Archieven: Verhalen

‘Ze dachten dat ik de taal niet sprak omdat ik een hoofddoek draag’

Lucas, Dien en Ahmet van basisschool Rapenland komen binnen in de woonkamer van Fadime Atasman (56). Ze heet ze welkom met een brede glimlach en spoort ze aan wat lekkers te nemen van de tafel. Het eerste wat ze vraagt is waar de jongens vandaan komen, maar ze plakt er gelijk achteraan dat het eigenlijk niet uitmaakt en dat alle mensen mensen zijn en dat we allemaal lief samen moeten leven. Mevrouw Atasman kwam op haar dertigste vanuit Turkije naar Nederland.

Hoe was het om naar Nederland te komen?
‘In het begin was Nederlands leren wel moeilijk. Toen ik hier aankwam, ben ik gelijk begonnen met drie dagen in de week werken bij een plantenbedrijf. Het was seizoenswerk en er werkten veel studenten. Die waren echt moeilijk te verstaan. Daarna ben ik naar school gegaan om Nederlands te leren. 1,5 jaar lang heb ik dat gedaan. In die tijd was dat nog niet verplicht, ik wilde zelf heel graag gaan. Ik ben erg sociaal dus ik wilde graag contactmaken. Ik miste mijn familie wel, hier was ik helemaal alleen met mijn man en drie kinderen. Ik vond het wel fijn om mensen te helpen, dus als er iemand naar het ziekenhuis moest en geen auto had, dan reed ik daarheen. Zo deed ik ook veel sociale contacten op. Ik heb hier nooit ruzie of problemen gehad. Ik woon hier en ik ga niet terug!’

Hoe was het voor uw kinderen om naar Nederland te komen?
Toen ik naar Nederland kwam, bleven mijn kinderen eerst nog bij mijn moeder. Tien maanden heeft zij voor hen gezorgd. Toen ze naar Nederland kwamen, gingen ze ook hier naar school. Ze hadden de kans om te studeren en dat hebben ze dan ook allemaal gedaan. Mijn oudste dochter is advocaat, mijn jongste dochter heeft haar eigen stichting en mijn zoon heeft ook een hele goede baan. Je bent hier vrij om zelf te kiezen wat je wilt studeren, dat is in Turkije een stuk minder zo. Mijn kinderen helpen mij ook veel. Vroeger als ik een woord tegenkwam dat ik niet kende, vroeg ik het meteen aan hen en dan onthield ik dat, nu is mijn geheugen een stuk slechter. Ik ben ook niet zo goed in Nederlands schrijven, dus daar hielpen ze me ook mee.’

Wat vindt u van Nederland nu?
‘Ik vind het nu heel fijn hier, ik ben hier goed en snel gewend, dat was voor mij makkelijk. Ik vond de mensen in het begin wel eens onvriendelijk. Toen ik een keer in het Catharinaziekenhuis lag voor een operatie, had ik heel veel pijn. Ik bleef daar vijf dagen en lag op een kamer met drie mensen. Twee vrouwen praatten over mij, ze dachten dat ik de taal niet sprak omdat ik een hoofddoek draag. Ik heb daar toen wat van gezegd. Het is toch niet leuk dat als jij ziek was in een ander land, naar het ziekenhuis zou gaan, en er dan twee mensen over je zouden praten? Ze schaamden zich toen heel erg.’

Archieven: Verhalen

‘Alle Marokkaanse vrouwen gingen later ook werken, het was crisis denk ik’

Aron, Ines, Sant en Beyza van basischool Rapenland komen binnen in het appartement van de 73-jarige Malika Hamdouni. Ze heeft prominent boven de bank een oude foto van haar man hangen van toen hij nog jonger was. Deze is pas recent gevonden bij haar familie in Marokko. Ze lacht en vertelt trots dat hij een erg knappe man was. Mevrouw Hamdouni kwam op haar 22ste vanuit Marokko naar Nederland.

Hoe was het om vanuit Marokko naar Nederland te komen?
‘In het begin was het erg lastig. Mijn man was al een jaar in Nederland aan het werk, en in die tijd woonde ik bij mijn schoonfamilie in Marokko. Ik kwam hem achterna toen mijn oudste dochter drie maanden oud was. Het was erg eenzaam en ik wilde graag terug, maar dat kon niet. Hier kon ik werken en in Marokko niet. In eerste instantie werkten de andere Marokkaanse vrouwen die ik hier kende niet, ik was de enige die een baan had. Zij bleven thuis en zorgden voor de kinderen. Later gingen zij ook allemaal werken. Het was crisis denk ik! Het was wel lastig om en te werken én voor mijn kinderen te zorgen. Gelukkig hielp mijn oudste dochter mij heel erg, zij was toen 12 jaar. Ze deed alles, poetsen, koken, alles, dat was heel fijn in die tijd.’

Heeft u hier nieuwe mensen leren kennen?
‘Ja, ik heb hier vriendinnen gemaakt maar dat was wel lastig. In het begin moest ik wel eens huilen omdat ik terug wilde naar Marokko. Ik had wel een goed contact met de buurvrouw, zij zorgde ook voor de baby als ik overdag moest werken. We werkten veel in ploegendiensten. Het gebeurde vaak dat ik en mijn man niet thuis waren omdat we dag- en avondshifts hadden. Het was dus ook lastig om vriendinnen te maken. Nu vind ik het hier heel fijn, mijn kinderen en kleinkinderen zijn allemaal hier geboren en dat is heel gezellig. Ik zou ook niet meer terug willen, nu niet meer. Iedereen is hier.’

