‘Het eerste wat ik deed was elke ochtend hardlopen’


Lena, Victoria, Noa, Alyssa en Louiza vertellen het verhaal van Mohammad Babazadeh
IranAmsterdam-Oost

Mohammad Babazadeh was 26 jaar toen hij naar Nederland kwam. Het was te gevaarlijk om in Iran te blijven wonen, vertelt hij aan Lena, Victoria, Noa, Alyssa en Louiza van basisschool de Pinksterbloem in Amsterdam-Oost. ‘Op een ochtend stond er op de muur van ons huis ‘dood aan de communisten’. Ik was geen communist maar wel een activist. Toen ben ik weggegaan, het was niet meer veilig.’

Hoe voelde het om te emigreren?
‘Dat was dubbel. Aan de ene kant ben je zo ver weg van je familie en vrienden en de mensen die je liefhebt, maar aan de andere kant was ik blij want ik heb heel veel gezworven over de wereld in de hoop dat ik ergens kon aankomen. Dus ik was heel blij dat ik in Amsterdam was en kon studeren. Ik heb mijn ouders nooit meer teruggezien want die zijn overleden toen ik hier was. Ik miste mijn neefjes en nichtjes heel erg, die las ik altijd voor.

Toen ik in Nederland aankwam was ik blij want ik kon niet terug naar mijn land, daar was het toen heel gevaarlijk. Het eerste wat ik deed was elke ochtend hardlopen. Dan voelde ik me sterk en vrij. Nederlands leren was moeilijk en leuk; ik wilde het heel graag leren want dan kon ik toelatingsexamen doen voor de theaterschool en gaan studeren. Ik ging elke dag na de Nederlandse les naar huis en dan leerde ik met behulp van een cassetterecorder elke avond honderd nieuwe woorden. Nu is Amsterdam thuis, maar ook Iran en Turkije want ik heb ook nog even in Turkije gewoond.’

Hoe was het voor u toen de culturele revolutie uitbrak?
‘Dat was de reden dat ik wegging. Ik was net klaar met de middelbare school en ik droomde ervan om theater te gaan studeren, ik zat toen ik zo oud was als jullie al bij een theatergroep. Maar toen kwam de culturele revolutie en gingen alle universiteiten dicht. We speelden theater op straat, ook tegen de oorlog, en sommige mensen gooiden stenen naar ons. Dat was de reden dat ik wegging; ik wilde studeren.’

Wat vond u het leukste en het stomste toen u in Nederland kwam?
‘Ik kwam aan in Zoetermeer, vlakbij Den Haag. Ik had een contactpersoon, Cor, die nieuwkomers hielp. Hij had mij gevraagd bij hem thuis langs te komen om het een en ander te bespreken. Ik moest daar om 6 uur zijn. Hij deed open en zat net te eten met zijn vrouw en kinderen. En toen zei hij: ga maar even op de bank zitten, als we klaar zijn met eten, kom ik bij je. Ik was in shock want in mijn land zet je een gast meteen aan tafel en zet je een bord met eten voor zijn neus. Hij was verder heel lief, het was niet kwaad bedoeld. Dat was voor mij het vreemdste eraan. Tegelijkertijd was Cor ook het leukste wat mij overkwam. Hij werkte bij de gemeente, bij de afvalverwerking. Ik was aangenomen op de theaterschool in Amsterdam en moest halsoverkop mijn woning uit. Maar ik had geen idee hoe je dat soort dingen doet. Ik had alles opgeruimd en had aan mijn vrienden gevraagd: kunnen jullie al het afval wegbrengen? Maar zij wisten het ook niet en hadden alles in de tuin gedumpt. Toen ging Cor kijken of het geregeld was en zei: ‘Het ligt allemaal in de tuin. Maar weet je wat, ik haal de afvalwagen van de gemeente.’ En toen was het zo geregeld. Dat vond ik zo tof!’

Vindt u het eten hier lekker?
‘Inmiddels wel, maar in het begin niet. Maar dat was omdat ik het niet kende. Ik was er wel nieuwsgierig naar. Iraans eten is met veel kruiden en groenten en dat was er destijds niet in Nederland. Nu maak ik in de winter stamppot en inmiddels ben ik er dol op. Ik vind Hemaworst en patat met satésaus heel lekker.’

Wat is er veranderd in Iran?
‘Toen ik jong was, was er een sjah. Meisjes en vrouwen gingen zonder hoofddoek de straat op, mijn zussen hadden minirokken aan en moeders hadden lange haren. Toen de revolutie plaatsvond en de geestelijken aan de macht kwamen, vonden ze dat niet goed. Dus alle vrouwen moesten een hoofddoek op en alles moest zwart zijn en je mocht je mening niet meer geven over dingen die je niet leuk vond. Dus het was opeens een heel andere wereld, alsof je in een grote gevangenis zat met z’n allen. Mijn zussen waren ontzettend boos omdat ze dingen niet meer konden doen zoals vroeger. Dit werd steeds erger. Wij waren niet gelovig en links georiënteerd. Alles wat links was en niet gelovig was en tegen het regime was, noemden ze communist. Ik was geen communist maar wel een activist, ik was tegen oorlog en ik vond dat mensen vrij mochten zijn. Op een ochtend stond er op de muur van ons huis ‘dood aan de communisten’. Onze buurjongen was al eerder weggehaald door het regime en geëxecuteerd. Toen dit op onze muur stond, ben ik de volgende dag naar de hoofdstad Teheran gegaan. Daar heb ik drie jaar gewoond. Toen gingen ook nog de universiteiten dicht en besefte ik dat ik geen toekomst had in Iran.

Het is nu niet meer gevaarlijk voor mij om naar Iran te gaan, voor jongere mensen nog wel. Ik zie nu mijn neefjes en nichtjes weer, die hebben nu zelf kinderen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892