‘In Nederland kreeg ik te horen over Anton de Kom’
Salah, Mohammed, Farhan, Yan vertellen het verhaal van Roy Carter
SurinameAmsterdam Nieuw-West
Salah, Mohammed, Farhan en Yan uit de derde klas van het Mundus College in Nieuw West interviewen meneer Roy Carter uit Suriname. Yan is zelf twee jaar geleden uit Suriname naar Nederland gekomen, dus voor hem is het verhaal heel herkenbaar. Meneer Carter heeft de vlag van Suriname meegenomen, hij houdt van zijn land. Een paar keer heeft hij gedacht dat hij er weer wilde gaan wonen, maar uiteindelijk heeft hij er toch voor gekozen om in Nederland te blijven wonen.
Hoe bent u opgegroeid in Suriname?
‘Ik woonde in de stad Paramaribo en heb het heel fijn en mooi gehad, want ik had ouders die liefdevol waren. Mijn vader en moeder waren heel jong getrouwd en toen ik werd geboren, groeide ik op bij mijn oma en opa. Mijn vader had een goede baan, hij werkte bij de politie. De moeder van mijn grootmoeder kwam uit India. En de moeder van mijn vader kwam ook uit India. Maar daar werd niet over gesproken. Als een kind hield ik me niet bezig met het koloniale verleden.’
Hoe oud was u toen u naar Nederland kwam?
‘Ik was veertien jaar toen ik naar Nederland kwam en de reden was helemaal mooi. Er was een regeling dat alle ambtenaren, dus ook politieagenten, na vijfentwintig jaar werk, achttien maanden betaald verlof kregen. Dan mag je naar Europa. Zo was mijn vader naar Nederland gekomen voor vakantie en hij mocht zijn gezin meenemen. We kwamen hier met vakantie, maar mijn grootvader zei: “Jullie hebben veel kansen hier en de jongeren kunnen hier ook studeren”. Dus toen zijn we gebleven. Toen ik hier in Nederland naar de Surinaamse feesten ging, kreeg ik te horen over Anton de Kom. Anton de Kom is heel belangrijk, die heeft een boek geschreven over de slaven van Suriname. Ik ging me meer met de politiek en de maatschappij bemoeien en zo leerde ik over het koloniaal verleden.’
Toen u naar Nederland kwam had u iets van racisme gemerkt?
‘Toen ik 18 was, ging ik naar discotheken in het centrum en daar werd ik soms geweigerd en dat vond ik een beetje raar. Dan waren we met zeven Hollandse jongens en die mochten wel binnen en wij niet. Dat was wel een grote schok voor mij. Ik had een blond vriendinnetje. Zij heeft toen dagenlang gehuild, omdat ze had ontdekt dat er in Nederland ook racisme was.’
Had u ooit gedacht: “Nederland is echt een troepland, ik wil terug naar Suriname?
‘Toen Suriname onafhankelijk werd, dacht ik: “Geweldig, we gaan het zelf doen. Die Nederlands hebben ons daar ook maar dom gehouden en onderdrukt. Dus we gaan het nu zelf doen!” Na vijf jaar ondekte ik dat democratie, wel een leuk woord is, maar het geeft mensen geen eten. Toen kwam de militaire coup van Bouterse en die avond zei ik tegen mijn vader: “Ik ga naar Suriname om te helpen het land op te bouwen” De reactie van mijn vader was: “In geen enkel land ter wereld hebben miltairen het goed gedaan, want miltairen kunnen geen land besturen. Ze hebben geen kennis van politiek”. En ik ben blij dat ik naar mijn vader heb geluisterd. Ik ben niet gegaan. Maar een jaar of negen daarna, wilde ik toch weer gaan helpen. Toen ben ik op vakantie geweest in Suriname. In drie kranten heb ik toen een advertentie geplaatst met de tekst ‘manager zoekt werk’. Het regende telefoontjes! Mensen wilden me hebben. De miltairen hebben me ook gevraagd. Ik zou een dienstwoning met een auto krijgen, maar ik heb het niet gedaan. Ik wilde niet vast komen te zitten. Als ik vanmiddag naar Parijs wil, dan wil ik ook naar Parijs kunnen. Maar als je in Suriname bent en je wilt naar Parijs, dan ga je heel lang moeten doen om het geld te verzamelen en je visum te regelen, en toen heb ik gekozen om in Nederland te blijven. Ik was ook manager hier en ik verdiende goed. Dat was een makkelijk leven.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.