Was het moeilijk om Nederlands te leren?
Ja, het was heel moeilijk om Nederlands te leren, op mijn werk was het lastig om met anderen te praten. Ik heb het geleerd door met andere mensen te praten, maar ik ben niet naar school geweest, dat kon niet door mijn werk. Vroeger was school erg makkelijk voor mij, ik had graag verder geleerd maar dat kon helaas niet. Zeker in het begin was het heel lastig om te communiceren in het Nederlands, later was het makkelijker. Toen mijn kinderen wat ouder waren en ook naar school gingen, heb ik zelfs van hen geleerd, maar zij hebben ook veel van mij geleerd!’

Hoe is het om nu in Nederland te wonen?
‘Het is hier fijn, maar het is ook fijn in Marokko. We gaan nog regelmatig daarheen voor familiebezoek. Ik moest wel erg aan het weer hier wennen. Zeker als ik na een nachtdienst op de fiets alleen naar huis ging, vond ik het eng. Ik heb ook veel nieuwe gerechten leren kennen. Ik maak vaak stamppot en vooral koude schotel vind ik heerlijk! Ik zag het bij anderen en ben het toen zelf gaan maken. Al mijn kinderen waren er dol op, het was hun favoriete eten. Toen ik in het ziekenhuis lag na mijn bevalling kreeg ik daar eten en was alles apart, de groenten, het vlees… Dat zag ik en heb ik toen overgenomen. Ik vind het fijn om dat op die manier te doen.’

Archieven: Verhalen

‘Eigenlijk wil niemand weggaan uit zijn eigen land’

Marciano, Mert en Iesa van de Eindhovense basisschool Rapenland mogen in de auto mee naar Yusuf Basci. Hij is op 21-jarige leeftijd vertrokken uit Turkije en naar Nederland gekomen. Nadat Mert beleefd heeft gevraagd of de kinderen hun schoenen uit moeten doen, biedt Yusuf Basci de hele groep huisslippers aan. Ook heeft hij eau de cologne klaarstaan en een lekkernij. Als ze alles hebben gepakt, gaan de kinderen op de bank zitten. Ze zijn klaar voor het interview!

Als u nu nog een sport zou kunnen doen, welke sport zou u dan doen?
‘Voetbal! Ik had ontzettend veel vrienden in mijn omgeving toen ik nog in Turkije woonde. We voetbalden soms wel met twintig, dertig of veertig tegelijkertijd. We hadden geen plastic bal en we hadden geen schoenen. Een leren bal hadden we absoluut niet, dat was een droom van ons. Toen ik ongeveer 14 jaar was, besloot ik met mijn vrienden een voetbalclub op te richten. We hebben met de hele buurt geld verzameld en hebben misschien, als je het omrekent, 3000 euro bijeen gekregen. Als eerst gingen we t-shirts maken. We hebben veel discussie gehad over welke kleur het moest worden, maar uiteindelijk werd het rood en groen. Daarna was het geld al op, we hadden geen geld voor voetbalschoenen. Dus we hebben gevoetbald op normale schoenen. Het was vreselijk leuk!’

Waarom bent u naar Nederland gekomen?
‘Ik vond het heel moeilijk om weg te gaan uit Ankara. Toen ik hier kwam heb ik alles achtergelaten. Je mist je vrienden en je levensmanier. Je moet alles aanpassen. Ik heb door heimwee heel veel gehuild.

Niemand wil eigenlijk weggaan uit zijn land, maar door sommige omstandigheden moet je misschien toch weg. Door oorlog, politiek of werkloosheid. Ik ben door politiek naar Nederland gekomen. Het was erg moeilijk in die tijd in Turkije. Wij waren linkse mensen en dat was in Turkije te gevaarlijk voor de overheid. Linkse mensen willen vrijheid, gelijke rechten voor iedereen en een beter leven voor iedereen. Ze staan bij de arbeiders, de boeren en de zwakken. Als student en jong mens was ik een idealist en ik was lid van een linkse studentenvereniging. Links zijn was heel gevaarlijk. Ik kon worden opgepakt en in de gevangenis worden gezet, bijvoorbeeld als ik zou protesteren of als ik iets zou schrijven op de muur.

Ik ben van mijn 16e tot 21e lid geweest en heb ook deelgenomen aan protestacties. Ik ben één keer gepakt, maar gelukkig waren er grotere incidenten op dat moment, daarom hebben ze ons vrijgelaten. Ik heb veel geluk gehad, maar daardoor ben ik wel naar Nederland gekomen. Ik ben getrouwd met een vrouw in Turkije en zij was al naar Nederland gegaan. Ik ben achter haar aan gegaan en eigenlijk door haar in Nederland gekomen. Ik ben als gastarbeider naar Nederland gekomen.’

Wat voor werk heeft u gedaan in Nederland?
‘Toen ik in 1980 naar Nederland kwam, was er crisis. Het was niet makkelijk om werk te vinden. Daarom heb ik bijna overal gewerkt. Eerst plukte ik aardbeien en daarna komkommers en bonen. Het was allemaal zwart werk. Ik kreeg iedere dag gewoon het geld in mijn hand. We moesten heel hard werken, want ik kreeg per kilo betaald. We begonnen heel vroeg in de ochtend, om 5 uur ging ik al het huis uit en fietste ik naar Mierlo. Dat was heel koud en nat.

