‘Dag Lousje, ik ben je mama, zei de vreemde mevrouw’


Maya Lou, Emi, Raf en Oscar vertellen het verhaal van Lous Steenhuis-Hoepelman
TheresienstadtAmsterdam-Zuid

Als driejarig meisje werd Lous Hoepelman (1941) op haar onderduikadres verraden. De groep ‘Onbekende Kinderen’ waartoe zij behoorde vertrok met de laatste trein vanuit Westerbork naar Bergen-Belsen om twee maanden later naar Theresienstadt gedeporteerd te worden. Daar maakt Lous het einde van de oorlog mee. Aan Maya Lou, Emi, Raf en Oscar van de 3e Daltonschool vertelt ze met naast zich haar popje Mies, die ze van een aardige mevrouw in het weeshuis van kamp Westerbork kreeg, haar verhaal.

Waar waren uw ouders in de oorlog?
‘Mijn ouders deden heel erg aan politiek. Ze wisten dat Hitler erg gevaarlijk was voor Joodse mensen. Toen de oorlog uitbrak zijn ze verzetswerk gaan doen. Voor mij werd het een beetje gevaarlijk, dus mijn moeder en ik zijn ergens gaan onderduiken. Mijn vader bleef in ons huis en is daar verraden. Politieagenten brachten hem naar het politiebureau en vanaf daar is hij via Westerbork naar Auschwitz gestuurd. Daar is hij vermoord. Ik heb mijn vader nooit gekend. Ik ben ondergebracht in Bussum, bij mijn oom en tante. Oom Saam was een broer van mijn vader en Joods; mijn tante Rie was niet Joods. Ze waren dus gemengd gehuwd. In het begin van de oorlog hoefden gemengd gehuwden zich niet aan te geven, dus daar was ik veilig. Maar in 1944 moesten ook de gemengd gehuwden zich aangeven. Mijn oom ging onderduiken en ik moest daar weg, naar een ander onderduikadres in Amsterdam, waar al een Joods meisje zat ondergedoken. Dat meisje werd verraden en heeft tegen de politie gezegd dat er nog een Joods meisje op dat adres zat. En zo werd ik verraden en naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans gebracht, en van daaruit naar Westerbork.’

Wat kunt u zich herinneren van de kampen?
‘Ik kan me niks herinneren van de oorlog. Dat is maar goed ook want het was niet zo leuk natuurlijk. De gebeurtenissen van mijn eerste levensjaren zijn na lang puzzelen en navragen compleet geworden. Mijn moeder sprak er na de oorlog ook over, en dankzij anderen van de groep van vijftig onbekende kinderen weet ik veel details over mijn leven in de oorlog.’

Wat voor verzetswerk deden uw ouders?
‘Mijn moeder zat de hele oorlog in het verzet, daar ben ik best trots op. Ze heeft bijvoorbeeld een stencil gemaakt en rondgebracht, een oproep om te staken. Kijk maar hier, dit papier met die beroemde woorden ’Staakt!!! Staakt!!! Staakt!!!’, dat is het handschrift van mijn moeder. Ze maakte het met andere verzetsvrienden op een zolderkamer. De volgende ochtend bracht ze de stencils rond. De staking die erop volgde is later bekend geworden als de Februaristaking. De trams reden niet, alles was dicht. Als je nou vraagt, heeft het geholpen, die staking? Nee, dat niet. Maar het was wel heel bijzonder.’

Heeft uw moeder de oorlog overleefd?
‘Ja, gelukkig wel! Toen de Russen ons hadden bevrijd, werd ik met een vliegtuig teruggebracht. Er stond een mevrouw die zei: “Dag Lousje, ik ben je mama.” Ik herkende haar niet, en zij mij ook niet! Maar omdat mijn naam bekend was, weet ik zeker dat het mijn moeder was. En ik vond haar meteen heel lief. En mijn pop Mies ging met ons mee. Die had ik gekregen van een aardige mevrouw in het weeshuis in kamp Westerbork. Mies heeft me vaak getroost als ik verdrietig was, en ze is nog steeds bij me!’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892