In een lokaal van basisschool Polsstok in Amsterdam-Zuidoost interviewen Chenoah, Jessica en Madelynn uit groep 8 mevrouw Nellie Bakboord. Mevrouw Bakboord is geboren in Suriname en verhuisde op haar 11de, met haar moeder en broertjes en zusjes, naar Amsterdam. Ze vertelt over haar leven in Suriname en hoe het was om in Nederland te komen wonen, 60 jaar geleden.
Hoe vond u het om in Suriname op te groeien?
‘Heerlijk. Echt heerlijk. Gewoon, omdat ik in de leukste straat van Paramaribo woonde, dat vind ik. Iedereen kan zeggen: ‘Nee mijn straat is veel leuker’, maar het is wel waar. Het was een straat met grote gezinnen, heel veel kinderen. Wij hadden een groot erf met fruitbomen. We hadden appels, birambi, sapotille, guave. We hadden honden, lieve honden. Niemand durfde zomaar op het erf te komen, ze hapten echt naar je benen, naar je kuit, omdat dat het lekkerste plekje is. Als mensen kwamen, in plaats van te bellen, zeiden ze heel hard ‘klop klop klop’.
Was het moeilijk om met een groot gezin naar Nederland te verhuizen?
‘Mijn moeder heeft het perfect gedaan. Als ik eraan terugdenk, vraag ik me af hoe ze dat eigenlijk gedaan heeft? Zeven kinderen, niemand had een paspoort. Ze moest voor alle zeven kinderen een paspoort aanvragen. Wij waren allemaal te jong om te helpen. Wij zijn zestig jaar geleden vertrokken uit Paramaribo. We zijn meteen in Amsterdam komen wonen, vlakbij de Albert Cuypmarkt. We woonden bij een hospita. Er was geen douche! In Suriname douche je minstens één keer per dag. Als je hier komt en je kan niet douchen, dat was echt een drama voor ons! We moesten naar een badhuis en dan moest je betalen. Als je te lang douchte kwam iemand kloppen. Een jaar later moest je met een muntje betalen. Dan had je betaald voor tien minuten douchen en daarna ging het op koud. Dan ging je echt wel eruit. Er was geen speeltuin, die was te ver, dus spelen was voor ons op straat. We hadden vriendjes en vriendinnetjes in de straat, dus het was wel heel gezellig.’
Hoe voelde het om vanuit Paramaribo te verhuizen naar Nederland?
‘Ik vond het heel moeilijk, want je verlaat de leukste straat van Paramaribo, je laat je vriendjes achter en je buren. De Chinese winkel op de hoek, waar ik, zodra ik twee cent had gevonden, naartoe rende en voor een cent een snoepje kon kopen. Al dat soort dingen laat je achter je. En je weet niet waar je naartoe gaat. Maar als je hier naartoe komt, zijn het ook allemaal nieuwe en mooie en spannende dingen. We kwamen in een straat wonen, waar je in één minuut lopen bij de patatzaak was. Als ik terugkijk, ben ik soms een beetje jaloers op de mensen, die niet weg zijn gegaan, die hun basisschool hebben afgemaakt, die naar de middelbare school zijn gegaan. Maar ik heb er andere dingen voor teruggekregen. Andere vrienden hier op de middelbare school.’
Heeft u racisme meegemaakt?
‘Ik heb het wel meegemaakt, maar hoe leg ik het uit. Soms is het heel duidelijk. Dan staat er verboden voor Surinamers. Nou, dat is zo racistisch. In de jaren zeventig waren hele wijken gesloten, Surinamers mochten daar niet wonen. De woningbouw mocht geen woningen geven aan Surinamers. Het stond echt gewoon in de krant. Dat is het toppunt van racisme.’
‘Persoonlijk is er één ding dat me bijgebleven is uit mijn studententijd. Toen zei één van die studenten tegen mij: ‘Ik vind jou zo vreselijk aardig’, voor mij ben jij geen Surinamer. Ik ben boos geworden! Hij zegt: ‘Hoezo word je boos?’. Ik zeg: ‘Hoor je niet wat je zegt? Je zegt eigenlijk dat een Surinamer een vreselijk iemand is, geen aardig iemand, en omdat ik aardig ben, ben ik dus geen Surinamer’. Ik moest het hem echt uitleggen.
Heeft u een levensles voor ons?
‘Blijf tori praten. Vooral ook met je moeder, met je vader, met je grootouders. Vraag aan ze hoe het vroeger was. Wat deden jullie? Bel je oma op, of stuur haar een app en zeg ‘oma, zullen we na het eten tori praten?’. Tori komt van story. Ik heb het gedaan met mijn moeder. Ik denk dat ze tachtig was. Ik heb tegen haar gezegd: ‘Ik wil tori met je praten over toen jij 14 jaar was. Is er iets gebeurd dat indruk op je gemaakt heeft? Iets dat je nooit van je leven meer zult vergeten?’ Toen vertelde ze een verhaal, dat is levensgroot geworden. Ze kwam altijd bij een tante van haar, daar ging ze vaak een weekendje naar toe. En er waren drie jongens, die gingen ook altijd naar hun tante, dat was bij de buurvrouw. Maar ineens kwamen die kinderen niet meer. En in Suriname leer je als kind dat je geen vragen hoort te stellen. Pas later hoorde ze dat de drie jongens en hun vader zijn opgepakt. Want het was tijdens de tweede wereldoorlog en de vader van de jongens was Duits.’
‘Dat verhaal heb ik opgeschreven en toen heeft iemand het gelezen en hij heeft gezegd: ‘Ik ken deze jongens, ik ken dit verhaal. Eén van die jongens leeft nog en woont in de buurt van Amsterdam’. Hij wist ook zijn achternaam. Ik ben in de telefoongids gaan zoeken en vond die achternaam in Uithoorn. Toen heb ik gebeld, een vrouw neemt op en ik vertel het verhaal en ze zegt: ‘Je praat over mijn man!’. Ze roept hem. Ze zegt: ‘Kom snel!’ Mijn moeder is hem gaan opzoeken en ze zien elkaar—zij is tachtig, hij is zevenentachtig—en ze pakken elkaar vast. Wat een emotie! Zie je wat er gebeurt als je gaat tori praten.’