Ik heb ook in de zomer in hotels gewerkt, in de keuken, afwassen, ijsmaken. En ik heb in de stad gewerkt, als serveerder. Ik ging overal proberen geld te verdienen. Destijds had ik nog geen huis. Ik heb bij mijn schoonouders gewoond, en sliep in een heel klein kamertje, in een twijfelaar, met mijn vrouw.

Ik heb ook in Tilburg gewerkt in een leerfabriek. Dat was ook vreselijk! Ik moest de vellen leer laten drogen. Dan moest je de vellen leer heel strak spannen op een apparaat. Daar gingen onze handen van, want als wij de vellen aantrokken en ze scheurden, dan schuurde je met je handen over het ruwe apparaat. Na vijf jaar heb ik een vaste baan gevonden in Aalst, in een fabriek. Daar heb ik dertig jaar gewerkt, toen werd ik ontslagen.

Vanaf het begin ben ik sociaal actief geweest. Ik ben politiek geëngageerd. Ik gaf zes jaar lang als vrijwilliger taalles aan Turkse kinderen. Toen ik werkloos werd, heb ik ook nog twee jaar les gegeven in een buurthuis.’

Archieven: Verhalen

‘Toen ik mijn diploma haalde riepen mijn ouders op straat: ‘John qualified! Yeah!’

De 78-jarige John Hunt komt naar basisschool Rapenland, waar Nidhi, Julia, Elma, Mihika en Mila hem gaan interviewen. Als hij arriveert, komen de kinderen nieuwsgierig dichterbij. Meneer Hunt is op 27-jarige leeftijd vanuit Londen naar Nederland gekomen, maar spreekt geen Nederlands. Gelukkig spreken de kinderen wel Engels. Zij hebben zelfs al hun vragen uit hun hoofd geleerd. Hoeveel landen hebt u bezocht?, vragen ze bijvoorbeeld. Ik heb ze niet geteld, zegt meneer Hunt, maar heel Europa, Canada en Litouwen.

Why did you come to the Netherlands?
Er was heel veel geld te verdienen in Nederland als elektricien, die hadden ze hard nodig. In een week kon ik 1500 gulden verdienen en in Engeland kon ik maar 500 krijgen. Nu is dat niet meer zo, maar toen was Nederland nog aan het heropbouwen na de oorlog. Je werkt voor geld, dus als je drie keer zo veel kan verdienen in Nederland, dan kom je wel. Als elektricien kan ik sowieso overal werken. Ik heb alleen de tekening nodig en het materiaal en dan kan ik het maken.

Mijn vader had tegen me gezegd: je moet een vak hebben, een timmerman, of een loodgieter, of een lasser. Ik vroeg hem wie het meeste verdiende en hij antwoordde: elektriciens, maar ik denk niet dat je daar slim genoeg voor bent. Hij meende dat niet. Hij probeerde er juist voor te zorgen dat ik elektricien zou worden, want ik moest hem natuurlijk het tegendeel gaan bewijzen. Het werkte! Toen ik eindelijk mijn diploma haalde, waren mijn ouders zo trots. Ze renden op en neer door de straat: ‘John qualified! Yeah! Yeah!

You said that you find it very much fun to discover cultures and mostly the music. Why is that?
‘Toen ik nog jong was zei mijn vader tegen mij: je hebt eten nodig en water, en je moet slapen, maar je hebt ook muziek nodig. Dus ook toen ik nog jong was, mocht ik al muziek kopen. Ik ben dol op muziek!

Ik reis graag om nieuwe ervaringen te krijgen en meer te leren, ik wil zien hoe mensen leven in andere landen. Ik ben dol op Spanje, daar heb ik een jaar gewoond en ook in Portugal. Op vakantie gaan voor een paar weken vind ik niet genoeg, dat betekent niets voor mij. Ik wil er wonen want dan weet ik pas echt hoe een land is.

Ik heb in Engeland gewoond tot ik ongeveer 27 was, toen ben ik naar Frankrijk gegaan. Op vakantie. Dat heeft me doen realiseren dat Engeland niet het enige land in de wereld is Nederland is wel mijn favoriete land. Ieder land heeft voordelen en nadelen, maar voor mij is Nederland het beste land waar ik heb gewoond. Het is eerlijk, het is vrij, mensen hebben geen honger. Er wordt hier voor je gezorgd. Er zijn ook dingen die ik niet leuk vind. De taal vind ik bijvoorbeeld niks.’

Why didn’t you learn Dutch?
‘Iedereen spreekt Engels! Toen ik nog werkte spraken alle elektriciens Engels, want zij waren ook onderwezen in het Engels. Ik vind het ook moeilijk om de geluiden te maken. Ik heb wel Spaans geleerd, maar nog een taal leren was te veel voor mij.’

What kind of work did you do in London?
Ik maakte daar ‘Play Busses’. In Londen kunnen kinderen niet altijd buiten spelen. Daarom worden er bussen gemaakt waarin de kinderen kunnen spelen en eten. Ik vond het leuk om die te maken. Ik kon er erg creatief mee zijn. Instructies had ik niet, ik kon maken wat ik wilde.’

Waar zijn uw kinderen geboren?
‘Mijn oudste kind is geboren in Nederland en de jongste in Londen. Toen mijn eerste dochter ongeveer twee jaar was, zijn we naar Londen verhuisd. Daar hebben we negen jaar gewoond en toen hebben we mijn tweede dochter gekregen. Toen mijn oudste dochter twaalf was zijn we teruggegaan naar Nederland. Mijn dochters spraken toen geen Nederlands, alleen Engels. Mijn jongste heeft 3 of 4 maanden bijna niet gesproken, en toen ineens kon ze goed Nederlands spreken. Ik denk dat hoe jonger je bent, hoe makkelijker het is om een nieuwe taal te leren.

De ene is leraar geworden en de jongste is een tattoo-artiest. Wij spreken Engels met elkaar. Het liefst blijf ik in Nederland want mijn kinderen wonen hier. Als mijn kinderen naar Engeland zouden verhuizen, zou ik mee gaan.’

Which foods to you like the best?
‘Engels eten! Van de landen waar ik naartoe ben geweest vond ik dat Italië het lekkerste eten had. In Frankrijk krijg je een groot bord, maar met maar een heel klein beetje eten. In Italië krijg je stapels en het is erg lekker. In Frankrijk was de lekkerste wijn. Nederlands eten vind ik niet zo lekker.

Toch eet ik vooral Engels eten. Ik ben net na de oorlog geboren, toen er bijna geen eten was. Toch bepalen je jonge jaren wat je de rest van je leven gaat doen. Het vormt je karakter en je gewoonten. Daarom ben ik gewend aan het eten wat ik in die tijd at.

Mijn ex-vrouw is Nederlands en vindt Nederlands eten wel erg lekker. Dat vond ik maar niets. Soms was het moeilijk om te koken voor ons gezin. Want mijn ene dochter was vegetarisch, de andere had een probleem met gluten, en mijn ex-vrouw vond Nederlands eten lekker en ik alleen Engels. Soms aten we wel vier verschillende gerechten.’

Archieven: Verhalen

‘Bij de bakker gebaarde wat ik wilde hebben en legde mijn geld op mijn handen’

Abdellah Rajoul komt trots met het boek Veghelaren Verhalen, waar hij met een mooi verhaal zelf ook in staat, onder de arm naar basisschool Rapenland. Hij wordt geïnterviewd door Nada, Jassiah, Fadil en Brent over de tijd dat hij als gastarbeider uit Marokko naar Nederland kwam.

Wat is er gebeurd op de eerste dag dat u naar Nederland kwam?
Ik ging in Marokko naar de technische school. Alle leraren waren daar Frans, behalve de leraren van wie we Marokkaanse taalles kregen. Er was heel weing werk. Gelukkig kreeg ik de kans om naar Nederland te komen. Mijn eerste werkdag was 28 april 1971, kort voor Koninginnedag.

In Nederland werd ik goed ontvangen door het bedrijf waar ik zou gaan werken. Dat was een textielfabriek in Enschede. We zijn gaan eten in een erg goed restaurant. De dag daarna kregen we een medische keuring, een excursie, koffie en lunch.

Koninginnedag was een hele mooie feestdag. Iedereen kreeg 100 euro belastingvrij van de koningin, dat was een hele mooie binnenkomer. Het ging in die tijd erg goed met de economie in Nederland.’

Hoe redde u zich bij winkels zoals de bakker, voordat u Nederlands sprak?
‘Dat ging met gebaren. Ik wees dan: ik wil dat en dat en dat. Aan het einde trok ik mijn portemonnee en legde ik het geld op mijn handen. Dan pakte de bakker daar gewoon vanaf wat hij nodig had. Het waren eerlijke mensen. De eerste drie maanden deed ik dat zo.’

Hoe was het in de textielfabriek?
Wij hadden een eenjarig-contract gekregen. Het werk in de textielfabriek was erg zwaar en ik was altijd heel moe. Na mijn eerste jaar kreeg ik reisgeld van het bedrijf. Dat heb ik gebruikt en toen ik terugkwam van mijn reis diende ik mijn ontslag in, maar dat kreeg ik niet. Dat kwam omdat je automatisch een nieuw contract tekende wanneer je reisgeld kreeg. Ik wist dat niet! Ik was blij dat ik 600 gulden had gekregen voor de reis.

Ik heb het Arbeidsbureau om hulp gevraagd en vond er gelukkig iemand die Frans sprak. Ik kon alleen nog ander werk krijgen als ik een baan aangeboden zou krijgen waar ik minimaal 9 cent per uur meer zou gaan verdienen dan ik bij de textielfabriek kreeg. Dat is toen gelukt!’

Wat heeft u geleerd van de directeur van uw bedrijf?
Toen ik weg was gegaan bij de textielfabriek ben ik in een zuivelfabriek gaan werken. De directeur was een eerlijk man. Toen hij begon met werken bij de zuivelfabriek, zei hij: ik weet niets van melk, behalve dat het wit is. Hij was ingenieur, maar had veel gestudeerd toen hij naar de zuivelfabriek kwam. Hij zei tegen ons: je bent nooit te oud om te leren, maar je moet wel de wil hebben. Willen is kunnen.’

Heeft u nog een wijze raad?
‘Ik heb 2 jaar in textiel gewerkt en 31 jaar bij Campina. Als iemand zijn werk goed doet en eerlijk is, dan wordt hij beloond. Ik heb nooit een uitkering gehad. Ik ben altijd een werkpaard geweest. Aan het einde hadden wij het mooi voor elkaar, een mooi afscheid en een mooie receptie en een diner met mijn gezin.

Ik vond het beleid rondom de Ziektewet vroeger schandalig. Mensen meldden zich vaak ziek, ook als ze niet ziek waren. Zij hebben weleens mensen betrapt die zich ziek hadden gemeld, maar wel over de grens in Duitsland gingen werken. Zij werden dubbel betaald en profiteerden van de wet. Ik ben blij dat ik dat niet heb gedaan. Ik heb gekregen wat ik wil.’

