‘Plots rende mijn broertje weg en toen dacht ik: dat kan ik ook’


Emira, Filou, Magali en Manouk vertellen het verhaal van Ruurd Kooistra
Amsterdam-Oost

Licht gespannen maar met heel veel zin zitten Emira, Filou, Magali en Manouk klaar aan de ronde tafel. De lange lijst met vragen hebben ze eerlijk verdeeld en er is zorgvuldig nagedacht over de opbouw van de vragen. Ruurd Kooiman komt bij de leerlingen van de Pinksterbloemschool in Amsterdam-Oost zitten. De 87-jarige meneer Kooiman was nog maar een jongen tijdens de oorlog, toch hij herinnert zich nog veel.


Was het veilig om buiten te spelen tijdens de oorlog?
‘Spelletjes hadden we niet, ballen ook niet. We moesten echt onszelf vermaken. Dat deden we wel buiten, bijvoorbeeld in de speeltuin in de buurt. Ook speelde ik met vriendjes bij de dijk, daar konden we met een stukje zeil onder onze kont naar beneden glijden. Toch was het niet altijd even veilig. Toen ik met drie vriendjes daar speelde, kwamen er Duitsers aanrijden. Uit de wagen kwamen drie mannen, die werden daar neergezet en even later door vier Duitsers doodgeschoten. Wij schrokken heel erg maar mochten niet weglopen. Pas toen de Duitsers waren vertrokken, mochten we weg. Een vrouw heeft nog een wit laken over de mannen gelegd.

’s Nachts was het soms ook heel spannend. Alle ramen van de huizen waren dichtgeplakt met zwart papier want er mocht geen licht naar buiten schijnen. Dus het was dan helemaal donker op straat, op de zoeklichten van de Duitsers na. Soms hoorde je dan wel eens geschreeuw op buiten van Joden die werden opgehaald. Naast mij woonde een Joods jongetje, daar speelde ik wel mee. En toen opeens was-ie weg.’

Hoe kwam u eigenlijk aan eten?
‘Ik had altijd een lepel in mijn kontzak zitten. Die had je echt nodig als je gamellen moest leeghalen. Daarmee kon je de restjes voedsel er nog uit krabben. Dan likte je de lepel af, stopte hem terug in je zak. Ik was niet de enige, mijn twee vriendjes hadden dat ook. We kregen ook etensbonnen. Die moest je op een bepaalde datum inleveren, en dan kreeg je een stukje brood, aardappelen of boter ervoor terug. Dat kregen we van de gemeente Amsterdam. Soms aten we uiensoep en of schillensoep. Dat was niet lekker, maar je had wat. Op bepaalde momenten mochten we ook eten halen op een kleuterschool. Dan moest je met een pannetje in de rij.

Oh, en ik heb wel eens stiekem een suikerbiet gepikt. Die sneed mijn moeder in stukken en bakte hem op de kachel in een koekenpan. De suikerbiet werd helemaal hard en bruin. Er was zo weinig te eten dat ook soms de katten werden opgegeten, net zoals konijnen. Onzen buren hadden een kat, maar die was opeens weg. Toen bleek dat-ie de pan in was gegaan.’

Wat deed u nog meer tijdens de Hongerwinter?
‘We deden van alles om warm te blijven. Maar kolen voor de kachel waren er bijna niet meer. Mijn broertje en ik hebben eens een boom omgehakt om de takken te gebruiken voor de kachel. Door die uitstekende takken lukte het niet om in ‘m in één keer de trap op te tillen, dus hadden we hem even tegen het hekje van de speeltuin aangezet. Even later wilden we met een bijl de boom wat kleiner hakken. Dat zag een politieagent. Die zei dat we moesten meekomen. We zijn met de boom op onze schouders meegelopen. Maar plots rende mijn broertje weg en toen dacht ik: dat kan ik ook. Waren we wel onze boom kwijt. Ook uit de tramrails kwamen teerblokjes die de kachel ingingen. Daar hebben wij er ook een paar van uit gesloopt.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892