‘We dachten dat er tuinkabouters woonden’


Ilias, Sara, Kid en Fien vertellen het verhaal van Luc Boyer
JakartaAmsterdam-West

Ilias, Sara, Kid en Fien gaan bij Luc Boyer op bezoek. HIj woont in een verzorgingstehuis speciaal voor mensen die in Indonesie zijn geboren. Hij is in 1935 in Batavia geboren. Dat is de stad die nu Jakarta heet en in Indonesië ligt. De leerlingen van de Admiraal de Ruyterschool vragen hem naar zijn levensverhaal.

Hoe was uw jeugd?
‘Mijn kindertijd was warm, veilig en vertrouwd. Toen ik tien was, speelde ik mee in een toneelstuk in de schouwburg van Batavia. Dat stuk heette Het verkouden prinsesje. Ik was een herdersjongen op blote voeten en ik had een wondermiddeltje gevonden voor de prinses, want die was constant verkouden. Dat wondermiddeltje ging ik brengen, dat nam ze en en ze werd beter. En toen mocht ik met haar trouwen en werd ik de prins. En de prinses werd nooit meer verkouden.’

Bent u meer Nederlands of meer Indonesisch?
‘Mijn vader was een Nederlandse man en mijn moeder een Soendanese vrouw, Soendanees is een vaste bewoonster van dat land. Ik ben een tussenras, een Indo, maar ik kreeg daar een Nederlandse opvoeding en scholing. Omdat mijn vader Nederlandse was, werd hij tijdens de Tweede Wereldoorlog gevangengenomen. Hij moest onder dwang vliegvelden aanleggen op verschillende eilanden. Na de oorlog konden wij daar niet blijven, omdat wij tot de Nederlanders behoren en daarom ongewenste vreemdelingen waren. Indonesië wilde vanaf dat moment onafhankelijk worden van Nederland, dus wij moesten het land uit.’

Hoe was de reis hiernaar toe?
‘Onvergetelijk! We kwamen met een oceaanschip, genaamd Sebanyak. Dat was ook de naam van een berg in Indonesië. De reis duurde een maand. We deden dek-tennis, dat is net zoiets als badminton, maar met een rubberring en die gooi je dan over het net. We hingen samen met de andere kinderen geregeld op het dek en we bedelden bij de hofmeesters om snoep. In Rotterdam werden wij hartelijk ontvangen. In grote loodsen lag een een hoop warme kleding om uit te zoeken. Die hadden mensen ingezameld voor de arme indo’s. Daarna gingen we met een touringbus naar Friesland. Dat was wel spannend, want we kenden de omgeving niet. We keken onze ogen uit! Zulke kleine huisjes met tuintjes! We zaten hoog in de bus en we keken neer op de huizen aan de kant van de weg. We zagen de tuinen vol staan met tuinkabouters. Dat waren wij niet gewend, Er wonen hier kabouters, dachten we. In Friesland kwamen we in een contractpension, een hotel voor mensen uit Indonesië, genaamd De Gouden Klok. De Friezen en Groningers waren erg aardig.’

Hoe was het voor uw ouders om hier te komen?
‘Mijn vader kreeg hier gelukkig een baan aangeboden, waardoor we inkomsten hadden. In een Indonesië had hij bij een rietsuikerfabriek gewerkt en hier kon hij bij een suikerbietfabriek terecht. Hij zei: “Ik kan en wil niet terug naar Indonesië. Ik heb al mijn schepen achter mij verbrand. De toekomst is aan ons kinderen.”  We zijn goed terechtgekomen. Ik ben mimespeler en acteur geworden. In Parijs heb ik daar twee jaar voor gestudeerd. Sommige voorstellingen waarin ik heb gespeeld ben ik erg trots op, bijvoorbeeld in een stuk in het Van Gogh museum.’

Bent u nog wel eens teruggegaan?
‘Ik heb nooit de behoefte gehad, maar het verlangen naar de landschappen is wel gebleven. En die landschappen teruggevonden in Portugal en op Kreta. Ik heb gelukkig veel gereisd, en toen kon ik allemaal landschappen verzamelen die leken op de landschappen van mijn jeugd. Mijn oudste zus is nog wel eens teruggeweest, die werd daar veel ten huwelijk gevraagd. Als je uit het Westen komt, straal je daar rijkdom uit en willen mensen met je trouwen.
Ik wil jullie op het hart drukken: blijf leren, blijf spelen en volg je hart.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892