‘Vanaf het dak van de Ridderzaal gooiden we steentjes naar een Hollandse politieagent.’


Ahmet (12), Christine (12) en Gijs (11) vertellen het verhaal van Koos van Belle was 11 jaar toen de oorlog begon
Papestraat 14 

Koos van Belle groeit op in de Haagse binnenstad, boven de meubelzaak van zijn vader. Twee van zijn oudere broers worden tewerkgesteld in Duitsland en Luxemburg. Bang is Koos tijdens de oorlog niet. ‘Bang, bang, wat is bang? Je groeit erín, in de oorlog’.

Hoe dacht u over de Duitsers tijdens de oorlog?
In het begin was ik nog onder de indruk van de macht van het Duitse leger, met hun uniformen. Maar dat veranderde snel, toen we in onze bewegingsvrijheid werden beknot.
Ik woonde vlakbij het Binnenhof, waar de Duitsers de dienst uitmaakten. Ik was natuurlijk een jong ventje, dus samen met een nog brutaler vriendje heb ik enorme kattenkwaad uitgehaald. We gingen stiekem het Binnenhof binnen, langs al die indrukwekkende kamers. Plots kwam een Duitse officier zijn kantoor binnen, waar wij zaten! We hebben ons een kwartier lang verstopt en stil moeten houden. Dat was ongelooflijk spannend. Daarna hebben we vanaf het dak van de Ridderzaal kleine kiezelsteentjes naar beneden gegooid naar een Hollandse politieagent. Gelukkig zijn we niet gesnapt.
Eén van de winkeliers in onze straat was een Duitser, die al in de jaren ’20 naar Nederland was gekomen. Wij spraken met de hele straat af, dat hij een goede Duitser was. We zouden hem met rust laten. Maar een andere Duitser uit onze straat, een vioolbouwer met lange haren, kwam direct aan het begin van de bezetting plots met kortgeknipt haar, een pet op en een geel hemd de straat inlopen. Bleek dat hij zich had aangesloten bij de de SA (red. Sturmabteilung, een paramilitaire knokploeg die Adolf Hitler door intimidatie aan de macht hielp) . Zijn zoon werd lid van de Hitlerjugend. Op D-Day zijn ze de stad uitgevlucht, ik heb ze nooit meer gezien.

Hoe was de hongerwinter voor u?
Echte honger heb ik niet geleden, alleen gebrek. Op straat zag ik wel mensen in elkaar zakken door de honger. Wij hadden gelukkig ook boerenfamilie waar we wat eten van kregen. We aten ook pulppannenkoeken en regeringsbrood. Dat was zo vies, nu zou je zeggen, zelfs de varkens lusten het niet. Mijn vader heeft eens voor 1000 gulden 50 kilo tarwe gekocht. Dat zaten we dan met zijn allen te vermalen. Er was ook geen brandstof in de hongerwinter, maar we gebruikten het hout uit mijn vaders meubelzaak voor in de kachel.

Wat weet u nog van de bevrijding?
Op de hoek van het Spui stond een grote meubelzaak. Daar zaten we met z’n allen te wachten tot de Canadezen binnenreden. Maar wat reed daar voor een gek wagentje? Het was een jeep, zoiets had ik nog nooit gezien! Een week lang hebben we straatfeesten gehad. Al het voedsel dat men bij elkaar had gesprokkeld en had bewaard, werd nu gedeeld. Ook kregen we van de geallieerden chocola en sigaretten. Eindelijk mocht ik ook weer naar de boulevard toe. Het strand kon je niet op, er lag nog veel prikkeldraad. Maar ik zag de zee weer! Er stond een Engelse soldaat, met op zijn mouw genaaid ‘Jewish Brigade’. Dat was natuurlijk heel bijzonder. Ik heb even met hem gepraat. Ik weet niet meer wat ik zei, maar ik wilde vooral laten horen dat ik op school Engels had geleerd.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892