‘Tien jaar geleden vond ik mijn geschiedenis’


Gorin, Guus, Aurora en Cielle vertellen het verhaal van Betty Mock
President BrandstraatAmsterdam-Oost

Tien minuten lopen van school wacht Betty Mock-Rijxman op het Albert Wittenbergplein op Aurora, Cielle, Gorin en Guus. De leerlingen van basisschool De Pinksterbloem gaan haar speciaal daar interviewen. De Joodse Betty werd in de oorlog in deze buurt opgevangen toen haar ouders, Louis en Schoontje Sarlui, zich moesten melden. Het gezin Wittenberg ontfermde zich liefdevol over de baby. De bijna tachtigjarige eerde kort geleden haar in de oorlog gesneuvelde pleegvader met een plein dat zijn naam en portret nu draagt.

Hoe ging het tijdens de oorlog met u?
‘Eigenlijk heel goed. Toen ik zes weken oud was ben ik bij de beste vriendin van mijn moeder ondergedoken. Ik heb een Joodse achtergrond; twee Joodse ouders en vier Joodse grootouders. Mijn vader was al opgepakt, toen mijn moeder een oproep kreeg om naar de Hollandsche Schouwburg te komen. Toen heeft de familie Wittenberg gezegd dat ik bij hen kon komen. Ik weet van dat moment natuurlijk niets meer en ik heb ook geen herinnering aan mijn biologische ouders. Ik heb het heel fijn gehad op mijn onderduikadres. Ik had daar een vader en een moeder, een zus en een broer. Ik was ook in hun trouwboekje bijgeschreven. Ze deden net of ik hun derde kind was. Met mijn zus en broer heb ik hier in de speeltuin geschommeld. Op wat sinds twee jaar het Albert Wittenbergplein heet.’

Hoe is het na haar vertrek met uw moeder gegaan?
‘Ze is vanaf de Hollandsche Schouwburg op de trein naar Westerbork gezet. Dat weet ik omdat ze toen bijhielden welke mensen met de trein aankwamen in Westerbork. Mijn moeder had Janna Wittenberg verteld dat ze moest gaan werken in een kamp. Janna geloofde daar niets van en vroeg daarom mij bij haar te laten. Uiteindelijk zijn mijn ouders allebei vergast in Auschwitz.’

Wat gebeurde er na de oorlog?
‘Ik ben toen nog een half jaar bij Janna gebleven. Albert, mijn onderduikvader en verzetsstrijder, was in Duitsland vermoord. Iedere week ging ik op bezoek bij mijn oom en tante. Mijn oom was teruggekomen uit Auschwitz. Hij had met zijn vrouw om de hoek van het huis van Janna een groentewinkel, die daarvoor van mijn grootouders was geweest. Janna wilde dat ik mijn biologische familie leerde kennen en daarom ging ik er elke woensdag langs. Ik vond het helemaal niet leuk daar. Op een dag kwam Janna mij ophalen, maar toen was ik weg. Mijn oom en tante hadden contact opgenomen met Joodse mensen uit Laren. Ze hadden met hen een overeenkomst afgesloten. Ik denk dat ze wilden dat ik een Joodse opvoeding zou krijgen. En waarschijnlijk kregen ze geld voor mij. Vanaf toen woonde ik ineens in Laren. Janna wilde mij bij haar gezin houden en was heel erg verdrietig dat ze mij kwijt was. Ik kan me herinneren dat ik in een donkere auto ben opgehaald en dat er een oude mevrouw in de auto zat te snikken. Ze hebben meteen tegen mij gezegd dat ik papa en mama moest zeggen. “Maar we zijn niet je echte ouders, want die zijn in Auschwitz vermoord.” Ook zeiden ze tegen mij dat ik ondergedoken had gezeten in Amsterdam en dat ik uit een weeshuis in Laren kwam. Dat laatste was gelogen, ik heb nooit in een weeshuis gezeten.’

Had u door dat het niet klopte?
’Nee, ik was toen nog zo klein. Ik was pas tweeënhalf en dacht dat het heel gewoon was om ineens een andere vader en een moeder te hebben. Ik heb Janna nooit meer gezien. Ik ben in 1966 getrouwd met een Joodse man. Zijn familie heeft ook ondergedoken gezeten in de oorlog en ging na de oorlog nog vaak op bezoek bij de mensen waar ze tijdens de oorlog zaten. Ik durfde niet te vertellen dat ik ook ondergedoken had gezeten. En ik vond het raar dat ik nooit met mijn adoptieouders langs mijn onderduikadres was geweest. Er werd gewoon niet gepraat over het verleden, dat deden de mensen toen niet. Waarschijnlijk wilden ze er ook niet over praten, omdat mijn adoptie illegaal is gegaan. Ik nam me voor het te gaan uitzoeken als mijn adoptieouders en oom en tante overleden waren. Dat was tien jaar geleden. Toen pas heb ik mijn geschiedenis gevonden. Ik heb mijn onderduikzusje nog gezien. Ze was toen 76. Toen ik binnenkwam herkende ze mij meteen. Ze had het trouwboekje van haar ouders en daar stond mijn naam. Ze heeft mij het hele verhaal verteld. En zo ik ben ik erachter gekomen dat ik bij de familie Wittenberg ondergedoken heb gezeten. De kleinzoon van Janna, Willem, leeft ook nog en van hem heb ik ook veel gehoord over mijn geschiedenis.’

Heeft het verleden effect op uw leven?
‘Ja en nee. Ik ben er wel heel erg mee bezig, maar ik heb geen trauma. Mijn verhaal vertel ik op scholen en er is een documentaire over mij gemaakt. Ook over mijn onderduikvader is een serie gemaakt. