‘Als het afweergeschut afging, was dat doodeng’


Mees, Jules en Mo vertellen het verhaal van Annie Stokvis
AvenhornstraatAmsterdam-Noord

Mees, Jules en Mo van de Azaleaschool in Amsterdam-Noord moeten even omschakelen. Vlak voor het interview met Annie Stokvis zijn ze nog gefilmd door het Jeugdjournaal over het EK voetbal. Ze komen daarom helemaal in het oranje gekleed aan op de bovenwoning van mevrouw Stokvis. Ze woont er met haar man Frits. Ze is heel aardig en bijna blind. Meneer Stokvis maakt prachtige papierenkunstwerkjes als hobby. Het hele huis hangt er mee vol.

Wat merkte u als kind van de oorlog
‘In de eerste jaren van de oorlog heb ik er weinig van gemerkt, toen gingen we ook gewoon nog naar school. Maar de laatste drie jaar van de oorlog kwamen de Duitsers in mijn school en moesten we naar een andere school. Die was een half uur lopen. We gingen ook niet elke dag, dus ik heb heel slecht onderwijs gehad. Maar gelukkig speelden we veel.

‘Toen ik 5 jaar was, begon de oorlog. Mijn ouders waren erg verdrietig en mijn moeder moest huilen. Rotterdam werd gebombardeerd en dat was verschrikkelijk. In de loop van de oorlog werd het erger. We hadden niet meer genoeg te eten, er waren geen nieuwe kleren en we kregen bonnen om in de winkels eten te kopen, alleen… de winkels waren vaak leeg. Daar schoot je niets mee op. Heel veel honger hebben we gehad, vooral aan het eind van de oorlog.’

Zat u ook in het verzet?
‘Nee, ikzelf niet, maar mijn vader heeft in de oorlog dingen voor het verzet gedaan, voor de BS, de Binnenlandse Strijdkrachten. Mijn vader ging met een handkar vol met wapens over straat. Dat waren wapens voor het verzet. Hij deed net alsof het kleding was. Mijn moeder was altijd bang als mijn vader weg was. Ook kwam mijn vader weleens terug met een handkar vol eten. Meer heb ik er eigenlijk niet van gemerkt.’

Hoorde u ook bommen vallen?
‘Geen bommen, maar het afweergeschut van de Duitsers stond in de buurt van ons huis. Als de sirenes gingen loeien, moest je zorgen dat je binnen was. De Engelsen kwamen overvliegen en als ze gingen schieten, schoten de Duitsers terug. Dan vlogen de granaatscherven door de straat. En als de vliegtuigen weg waren, gingen wij de straat op om scherven te zoeken. Het waren mooie, roodkoperen granaatscherven. Ik heb ze niet meer, ik denk dat mijn grotere broer Kees ze allemaal heeft verzameld. Als het afweergeschut afging, was dat doodeng, daar droomde ik van. Ik ging dan aan het raam staan en zag de Engelsen in hele rijen overvliegen. Urenlang hoorde ik dan het gezoem van de motoren.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892