‘Mijn vader en de buurman verstopten zich onder het bed’


Guy, Mila Bakker, Mila Vreede en Lois vertellen het verhaal van Henny Both
Sassenheimstraat 65 hsAmsterdam-Zuid

‘Een artikel in de krant over het project Oorlog in mijn buurt was voor mij de aanleiding om te gaan praten over de Tweede Wereldoorlog. Ik heb er een trauma aan overgehouden en ik vind het lastig om over die periode te praten, maar ik vind het belangrijk om de jeugd informatie te geven,’ zegt de 84-jarige Henny Both terwijl ze thee zet voor de kinderen. Zes jaar was mevrouw Both toen de oorlog begon en nu gaat ze haar verhaal vertellen.

Wat merkte u van de oorlog?
‘In het begin merkte ik vrij weinig van de oorlog. Ik was nog vrij jong toen de Duitsers binnenvielen. Het enige dat ik merkte was dat het vrij rumoerig was op straat. Mijn ouders beschermden mij en mijn jongere broertje door weinig te vertellen over wat er aan de hand was. Ze konden het goed verbergen, maar konden er zelf ook niet echt mee omgaan. Later heeft de oorlog heel veel impact op mij gehad. Ik vond het spannend, maar ik was ook angstig. Als er vliegtuigen kwamen, ging het luchtalarm af. Dat gebeurde vrij vaak, want wij woonden vlakbij Schiphol. Het gebeurde ook als ik van school kwam en dan moesten we schuilen in een kelder aan het Hoofddorpplein. Dat was best wel spannend. Als we eenmaal in die schuilkelder zaten, hadden we alleen maar lol, want je zat daar met medescholieren en je hoorde nauwelijks het geluid van buiten. Ook kan ik mij de razzia’s herinneren, dan gingen de Duitsers mensen uit hun huis oppakken. Mijn vader en mijn buurman verstopten zich dan onder het bed. Mijn moeder schoof daarna het bed terug en legde het vloerkleed er weer overheen. Ik werd een keer wakker en toen hoorde ik iemand hoesten. Dat zei ik tegen mijn moeder en ik vroeg waar papa was. Mijn moeder verzon toen een smoes.
Ik heb ook meegemaakt dat er een bom op het Hoofddorpplein viel. Dat was waar nu zo’n beetje het Kruidvat zit. De bom was gelukkig op straat gevallen en niet op de huizen. Het heeft een enorme indruk op mij gemaakt. Je zag een groot gat in de straat en het was dichtbij ons huis. Ik schrik nog steeds als ik onverwachts harde knallen hoor en dan word ik heel erg gespannen. Daarnaast kan ik niet zo goed tegen de geur van rode bieten. We kregen die van de gaarkeuken tijdens de Hongerwinter. De oorlogsfilms die op televisie vertoond worden kan ik niet zien. Ik word helemaal hysterisch als ik hakenkruizen zie.’

Woonden er ook NSB’ers in uw buurt?
‘Ja. Ik woonde dus in de Sassenheimstraat en onze buurman was een NSB’er en liep ook echt in een zwart park. Die was dus fout en werkte samen met de vijand. Maar hij was ook goed voor onze buurt. Dat was heel vreemd, hij had eigenlijk een dubbelleven. Als het luchtalarm afging en wij als kinderen buiten speelden, kwam hij naar ons toe en zei: “Kinderen allemaal weg! Allemaal naar binnen!” Hij had dus ook een goede kant. Zo weet ik ook nog dat er na spertijd, je moest voor zeven uur ’s avonds thuis zijn, twee oude mensen aan de overkant stonden in een portiek. Die durfden niet verder te lopen. De tuin van de foute buurman en de tuin van ons grensden aan elkaar. Mijn vader heeft toen de foute buurman geroepen. Hij zei: “Luister eens even, daar staan twee oude mensen en die durven niet verder naar huis. Die wonen hierachter. Kun jij ze ophalen en thuisbrengen?”’ Dat heeft de buurman gedaan. Er ging ook een gerucht dat hij een onderduiker in huis had, waarschijnlijk een joods iemand, maar dat kan ik niet bevestigen. Na de oorlog is hij samen met zijn zoon gefusilleerd. Hij moet dus wel hele lelijke dingen gedaan hebben.’

Hoe was de Hongerwinter voor u?
‘De Hongerwinter was heel erg. Het is de periode die ik me het eerst herinner uit de oorlog. We hadden geen eten en moesten wel naar school. Het dagelijks leven ging gewoon door. Onze ouders gaven het meeste eten aan ons. Het had niet langer moeten duren, want anders was mijn vader er niet meer geweest. Ik merkte dat echt wel als kind. Als hij een boodschapje moest doen, moest hij op de hoek van onze straat alweer zitten op een hekje. Hij was zo dun, het was echt heel erg. We moesten voor eten met een pannetje naar de gaarkeuken. Voordat je thuis was, was je eten alweer koud. Het was vies eten en smaakte voor geen meter, maar je was er echt heel bij mee. Er werd nog geen aardappelschil door mijn moeder weggegooid. Mijn vader kreeg af en toe in het begin van de oorlog nog extra voedselbonnen. Later kwam ik erachter dat hij die van onze neef kreeg die bij het verzet zat. Ik heb ook tulpenbollen gegeten, want wij hadden geen familie die bijvoorbeeld in Friesland of Groningen woonde. Daar was meer eten. Wat ik vooral van de oorlog geleerd heb is dat ik absoluut geen eten mag weggooien. Ik kan dat gewoon echt niet.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892