Archieven: Verhalen

‘Versta je de taal niet en mensen lachen, dan denk je snel dat het om jou gaat’

Danyaal, Robin en Tamer van basisschool Rapenland in Eindhoven gaan met de auto naar het huis van Angelines Castro. Het zonnetje schijnt vrolijk. Mevrouw Castro komt uit een gezin van zes kinderen. Ze groeide op in een klein, arm Spaans dorpje, waar ze van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat moest meehelpen op het land. Nu woont ze al vijftig jaar in Eindhoven. Haar tuin lijkt net een Spaanse patio, vol met bijzondere en oude spullen. De kinderen kijken nieuwsgierig rond.

Hoe was het om alleen in Spanje te zijn en uw man in Eindhoven?
‘Ik wilde onderwijzeres worden, dat was mijn droom, maar de opleiding konden we niet betalen. Mijn man, met wie ik toen verkering had, zei: ‘Dit is mijn kans’. Eerst ging hij werken in Baskenland, en daarna vertrok hij naar Nederland om bij Philips aan de slag te gaan. Hij was daar al anderhalf jaar voordat ik kwam.

We hielden contact via brieven, want er was geen telefoon. Een brief versturen duurde wel 18 dagen. Toen ons pap overleed, kwam een brief die hij me had geschreven pas aan in Nederland nadat ik zijn begrafenis al had bijgewoond. Dat raakte me. Zijn woorden te lezen toen hij er niet meer was. Die post deed er zo lang over, en nu? Nu bel ik elke dag met mijn schoonzussen in Spanje.’

Waar bent u gaan werken en hoe heeft u Nederlands geleerd?
‘Tijdens de vakantie van mijn man zijn we op 28 december getrouwd. Ik was 19 jaar. Kort daarna ben ik in mijn eentje met de trein naar Nederland gereisd. Ik was nog nooit zo ver van huis geweest, en de reis duurde meer dan 24 uur.

Ik was heel jong en besefte eigenlijk niet goed wat er allemaal op me afkwam. Ik deed het uit liefde voor mijn man, maar makkelijk was het niet. We gingen eerst wonen bij een Spaans echtpaar, waar we twee kamers voor onszelf kregen. We voelden ons daar welkom. Na anderhalf jaar kregen we een huurwoning en sinds 1987 wonen we in ons koophuis.

Ik werkte bij Philips, op de controleafdeling van computerchips. Er werkten maar vier mensen. In het begin durfde ik geen Nederlands te spreken. Als je de taal niet verstaat en mensen lachen, denk je al snel dat het om jou gaat. Juist daarom ging ik bij Nederlandse collega’s zitten om de taal te leren. Zij hebben me echt geholpen. Ik heb veel moeite gedaan om Nederlands te leren en heb drie jaar lang een cursus gevolgd.’

Vertel eens over het busverhaal?
‘Ik werkte drie dagen per week en woonde in Woensel. Op een dag moest ik de bus nemen naar huis, het was erg mistig. Ik sprak nog geen Nederlands en had alleen mijn reispasje van Philips bij me. Ik stapte in en op een gegeven moment stapte iedereen uit, ik bleef als enige achter in de bus. Ik ben maar gaan lopen, maar herkende helemaal niets. Uiteindelijk zag ik het station en kon ik naar huis, jankend. Mijn man lag al in bed. De volgende dag heeft hij aan mijn baas uitgelegd wat er was gebeurd.

De eerste drie jaar in Eindhoven ben ik nauwelijks de deur uit geweest. We kenden niemand en hadden hier niemand. Pas later, in het weekend, begonnen we naar het Spaans centrum te gaan. Daar leer je mensen kennen, en langzaamaan bouw je iets op.

Nu ben ik 50 jaar getrouwd. We hadden altijd het plan om terug te gaan, maar onze drie kinderen zijn hier opgegroeid en nu zijn er ook kleinkinderen. Ik heb het goed. Ik heb een fijn leven, een goed pensioen, we kunnen op vakantie en de kinderen komen elke week bij ons eten.’

Archieven: Verhalen

‘Ik werkte niet alleen om geld te verdienen, maar ook om mensen te ontmoeten’

Zuheira, Kyzaino, Lina en Freek van basisschool Rapenland kijken nieuwsgierig rond zodra ze de voordeur binnenstappen. Rabah Salhi maakt grapjes met ze, waardoor de kinderen zich direct op hun gemak voelen, ook dankzij al het lekkers dat ze zien én later lekker op mogen eten. Meneer Salhi was 22 jaar toen hij vanuit het warme Marokko naar het koude natte Nederland kwam. Hij woont nu in Venray en is speciaal voor het interview naar Eindhoven gekomen.

Hoe was de reis van Algerije naar Marokko?
‘Ik ben geboren in Algerije, in een tijd dat Algerije onafhankelijk wilde worden van Frankrijk, het was oorlog. Het stadje Terga waar we woonden ligt aan zee en is heel mooi. Mijn ouders waren Marokkaans en besloten terug te gaan naar Marokko, daar was het rustiger.

Ik was nog klein, maar ik herinner me de soldaten en tanks, het was verschrikkelijk. We konden weinig meenemen. ’s Avonds zagen we de bommen en vliegtuigen, dat beeld blijft me bij. We waren op de vlucht. We liepen wel 30 kilometer, daarna nog 40 kilometer met de trein, verder met de bus, en weer een stuk te voet.’

