‘Wij mochten als enige door met de fiets!’


Rikka en Shahin vertellen het verhaal van Frederika de Boer-Blom
Solebaystraat 30-3Amsterdam-West

Omdat hun klasgenoot Victory ziek is, zijn Rikka en Shahin met z’n tweeën op weg naar Frederika de Boer-Blom. Het is een paar haltes met de bus vanaf de Visserschool naar haar huis. Daar ontvangt ze ons allerhartelijkst en staan er – heel veel – chips en koekjes klaar. Frederika was drie toen de oorlog begon en woonde toen ook in Bos en Lommer.

Kende u Joodse mensen?
‘Wij zijn later in de oorlog naar Oost verhuisd, vlak bij de Transvaalbuurt. Daar woonden heel veel Joodse mensen en die zijn allemaal weggehaald. Eerst werden ze verzameld bij de Polderweg, dat was een heel groot terrein waar later woningen zijn gebouwd. Ik ben daar met mijn vader wel eens langs gelopen. Je zag dan al die mensen staan, ook kinderen. Ze gingen naar vernietigingskampen, waar ze vergast werden. Vreselijk! Als ik denk aan die mensen, dan word ik nog naar.’

Heeft u bombardementen meegemaakt?
‘Mijn grootmoeder woonde met haar zoons in een dorpje aan de Amstel. We gingen daar vaak logeren. Eén keer was er ’s nachts een grote dreun. Iedereen schrok wakker. Er bleek een bom in het weiland te zijn gevallen. Mijn ooms gingen meteen kijken, ik moest thuis blijven. Later ben ik met m’n vader gaan kijken en toen zag ik een groot gat in het weiland.’

Heeft u wel eens een Duitse soldaat gesproken?
‘Wij woonden in Oost vlak bij een spoordijk en daar strandden vaak wagons die vol met eten zaten. Als dat gebeurde, ging de hele buurt – wij ook – de dijk op om te kijken of er iets te bemachtigen was. Er lagen rollen prikkeldraad en mijn broer is daar een keer ingevallen. Z’n hele arm en zijn jas waren kapot. Een Duitse soldaat zei: “Gaan jullie maar met mij mee”. Hij gaf ons een verbanddoos met een rood kruis erop. Er zat verband in en pleisters en jodium en dat mochten we mee naar huis nemen. Mijn moeder heeft daarmee zijn hand verbonden en ze heeft de doos nadat het verband en de pleisters op waren nog jaren gebruikt als schoenenpoetsdoos. Vroeger poetsten we altijd onze schoenen. Mijn vader was daar heel streng in. Elke week, meestal op zaterdag, moesten we om de beurt alle schoenen poetsen.’

Wat was het engste dat u heeft meegemaakt in de oorlog?
‘Ik liep altijd veel met mijn vader. We liepen bijvoorbeeld langs de Amstel naar de familie. Mijn vader had een keer een fiets bemachtigd. Dat was wel riskant, want je kon aangehouden worden en dan kon je fiets worden afgepakt. Een keer stonden er langs de Amstel bij een kerkhof allemaal Duitse soldaten en mensen met fietsen. Ook wij werden aangehouden. Ik was denk ik zeven en begon heel hard te huilen. Mijn vader sprak een beetje Duits en hield een heel verhaal tegen de soldaten. Toen mochten wij als enige door, met de fiets! De rest moest blijven. Ik denk dat ik ook een rol heb gespeeld met dat ik zo aan het huilen was. Toen we weer naar Amsterdam toe moesten, hebben we de fiets achtergelaten en zijn we gaan lopen. Bij Diemen zei mijn vader: “Hier woont een klant van me. We kunnen even langsgaan, misschien krijgen we wat te eten”. Dat deden we en warempel, ik kreeg daar een bord pap!’

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892