‘Ik wilde niet meer naar familie in Duitsland’


Kiki, Stella, Arthur, Zeno vertellen het verhaal van Fran Braspenning
Amsterdam NoordAmsterdam-Noord

Fran Braspenning woont in Zunderdorp en voor Kiki, Stella, Arthur en Zeno van de Weidevogel in Ransdorp is het even zoeken naar zijn huis. Totdat ze opeens een groot erf tegenkomen, en daar komt hij ze al tegemoet lopen.
Aan de keukentafel gaan de kinderen ervoor zitten. Meneer Braspenning heeft allemaal herinneringen opgeschreven en begint te vertellen. De kinderen hangen aan zijn lippen.

Uw moeder was Duits, hoe was dat voor haar in de oorlog?
‘Mijn moeder was een Duitse en zij was een hele sociale vrouw. Ze stond goed bekend in de buurt. Toen de oorlog begonnen was, wilden de Duitsers dat wij naar een Duitse school gingen. Maar dat heeft mijn moeder tegengehouden. Zij vond dat we Nederlands waren en dat heeft ze volgehouden. Omdat ze een goede naam had in de buurt, hebben we geen nare dingen meegemaakt.
Na de oorlog wilde ik een hele tijd niet naar de familie van mijn moeder die in Duitsland woonde. Die hebben de oorlog heel anders ervaren en ik wilde daar eerst niets van weten. Later realiseerde ik mij dat ook zij het moeilijk hebben gehad en toen ben ik wel weer meegegaan met mijn moeder als ze hen ging bezoeken.’

Hoe was de oorlog voor uw vader?
‘Mijn vader heeft van alles gedaan om zo goed mogelijk voor ons te zorgen. Op een gegeven moment moest hij naar Duitsland om te werken voor de Duitsers. Anderhalf jaar is hij weggebleven. Dat was een moeilijke tijd. Er was geen manier om contact te hebben, geen telefoon, helemaal niets. Ik miste hem. Op een dag zag ik een man in een veld zitten en dacht dat het mijn vader was. Nee, ik wist het zeker! Bleek het hem toch niet te zijn… In de tijd dat hij weg was, konden wij zijn bonnenkaarten gebruiken. We hebben daar steeds sigaretten mee gehaald. Die verstopten we in een kast, voor als hij weer thuis zou zijn. Toen hij thuiskwam, was hij sterk vermagerd. Hij liet ons een tas zien vol sigarettenpeuken. Van die peuken had hij in Duitsland weer nieuwe sigaretten gemaakt. Dolblij was hij toen we hem de kast vol sigaretten lieten zien.’

Bent u de hele tijd in Amsterdam gebleven?
‘Op een gegeven moment werd ik samen met andere kinderen op de trein gezet naar Drenthe. In Assen stapten we uit en werden we naar een dorp gebracht. Daar werden we één voor één toegewezen aan een gezin. We gingen daar een paar maanden wonen om aan te sterken. We waren als stadse jongetjes door de oorlog sterk vermagerd. Ik had in het begin erg veel heimwee had en ben een keer weggelopen. Ze hebben me weer gevonden en al snel vond ik het er best leuk. Het buitenleven deed me goed. Iedere dag mocht ik het paard in de wei zetten. Ik had een vriendje daar wiens ouders een bakkerij hadden. Toen ben ik wel eens met paard en wagen het brood gaan langsbrengen. In totaal ben ik er 3-4 maanden gebleven. Wij, jongens uit Amsterdam, stonden wel bekend als bijdehand. Op alles hadden we een antwoord. Later ben ik nog eens terug geweest en ze herkenden me nog steeds. Het was niet mijn keuze om daarheen te gaan, maar achteraf ben ik wel blij dat ik een tijdje in Drenthe ben geweest. Ik heb er een goede tijd gehad.’

         

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892