Hoe was het leven daar?
‘Het leven in Marokko was eenvoudig. We woonden op het platteland en in de bergen. Er was armoede en er waren niet veel mogelijkheden. Ik begon al met werken toen ik zeven of acht jaar oud was. Dat was normaal in die tijd. Nu is het in Marokko strenger: kinderen mogen geen zwaar werk meer doen.

We werkten hard. Het leven was niet makkelijk, maar mensen hielpen elkaar. Er was veel verbondenheid in de buurt en binnen de familie. Er waren weinig kansen om echt vooruit te komen, daarom keken veel mensen naar het buitenland, om werk te zoeken en een betere toekomst op te bouwen.’

Hoe was het in Nederland voor u?
‘In Nederland ging het in het begin niet makkelijk. Ik kwam in oktober 1975 aan, op 15 oktober om precies te zijn, die datum vergeet ik nooit. Ik was 22 jaar en had van mijn ouders de vrijheid gekregen om te vertrekken. Mijn broer woonde al in Weert, en ik mocht bij hem en zijn vrouw logeren.
Ik sprak geen Nederlands en dat maakte het lastig. Alles was anders dan in Marokko. Ik moest eerst een visum regelen en dat duurde even. Pas na 3 maanden kreeg ik het, en toen mocht ik op zoek naar werk.

Ik meldde me bij het Arbeidsbureau en kon aan de slag. In het weekend ging ik vaak op pad. Zo leerde ik een Belg kennen. Hij wilde Frans leren, en ik wilde Nederlands leren, zo hielpen we elkaar. Langzaam maar zeker begon ik mijn plek te vinden. Ik geloof dat het mijn lot was om hier te zijn.’

Wat voor werk heeft u gedaan?
‘Ik heb in Nederland veel verschillende soorten werk gedaan. Mijn eerste baan was bij een schoonmaakbedrijf, Lelie, waar ik ramen waste. Het was zwaar werk, vooral in de winter, maar ik was blij dat ik kon beginnen.

Daarna heb ik in een ijzergieterij gewerkt, drie of vier jaar lang. Er was genoeg werk en ik vond het prettig. Ik stond bij machines en moest veel tillen. Tegenwoordig gebruiken ze daar heftrucks voor, maar toen moest alles met de hand. Ik heb ook op plekken gewerkt waar schepen werden gelost, en op landbouwplaatsen.

In Nederland heb ik mezelf verder ontwikkeld. Ik heb altijd geprobeerd om mijn werk goed te doen. Het was voor mij niet alleen een manier om geld te verdienen, maar ook om mensen te ontmoeten, de taal te leren en onderdeel te worden van de samenleving. Dankzij het werk kon ik hier een leven opbouwen.

Nederland had mogelijkheden voor me en dat was er destijds in Marokko niet. Er was armoede en in Nederland kreeg ik vrijheid. Het was niet altijd makkelijk, maar Nederland gaf me de kans om een toekomst op te bouwen. Mijn kinderen zijn hier opgegroeid, hebben een opleiding en een baan. Ik voel me hier thuis, maar ik vergeet Marokko nooit. Ik hou van het leven en lachen. En als het met mijn familie en andere mensen goed gaat, ben ik gelukkig.’

Archieven: Verhalen

‘Als kind droomde ik over ‘de wereld achter de bergen’ waar mijn vader werkte’

Op een vroege ochtend staan Emirhan, Lucas, Kayleigh en Sara van basisschool Rapenland voor de deur bij Miguel Tarrero, ook wel Yiyi genoemd. Met spanning wachten ze af: wie zou hij zijn? Sara belt aan en meneer Tarrero (61) opent met een brede glimlach direct de deur. In een felrood-geel Spaans T-shirt verwelkomt hij ze, gevolgd door een vrolijk hondje van zijn dochter. Binnen valt meteen een kast vol hoeden op. ‘Ik hou van hoeden’, zegt hij lachend. Meneer Tarrero is op 14-jarige leeftijd vertrokken uit Spanje, uit het plaatsje Extremadura. Voordat het interview begint, verrast hij de kinderen met warme, zelfgebakken Spaanse churros en chocolademelk. Op de achtergrond klinkt rustige Spaanse muziek.

Hoe voelt het om hier te zijn?
‘Nederland is een mooi land. Ik wist niet dat het zo ver weg was. Ik kom uit een dorp dat omringd is door bergen. Toen ik klein was, vroeg ik eens aan mijn opa: waar is papa? Hij wees dan naar de bergen en zei: daar, achter de bergen. Als kind dacht ik dat als ik die berg zou beklimmen, ik mijn vader zou kunnen zien werken. Ik wist niet dat ‘achter de bergen’ eigenlijk een heel ander land, namelijk Nederland betekende.

Toen ik uiteindelijk in Nederland aankwam, was ik verwonderd. De groene parken vond ik prachtig, en wat me meteen opviel waren de grote ramen van de huizen. In Spanje zijn de ramen klein, hier leek het alsof je overal naar binnen kon kijken.’

Was het salaris voldoende toen u hier werkte?
‘Ik was 14 jaar oud toen ik naar Nederland kwam. Dat was eigenlijk een onhandige leeftijd: te oud voor de basisschool en te jong om te mogen werken. Gelukkig bestond er in Eindhoven een internationale school, Floor Everts, speciaal voor kinderen van migranten. Daar leerden we de Nederlandse taal.

