‘Moeder stond in de deuropening te bidden’


Sarah, Maria, Rik en Abe vertellen het verhaal van Mevrouw Jettie Schouten, 7 jaar toen de oorlog begon
Frederik Hendrikstraat 110Staatsliedenbuurt

Wij zijn Sarah, Maria, Rik en Abe, 11 jaar oud. We interviewden mevrouw Schouten. Ze was zeven jaar oud toen de oorlog begon. Ze had vijf broers en twee heel wijze ouders. Ze vertrokken uit Amsterdam voordat de Hongerwinter begon en konden veel mensen helpen. 

Zagen uw ouders de Hongerwinter aankomen? 
"Mijn vader zag al aan het begin van de oorlog dat het mis zou gaan in Amsterdam. In 1941 ontplofte een blindganger op de Bilderdijkkade, hier twee straten verderop. Onze bedden vlogen van de luchtdruk een stukje de lucht in. Toen zijn er ook nog bommen gevallen op de Blauwburgwal en er is een vliegtuig neergestort op het Carlton hotel. Dat was verschrikkelijk want onze schuilkelder was in het Bilderdijkpark, veel te ver weg om op tijd te kunnen schuilen. De mensen waren zo ontzettend bang. Ze holden in en uit de huizen van angst. De kinderen gilden. En wat deed mijn moeder? Ze ging rustig in de deuropening staan met de kinderen en begon te bidden. De mensen uit de straat die niet geloofden kwamen ook met gevouwen handen bij ons staan. 
In 1943 werd het m’n vader te heet onder de voeten. Toen hebben mijn ouders van hun spaargeld een oud boerenhuis gekocht in Spierdijk, vlak onder Hoorn. We verhuisden er heen.” 

Hoe vond u het daar? 
"Ik miste Amsterdam wel. De dorpskinderen gedroegen zich heel anders en moesten niets van ons hebben. Toen het voedseltekort in de stad steeds erger werd, kwamen de Amsterdammers naar ons toe. Eerst op fietsen, later met handkarren. Het was acht uur lopen naar Spierdijk! Die mensen vielen voor de deur om van de honger. Mijn moeder kon dat niet aanzien en riep de mensen binnen. Ze had een grote pan met pap op het vuur staan en stapels boterhammen. Dan zeiden die mensen: ‘Mevrouw, wees blij dat u hier woont. U weet niet half hoe slecht we het hebben.’ 
Mijn opa woonde nog in de stad en had ook vreselijke honger. Mijn vader is hem op de fiets gaan halen. Opa sloeg zijn armen om de middel van mijn vader en zo zijn ze samen naar Spierdijk gefietst. Drie keer stopten ze om te rusten. Opa zei dan: ‘Simon, zijn we er nu al?’ Wij stonden allemaal voor de deur te wachten en toen kwam mijn vader op de fiets, slingerend van vermoeidheid, met opa achterop. Opa heeft nog achttien jaar bij ons gewoond, tot zijn 96e. 

Bent u na de oorlog in Spierdijk gebleven? 
"Nee, we zijn met het eerste schip over het IJsselmeer teruggegaan naar Amsterdam. Er was daar een blijdschap die van de hemel is. De mensen groetten elkaar op straat. Ongelooflijke feesten werden georganiseerd in de Hugo de Groot- en de Frederik Hendrikstraat. Er werd ‘s avonds gedanst hier op het Hugo de Grootplein. De Amerikanen leerden ons de Hokey Pokey. En dan had je nog de Schotten met die leuke geruite baretten. Het was gezellig, er werd gelachen…. Dat was echt feest!”

Mevrouw Schouten
Tijdens het interview

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892