‘Aardige Duitsers waren er natuurlijk ook’


Hein, Sven, Zoe, Olivia vertellen het verhaal van Frederica de Boer
Amsterdam Nieuw-WestAmsterdam-West

Hein, Sven, Zoe en Olivia van IKC De Boomgaard in Amsterdam Nieuw-West gaan op bezoek bij mevrouw Frederica de Boer. Ze woont in een gezellig heel dichtbij de school. De kinderen krijgen een schaal vol met lekkers. Mevrouw De Boer was drie jaar toen de oorlog begon.

 

Woonde u in de oorlog ook in Amsterdam-West?
‘Ik ben geboren in Amsterdam-West en wij verhuisden tijdens de oorlog naar Amsterdam-Oost. Ik was 3 toen de oorlog begon. Wij woonden eerst dus hier in de buurt in West, maar toen de oorlog uitbrak, zei mijn moeder dat we misschien wel zonder eten zouden kunnen komen te zitten. Mijn moeder had familie buiten Amsterdam wonen en daarom wilde ze verhuizen naar oost want dat ligt dichter bij haar familie. Zij hadden land om eten te verbouwen. Uiteindelijk woonden we toen net aan de rand van Oost. Er waren geen auto’s en bussen. Dus lopend met de handkar kwamen de broers van mijn moeder groente brengen naar mijn ouders in Oost. Het huis in West was veel mooier. We hadden daar zelfs een bad. In Oost hadden we maar een kamer, maar eten was belangrijker.’

Ging u de stad wel eens uit?
‘Wij hadden dus familie buiten wonen. In Nes aan de Amstel. Het was ongeveer twaalf kilometer bij ons huis vandaan. Dus mijn vader had een fiets bemachtigd om daar heen te gaan en toen fietsten mijn vader en ik langs Zorgvliet, de begraafplaats, en in een inham daar stonden Duitse soldaten met allemaal mensen met fietsen. Wij moesten ook stoppen. Je moest je fiets afgeven. Mijn vader sprak een beetje Duits. Wat hij allemaal zei, weet ik niet.  Ik stond daar te huilen en een soldaat keek naar mij. Op een gegeven moment zei hij: ‘Gehen Sie fahren.’ We mochten dus weg met de fiets. We waren de enigen die weg mochten. Ik denk dat ze medelijden hadden met mij. We zijn gered door mijn tranen. Het waaide nogal en toen hebben we onze fiets verstopt en een paar dagen bij de familie gelogeerd. We hebben toen de fiets daar gelaten en weer 12 kilometer terug gelopen naar huis.’
‘Toen we een keer bij mijn opoe logeerden in Nes aan de Amstel was opeens iedereen wakker midden in de nacht. Het bleek dat er een bom was gevallen in het weiland. Met mijn vader ben ik de volgende dag gaan kijken. Het was een heel groot gat in de grond, maar gelukkig was er geen mens of dier geraakt. Mijn opoe was heel gelovig. Haar slaapkamer stond vol met Mariabeeldjes Dat stelde mij gerust. Met zoveel beeldjes kan er niks gebeuren. Als kind geloof je dat. En er gebeurde ook niks. Alleen die bom.’

Was u bang van de Duitse soldaten?
‘Wij woonden in de oorlog dus in Amsterdam-Oost en dat was vlak bij het treinspoor.  In de oorlog reden er meestal geen passagierstreinen, maar wel veel goederenwagens met voedsel. En waar wij woonden, stonden die treinen wel eens stil. Dan was er altijd wel iemand die ging kijken wat erin zat en vaak was het eten. Als dat bekend werd, stonden er binnen enkele seconden heel veel mensen. Iedereen ging stelen. Als je niks hebt, doe je dat. Ik was met mijn broer want die was twee jaar jonger. Ik was toen 6 jaar en hij was 4 jaar. Het was wel omgeven met prikkeldraad dus je moest heel voorzichtig zijn anders viel je erin. Mijn broertje viel dus en haalde zijn hele been open. Er was heel veel bloed. Er liep een Duitse soldaat en die zag ons. Toen moesten we met hem meelopen. Opeens gaf hij ons een grote verbanddoos van het rode kruis. Die zat vol met pleisters en die mochten we meenemen. Mijn moeder heeft die doos nog heel lang bewaard. Aardige Duitsers waren er natuurlijk ook.’

Kende u Joodse mensen?
‘Wij woonden vlakbij een plek waar de Joodse mensen die uit hun huis gehaald waren bij elkaar werden gebracht; het Muiderpoort station. Daar vandaan werden ze naar een kamp gebracht. Eerst naar Westerbork en dan naar Auschwitz, naar de gaskamers. In het museum zag ik later de foto hangen van dat plein met Joden. Dat had ik in het echt had gezien. Ik zag het aan de toren. Daar hebben mijn vader en ik gestaan. Daar waren de mensen die werden weggehaald. Heel eng eigenlijk achteraf. Ze zijn nooit meer thuisgekomen. Een enkeling misschien wel.’

Was u vaak bang?
‘Ik speelde op straat met een vriendinnetje en opeens werd er geschoten vanuit een vliegtuig. De kogels vlogen om onze oren heen, mijn vriendinnetje is heel snel naar huis gelopen en ik ben doorgelopen en ik werd bij een fietsenstalling naar binnen getrokken. De kogelgaten zaten in de voordeuren. Het is allemaal goed gegaan, maar ik heb wel in mijn broek geplast van angst. Het gebeurde wel meer dat er geschoten werd. Je mocht nooit voor het raam staan. Wij hadden in huis een lange gang met een dikke muur. Daar gingen we altijd achter staan. Er kwamen ook vliegtuigen heel laag overvliegen. Ik ben heel lang bang geweest voor vliegtuigen. Zelfs na de bevrijding.’

 

 

 

 

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892