Op mijn achttiende ben ik gaan werken bij Philips, het bedrijf waar ook mijn ouders werkten. In die tijd was het vanzelfsprekend dat je daar als kind van migranten ook aan de slag ging. Ik heb bij Philips op verschillende afdelingen gewerkt: van het maken van camerabuizen tot de chemische afdeling, en tot een televisieproject in de jaren negentig. Daar heb ik uiteindelijk gewerkt tot aan mijn pensioen.

Als ik terugkijk op mijn werkzame leven, kijk ik daar met plezier op terug. Het was fijn werken bij Philips. En ja, het salaris was heel goed.’

Wat herinnert u zich nog goed van toen u in Nederland aankwam?
Wat mij het meest is bijgebleven, is het vloerbedekking bij ons thuis in Lievendaal. Overal in huis lag vloerbedekking, iets wat ik nog nooit eerder had gezien. Wij speelden als kinderen vaak op de grond, en dat voelde zo zacht en warm aan.

Ook herinner ik me het Nederlandse leger. De soldaten hadden lang haar en waren opvallend vriendelijk, heel anders dan het Spaanse leger dat ik kende. Als de mannen in Spanje ook zo waren geweest, had ik misschien wel graag in het leger willen werken.

En dan het zoute dropje! Dat was echt een smaakontploffing in mijn mond. Ik had nog nooit zoiets geproefd. Als ik terugdenk aan mijn jeugd in Nederland, denk ik meteen aan dat eerste dropje.

Er zijn zoveel herinneringen en verhalen die ik zou kunnen vertellen. Zoals ik altijd zeg: wij zijn vertrokken uit ons land, maar ons land vertrekt nooit uit ons. Heimwee blijft altijd bestaan. Het is en blijft het land waar je geboren bent, en waar je bent opgegroeid.’

Wilt u weer terug naar Spanje?
‘Nee, Spanje is niet hier ver vandaan. Mijn kinderen en kleinkinderen wonen hier, ik kan ze niet meer hier alleen laten, Toen mijn vader naar Nederland vertrok was ik een baby. Ik leerde mijn vader alleen kennen in de vakantieperiodes, dit was één keer per jaar en dat 14 jaar lang. Ik miste hem. Die fout wil ik niet maken. Als mijn kinderen in Nederland zijn, dan wil ik er hier voor hen zijn. Dus voorlopig blijf ik hier bij mijn kinderen.’

Archieven: Verhalen

‘Ik was 21 jaar en droomde ervan om kapster te worden en weg te gaan’

Gijs, Isabella, Aboedi en Sofie van de Eindhovense basisschool Rapenland worden hartelijk verwelkomd, in zowel het Engels als Nederlands, door Cindy Dawkins. Op de salontafel staat allerlei lekkers en de kinderen kijken hun ogen uit in het moderne, lichte huis. Mevrouw Dawkins, van oorsprong uit Londen, kwam via Spanje naar Nederland toen ze 21 was. Ze ontmoette haar man in de tijd dat ze bij Philips werkte, maar daar ging veel aan vooraf.

Hoe kwam het dat u naar Spanje wilde?
‘We woonden in Londen toen mijn ouders besloten te verhuizen naar een dorpje. Ik was 16, 17 jaar en vond dat best lastig, want ik had het erg naar mijn zin in Londen. Mijn vader wilde niet dat ik kapster werd, hij vond het geen goed beroep. Volgens hem was werken op kantoor beter en verdiende je daar meer. Maar ik was jong, 21 jaar, en droomde ervan om kapster te worden en weg te gaan. Ik droomde er van om als kapster op een groot schip met een kapitein te werken.

We waren thuis niet erg rijk, zo vlak na de oorlog. Het leven was grijs. We droegen grijze uniformen, er was veel smog en op school moesten we soms maskers dragen. Mijn ouders hadden het zwaar. Toen ik de bingo won, wilde ik mijn ouders graag wat geld geven voor mooie meubels en een fijner leven. Ze hebben veel voor mij gedaan, en ik voelde dat ik iets terug moest doen. Daardoor kon ik met een gerust hart alles afsluiten en naar Spanje gaan.

Mijn zus was vijf jaar jonger, ze was 17 jaar toen ik de bingo won. Ik kocht nieuwe kleren voor haar en wilde haar ook een vakantie geven in Spanje en dat mocht van mijn ouders.’

Hoe kwam het dat u ging werken in Spanje?
‘Tijdens de vakantie in Spanje ging ik zelf naar de kapper en het viel me op dat daar een Engelse kapster werkte. We raakten aan de praat. De bazin bood me een baan aan. Ik heb toen alles in Engeland geregeld en ben teruggegaan. Ik werkte als kapster keihard: zeven dagen per week, en in één maand had ik maar een halve dag vrij. Dat was best lastig, want iedereen had vakantie behalve ik. Later ben ik in een bar gaan werken, dat was leuker. Ik had toen meer vrije tijd en veel plezier.

Na de vakantieperiode veranderde Spanje in een soort ‘ghost town’. Alles voelde anders. Ik dacht: hier blijf ik niet. Na drie maanden besloot ik terug te gaan naar Engeland. Ik wilde wel weer terugkomen in Spanje als de vakantieperiode weer zou beginnen.’

U ging uiteindelijk naar Nederland, hoe was dat?
‘Op mijn terugreis naar Engeland kreeg ik de kans om Nederland te bezoeken. Ik vond dat Nederlandse mensen zo open waren, ze praatten veel vrijer. Ook kinderen kregen hier meer aandacht en ruimte, dat was in Engeland heel anders. Ik dacht echt: wow, wat een leuke mensen!

