‘Mijn moeder is in haar knieholte geschoten’


Sylvester, Jah-Ischa, Lina vertellen het verhaal van Yanny Scutt-Makkink
Amsterdam Nieuw-WestAmsterdam-West

Sylvester, Jah-Icha en Lina reizen met de tram naar mevrouw Yanny Scutt-Makkink in Amsterdam Nieuw-West. Daar aangekomen staat een dienblad vol lekkers voor hen klaar en vertelt mevrouw Schut-Makkink over haar ouders en haarzelf.

Hoe was de oorlog voor uw moeder?                                                                                                                ‘Mijn moeder was joods en heeft tijdens de oorlog moeten onderduiken. Ze was elf toen de oorlog begon. Ze heeft op allerlei verschillende plekken ondergedoken gezeten, want ze liep steeds weg. Ze vond het verschrikkelijk om binnen te moeten blijven. Ze wilde naar buiten maar begreep niet hoe gevaarlijk dat was. En ze had ook nogal een karakter. Die verzetsmensen hebben de handen vol gehad aan mijn moeder. Ze is een keer bijna gepakt. In het laatste oorlogsjaar. Na een van haar wegloopactie. Ze was met iemand uit het verzet, een Indonesische student, op weg naar een nieuw onderduikadres. Mijn moeder is toen in haar knieholte geschoten. Ze kreeg loodvergiftiging van de kogel en daardoor is haar teen afgestorven. De Canadezen hebben later haar wond verzorgd en haar voet weten te redden.’

Hoe was het leven na de oorlog voor uw moeder?                                                                                            ‘Mijn oma, de moeder van mijn moeder, was communiste. Iemand die geloofde dat we allemaal hetzelfde zouden moeten hebben. Dus allemaal net zoveel geld en dat de een niet rijker is dan de ander. En ze geloofde ook niet in het huwelijk. Dus ze ging niet trouwen. Ze heeft drie mannen gehad in haar leven en van alle drie heeft ze kinderen gehad. Mijn moeder was er een van haar laatste man. In de oorlog zijn de ouders van mijn moeder overleden, dus mijn moeder is wees geworden. Mijn moeder stond er na de oorlog helemaal alleen voor. Na de oorlog hebben de vaders van de andere kinderen geprobeerd mijn moeder te helpen maar dat mocht niet van de overheid, omdat ze niet haar vader waren. Mijn moeder moest toen naar een kostschool. Dat is een heel vervelende tijd voor haar geweest. Die scholen waren niet gezellig. Pas toen ze eenentwintig was en officieel volwassen mocht ze doen wat ze zelf wilde.’

En uw vader?                                                                                                                                             ‘Mijn vader was ook joods en heeft ook ondergedoken gezeten. Hij was heel jong toen de oorlog uitbrak. Acht jaar. Hij heeft eigenlijk relatief weinig van de oorlog gemerkt en het best leuk gehad. Hij heeft ondergedoken gezeten op een binnenschip. En dat varen en het werken op een boot heeft hij heel leuk gevonden. Hij was slim en hij leerde snel. Toen hij mijn volwassen was, kon hij van alles. Boten bouwen, lampen van glas en vogelhuisjes maken. En tijdens de oorlog hielp hij dus vooral mee op het schip. Dat vond hij zo leuk dat hij na de oorlog op een schip is blijven werken en uiteindelijk zelf ook schipper is geworden. Toen mijn ouders elkaar in 1951 ontmoetten, was mijn vader schippersknecht. Ze hebben elkaar tijdens het uitgaan vlak bij het Centraal Station van Amsterdam ontmoet. Ze besloten meteen om bij elkaar te blijven en nog datzelfde jaar werd ik geboren. En toen hij schipper was, heb ik dus ook op een schip gewoond.’

Hoe was dat?                                                                                                                                                 ‘Leuk we hadden heel veel dieren. We hadden kippen, een hond, een kat, een schildpad en een papagaai. De ark van Noach een beetje. Vooral een hond aan boord is heel fijn. Niemand die het waagt om op het schip te komen. Toen ik naar school ging heb ik op een kostschool voor schipperskinderen gezeten. Dat was in de Van Hallstraat. Het waren lange dagen want schipperskinderen moesten sneller leren dan stadskinderen. En er was geen leerplicht voor schipperskinderen. Dus er zijn heel veel schipperskinderen van mijn leeftijd die nooit naar school zijn geweest. Ik ben achteraf heel blij dat mijn ouders hebben besloten mij naar een schippersschool te sturen. Mijn moeder vond het op een schip leuk maar soms wel lastig omdat de woonruimte zo klein is. En ’s nachts dacht ze altijd dat het schip zonk. Ze maakte mijn vader elke nacht wel een keer wakker omdat ze dacht dat we zonken. Mijn moeder was wel blij toen we een huis kregen maar mijn vader heeft het schip altijd gemist.’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892