‘De bezetting zit nog steeds in mijn maag’


Aisa, Birgit, Thijs, Israfil vertellen het verhaal van Aart Janzen
Röntgenstraat, AmsterdamAmsterdam-Oost

Keurig op een rij, met een blad vol vragen, zitten Aisa, Birgit, Thijs en Israfil klaar om Aart Janzen te interviewen. Meneer Janzen is vlak voor de oorlog in 1938 geboren in Amsterdam-Oost en hij heeft nog een aantal herinneringen aan de oorlog. Vooral het gevoel van honger en de kinderangsten zijn hem bijgebleven. De leerlingen van de Lidwinaschool in Oost luisteren aandachtig naar die verhalen.


Wat is uw eerste herinnering aan de oorlog?
‘Eigenlijk noem ik het geen oorlog, maar heb ik het liever over bezetting. Ik was nog heel klein toen de bezetting begon, een jaar of 2. Daarom zijn mijn herinneringen wel wat vaag. Wat ik wel weet is dat ik het vooral heel erg spannend vond. Omdat ik zo klein was, begreep ik heel weinig. Het is vooral dat gevoel van angst dat mij is bijgebleven. Die soldaten in grijze pakken vond ik vreselijk eng. En ’s nachts als ik in bed lag, hoorde ik vaak lawaai en zag ik zoeklichten. Dan werd er in weilanden verderop door de Duitsers op overvliegende Engelse vliegtuigen geschoten. Daar denk ik nog wel eens aan als er veel vliegentuigen overkomen.’

Was u vaker bang?
‘Ja, ik was eens buiten toen de sirene van het luchtalarm afging. Mijn broer had me geleerd dat ik dan tegen de muur moest staan. Ik was misschien maar 30 stappen van mijn huis vandaan maar ik me durfde dus echt niet te verplaatsen. Ik dacht dat er een granaat dan precies bij mij neer zou kunnen komen. Daar stond ik dan. Tot mijn moeder mij ging zoeken en daar zo zag staan. Daar moet ik nog aan denken als ik dat stukje muur tussen twee ramen zie: mezelf als klein jochie ertegenaan.’

Hoe was het voor u tijdens de Hongerwinter?
‘Ik was dus wel net oud genoeg om me die honger goed te herinneren. Er was écht geen eten. Dat is niet een aangedikt verhaal, maar gewoon echt waar. Het was zelfs zo erg dat ik soms een beschimmeld boterhammetje at. We aten ook tulpenbollen. Of geraspte suikerbieten in een taart. Hoewel een taart te lekker klinkt want er waren geen eieren en er was geen boter. We hadden ook geen fornuis met gas. Dus wat we dan aten, werd verwarmd op de kachel in de kamer. Mijn zusjes waren minder grote eters, dus soms wisselden we van bord. Dan kreeg ik nog wat zij niet opaten, want het bord moest wel leeg. In mijn keuken worden borden nog altijd leeggegeten en er wordt geen eten weggegooid. Je zou kunnen zeggen dat de bezetting nog steeds in mijn maag zit.’


Hoe wist u dat de oorlog was afgelopen?
Op 5 mei was natuurlijk de bevrijding, maar eigenlijk wist ik het al op 4 mei rond negen uur ’s avonds. Ik lag al in bed maar ik hoorde op straat dat de Duitsers zich hadden overgegeven. Het was nog licht en ik hoorde allemaal lawaai, maar ander lawaai dan waar ik bang van was. In die tijd plaste ik soms in mijn bed dus ik ben met een natte pyjamabroek toch ook de straat op gegaan. De dag erna was het echt feest. Mensen dansten in de straat op de muziek uit de grammofoon van mijn oom en tante. En die maandag na het weekend vol feest kwamen de Canadezen de buurt in rijden. Die stopten en gaven mij chocola, een compleet nieuwe smaak want dat had ik nog nooit van mijn leven gegeten.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892