Salize, Loes en Fabienne van basisschool De Pinksterbloem in Amsterdam-Oost interviewen Debby Petter. Ze vertelt het verhaal van haar Joodse moeder, Helene Egger, die 10 jaar was toen de oorlog begon. Omdat haar ouders gescheiden waren, ging Helene bij haar opa en oma wonen op de Koninginneweg in Amsterdam, in een klein huisje. Haar vader woonde in de Rivierenbuurt, veel Joden woonden destijds in deze buurt, en ontmoette een nieuwe vrouw, met wie hij later een baby’tje kreeg. De moeder van Helene werd heel ziek en overleed aan het begin van de oorlog.
Werd er bij u thuis wel over de oorlog gesproken?
‘Ik heb een keer in de kast, toen ik op zoek was naar Sinterklaascadeautjes, een poëzie-album gevonden van mijn moeder. Daarin stonden gedichtjes en namen van mensen die ik niet kende. Ik dacht, wie zijn deze mensen nou? Ik liep naar de keuken waar mijn moeder aan het aardappelen schillen was en gaf haar het boekje.
Ze schrok want ze dacht: dat is mijn geheim, ik wil niet vertellen over dat boekje. Leg dat nou maar even weg, zei ze, en help me met aardappelschillen. Ik legde het boekje weg, maar dacht wel: wat is er aan de hand? Toen ben ik haar toch gaan vragen wie al die mensen waren.’
En kwam u daarachter?
‘Toen de oorlog uitbrak, moesten haar broers naar een kamp in Duitsland om te werken. De jongste broer hoefde eigenlijk nog niet, maar hij vond het zielig dat zijn oudste broer alleen ging en zei: ik ga mee. Mijn opa en oma wisten al dat er in die kampen waar zij naartoe gingen misschien nare dingen gebeurden, dus ze zeiden alsmaar: doe dat nou niet, blijf bij je zusje Helene. Maar de jongste, Julius, wilde toch met zijn oudste broer mee. Ze hebben allebei een rugzak gepakt en zijn vertrokken. Ze kwamen in een kamp terecht en gingen er aan het werk. Vanuit het kamp stuurden ze briefkaarten. Die heb ik ook veel later gevonden, dus kon ik nog lezen over haar broers.’
Zag ze haar vader nog wel?
‘Mijn moeder zat hier op de Weteringschans op de Joodse school, daar mochten alleen maar Joodse kinderen naar toe. Iedere dag liep ze naar haar vader toe, want haar vader had een baby’tje, en dat vond ze zo leuk. Ze moesten altijd lopen want Joodse mensen mochten niet met het openbaar vervoer. Bij haar vader at ze even een boterham en liep dan weer terug naar school.
Maar eens was er een razzia. Helene moest met haar vader en stiefmoeder mee in een vrachtwagen naar een plek, waar ze allemaal bij elkaar gedreven werden, waar geen eten en drinken was en ook geen wc’s. Dat was een verschrikking natuurlijk. De baby hadden ze snel aan de buren gegeven en die is blijven leven.
Toen ze op deze verzamelplek was, werd haar naam omgeroepen en mocht ze naar buiten. Gauw gaf ze haar vader een kus. Buiten stond haar opa op haar te wachten, die heeft waarschijnlijk heel veel geld betaald om haar vrij te krijgen. En zo is ze met hem meegegaan terug naar huis. Haar vader heeft ze nooit meer gezien, hij is meegenomen naar de kampen.’
Wat gebeurde er met uw moeder?
‘Ze is gaan onderduiken. Ze mocht ook niet meer naar school. Op een keer toen ze toch even buiten mocht spelen, zag ze twee mannen aankomen. Ze hielden haar aan en vroegen wat haar naam was. Van haar opa en oma had ze geleerd dat ze bij aanhouding een andere naam moest zeggen, Tineke Bakker, en dat deed ze ook. Een van de mannen vroeg haar daarop waar ze dan woonde. Van Baerlestraat 80, zei ze. Maar daar woonde ze helemaal niet… Toen dachten die mannen: nou, vooruit dan maar, en fietsten verder. Mijn moeder was zo bang en dacht: ik moet niet wegrennen want dat is verdacht natuurlijk. Ze liep naar de Van Baerlestraat, en moet je raden wat daar zat op nummer 80? De schoenenzaak Bakker. Ze had dus precies het juiste gezegd.
Daarna is ze echt heel ver weg gaan onderduiken, ze heeft op verschillende adressen gewoond. Tegen het einde van de oorlog zat ze bij een boerengezin waar ze het erg fijn had. Toen de oorlog was afgelopen, moest mijn moeder terug naar Amsterdam, naar haar opa en oma. Dat wilde ze helemaal niet, het liefst wilde ze bij deze familie blijven. Haar broers zijn niet teruggekomen uit de kampen. Ze is daar erg verdrietig over geweest.’