Met vrienden gingen we een borreltje doen in een restaurant in Veghel. We raakten aan de praat met de eigenaar en ik kreeg meteen een baan aangeboden want ze zochten iemand achter de bar. Uiteindelijk kon ik er ook op kamers wonen, het was ideaal.’

Vertel eens over uw eerste carnaval?
‘En toen werd het carnaval. Ik wist helemaal niet wat dat was. Iedereen had het erover, en ik dacht: wat gebeurt me nou? Maar het bleek een ontzettend leuk feest te zijn, al moest ik hard werken. Er kwam een man aan de bar die honderd pilsjes bestelde – ik dacht: jaja, dat zal wel. Maar het was zo’n leuk feest dat ik tegen mezelf zei: volgend jaar sta ik aan de andere kant van de bar.

Door eczeem moest ik stoppen als thuis-kapster en met het barwerk, en ik kon via een uitzendbureau aan de slag bij Philips. Ik had verschillende banen. Eén daarvan was bij Data Systems, op kantoor, waar ik teksten corrigeerde. Dat was een hele nieuwe wereld, opeens werkte ik tussen de mannen, terwijl de kapperswereld juist vol vrouwen was. Spannend, maar ook interessant. Ik leerde snel. De computer was toen nog zo groot als een muur!

Ik werkte op de 13e etage van het Hertoghof in de binnenstad, en mijn toekomstige man Trevor zat op de eerste. Hij kwam me telkens opzoeken, hij had duidelijk een oogje op me maar ik was helemaal niet op zoek naar een Engelse man. We hadden een gezamenlijke vriendengroep, en zij wilden wel terugkeren naar Engeland. Ik waarschuwde Trevor dat ik nooit meer terug wilde. Nu zijn we al 48 jaar samen, en we hebben één zoon, die tweetalig is opgevoed. Dat vond ik belangrijk. Al jong corrigeerde mijn zoon míj als ik Nederlands en Engels door elkaar haalde.’

 

Archieven: Verhalen

‘Het was wennen, maar we hebben hier alleen maar goede mensen ontmoet’

Deniz, Mohammed, Nadim en Aysa van het Rapenland in Eindhoven hebben zich goed voorbereid op hun interview met Ayse Eren, maar toch voelt het nog even onwennig. Mevrouw Eren (69) is geboren in Turkije. Maar toen er te weinig werk en daardoor ook te weinig geld was, kwam haar vader naar Nederland. Drie jaar later, ze was toen 16 jaar, volgde ze haar vader, samen met haar moeder en jongere zusje. Niet veel later kwamen ook haar twee jongere broertjes en was het gezin Eren weer compleet.

Hoe was het om uw vader te moeten missen?
‘Het was vreselijk. Niet alleen omdat hij wegging maar ook omdat we toen in Turkije ons huis, dat redelijk afgezonderd lag, moesten verlaten. We verhuisden naar de tweelingzus van mijn moeder want het was veiliger om als moeder met vier kinderen niet alleen te wonen. In de grote tuin van mijn tante stond een huisje met twee kamers, waar wij woonden. Met onze vader schreven we brieven.’

Hoe voelde het om hier in Nederland aan te komen?
‘Het was koud, glad en donker. We zagen geen zon, die scheen hier niet. Het was ook moeilijk om alles achter te laten in Turkije en dan hier in Nederland met je vader, moeder en zusje bij andere mensen te gaan wonen. We huurden bij hen twee kamers. Na acht maanden kregen we gelukkig een huis. Toen mijn broers ook naar Nederland kwamen hadden de mensen waar wij woonden nog een kamer over, maar die konden wij niet huren. Dus toen hebben mijn broers eerst nog enkele weken in een schuur van de buren gewoond. Buiten was het erg koud, het sneeuwde en in de schuur was geen kookplaat of wc.

Voor mij als oudste kind was het zwaar. Als je de oudste bent, ben je eigenlijk ook een soort moeder. Dan zorg je ook voor iedereen. Ik werkte dus van de ochtend tot de avond, dan maakte ik eten voor iedereen en ging ik in de avond naar school. Het wennen was moeilijk, maar met de mensen hier hebben we nooit moeite gehad, eigenlijk hebben we vooral goede mensen ontmoet. Ook nu nog, de mensen hier in de straat zijn lief voor mij.’

Waar werkten jullie?
‘Mijn vader heeft op verschillende plaatsen gewerkt. Eerst bij Bata Best, daarna bij de Daf en vervolgens ging hij aan de slag in een slachthuis voor kippen. Toen is hij helaas ziek geworden. Mijn moeder werkte ook, niet zo lang want zij moest voor vier kinderen zorgen en later dus ook voor mijn vader.

Zelf heb ik 1,5 jaar bij een Amerikaans bedrijf gewerkt vanaf dat ik 16 jaar oud was. Toen ben ik getrouwd en heb ik een half jaar in Frankrijk gewoond. Daarna ben ik weer teruggekomen naar Nederland, waar ik bij mijn oude bedrijf weer mijn werk kon doen. Dat deed ik 34 jaar lang bij dezelfde baas.

Door een reorganisatie verloren veel mensen hun baan en ook ik werd ontslagen. Ik vond het erg jammer dat ik weg moest. Het was echt een goed bedrijf, met een fijne baas en ik had leuk werk waarbij ik schakelaars monteerde. En het waren ook goede mensen waarmee ik werkte van veel verschillende nationaliteiten. Na verloop van tijd gingen we samen eten, het voelde echt als een familie. Nu werk ik bij Stichting Ik Wil, dat doe ik al acht jaar en hierbij kook ik voor veel mensen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892