‘’Ik ben uiteindelijk verraden door een ander Joods meisje’’


Cees, Giyaissa, Moussa vertellen het verhaal van Lous Steenhuis-Hoepelman 4 jaar toen de oorlog begon
LinnaeusstraatAmsterdam-Noord

Cees, Giyaissa en Moussa van basisschool Het Vogelnest in Noord hebben ontzettend veel vragen voor Lous Steenhuis-Hoepelman. Niet onterecht, want Lous heeft een bijzonder en dramatisch oorlogsverhaal met een goede afloop. Het verhaal maakt een diepe indruk, zeker omdat Lous een koffertje met spulletjes en foto’s bij zich heeft. Zelfs popje Mies, gekregen in concentratiekamp Westerbork, heeft Lous nog altijd bewaard.

 

Moest u onderduiken?
“Mijn familie is Joods. Mijn ouders waren politiek actief bij de communistische partij en hadden al vroeg door dat het slecht af zou lopen met de Joden in Duitsland en Nederland. Mijn oma was naaister en die wilde niet onderduiken. Ze dacht: ‘Ahh het zal wel meevallen in Auschwitz. Ik ben een goede naaister en die kunnen ze daar vast gebruiken’. Mijn vader en moeder zeiden nog tegen haar: ‘Je moet onderduiken, het is harstikke gevaarlijk, je wordt misschien wel doodgemaakt!’ Maar mijn oma wilde niet, zij is meteen naar Auschwitz afgevoerd en daar vermoord. Ik heb mijn oma dus nooit gekend. Daarom vind ik het zo bijzonder dat ik mijn allereerste jurkje, dat mijn oma voor mij gemaakt heeft, nog heb. Ik heb zelfs een foto waar ik dat jurkje aan heb. Mijn vader, moeder en ik gingen al in 1941 onderduiken. Uiteindelijk werd ik ondergebracht in een huis bij de Linnaeusstraat. Het werd alleen te gevaarlijk en toen hebben vrienden van mijn ouders een nieuwe plek voor mij gevonden in Bussum. Mijn vader is wel op dat oude adres achtergebleven en is daar verraden. Achteraf heb ik gehoord dat hij zich nog tegen de Duitsers heeft verzet en dat hij heeft geprobeerd te vluchten. Mijn moeder heeft de hele oorlog kunnen onderduiken en heeft de oorlog overleefd. Mijn vader is vermoord in Auschwitz. Ik ben uiteindelijk verraden door een ander Joods meisje dat samen met mij onderdook. Eerst kon ik mij dat nog wel voorstellen, het was nog een jong meisje. Later bleek dat ze al achttien jaar was en dat vind ik toch wel erg gemeen. Zij is trouwens uiteindelijk ook opgepakt en nooit meer teruggekomen. Ik wel.”

Hoe was het in het concentratiekamp?
“Ik werd eerst in een gevangenis in Amsterdam gestopt. Vanuit die gevangenis in Amsterdam ben ik naar Westerbork gebracht. Dat was een concentratiekamp in Nederland, in Drenthe. Er was een weeshuis waar vijftig kinderen zonder ouders werden ondergebracht. Het waren allemaal kinderen die verraden waren op hun onderduikadressen. Toen ik aankwam in Westerbork, kreeg ik Miesje, een knuffeltje. De verzorgers hadden die voor mij gemaakt. Onze groep werd de groep ‘Onbekende Kinderen’ genoemd, omdat de Duitsers niet wisten hoe wij heten. Alleen mijn naam was bekend, waarom weet ik niet. Op een kwade dag moesten wij met de hele groep kinderen met de trein. We gingen naar Bergen Belsen. De omstandigheden waren daar heel slecht, maar gelukkig zijn we er niet lang gebleven. Een baby’tje, Henriëtte, was in de trein overleden. Er was geen eten en er waren veel ziektes waar iedereen aan dood ging. Wij zijn daarna naar Theresienstadt gestuurd. De situatie daar was niet zo slecht omdat Hitler er een ‘modelkamp’ van had gemaakt. Zo wilde hij aan het Rode Kruis laten zien dat het allemaal niet zo heel erg was. Wij kregen bijvoorbeeld mooie kleertjes aan. Op een hele goede dag kwamen de Russische soldaten. We waren bevrijd en konden naar huis. Ik ben met een vliegtuig van een van de soldaten meegevlogen naar Nederland. Daar aangekomen vond mijn moeder mij weer. Ik was inmiddels een heel ander, mager en ziek kindje dan de wolk van een baby die ze had moeten achterlaten. We kenden elkaar niet meer, maar ik vond het wel een aardige vrouw dus ik ging met haar mee.”

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892