waren niet veel mogelijkheden. Ik begon al met werken toen ik zeven of acht jaar oud was. Dat was normaal in die tijd. Nu is het in Marokko strenger: kinderen mogen geen zwaar werk meer doen.
We werkten hard. Het leven was niet makkelijk, maar mensen hielpen elkaar. Er was veel verbondenheid in de buurt en binnen de familie. Er waren weinig kansen om echt vooruit te komen, daarom keken veel mensen naar het buitenland, om werk te zoeken en een betere toekomst op te bouwen.’
Hoe was het in Nederland voor u?
‘In Nederland ging het in het begin niet makkelijk. Ik kwam in oktober 1975 aan, op 15 oktober om precies te zijn, die datum vergeet ik nooit. Ik was 22 jaar en had van mijn ouders de vrijheid gekregen om te vertrekken. Mijn broer woonde al in Weert, en ik mocht bij hem en zijn vrouw logeren.
Ik sprak geen Nederlands en dat maakte het lastig. Alles was anders dan in Marokko. Ik moest eerst een visum regelen en dat duurde even. Pas na 3 maanden kreeg ik het, en toen mocht ik op zoek naar werk.
Ik meldde me bij het Arbeidsbureau en kon aan de slag. In het weekend ging ik vaak op pad. Zo leerde ik een Belg kennen. Hij wilde Frans leren, en ik wilde Nederlands leren, zo hielpen we elkaar. Langzaam maar zeker begon ik mijn plek te vinden. Ik geloof dat het mijn lot was om hier te zijn.’
Wat voor werk heeft u gedaan?
‘Ik heb in Nederland veel verschillende soorten werk gedaan. Mijn eerste baan was bij een schoonmaakbedrijf, Lelie, waar ik ramen waste. Het was zwaar werk, vooral in de winter, maar ik was blij dat ik kon beginnen.
Daarna heb ik in een ijzergieterij gewerkt, drie of vier jaar lang. Er was genoeg werk en ik vond het prettig. Ik stond bij machines en moest veel tillen. Tegenwoordig gebruiken ze daar heftrucks voor, maar toen moest alles met de hand. Ik heb ook op plekken gewerkt waar schepen werden gelost, en op landbouwplaatsen.
In Nederland heb ik mezelf verder ontwikkeld. Ik heb altijd geprobeerd om mijn werk goed te doen. Het was voor mij niet alleen een manier om geld te verdienen, maar ook om mensen te ontmoeten, de taal te leren en onderdeel te worden van de samenleving. Dankzij het werk kon ik hier een leven opbouwen.
Nederland had mogelijkheden voor me en dat was er destijds in Marokko niet. Er was armoede en in Nederland kreeg ik vrijheid. Het was niet altijd makkelijk, maar Nederland gaf me de kans om een toekomst op te bouwen. Mijn kinderen zijn hier opgegroeid, hebben een opleiding en een baan. Ik voel me hier thuis, maar ik vergeet Marokko nooit. Ik hou van het leven en lachen. En als het met mijn familie en andere mensen goed gaat, ben ik gelukkig.’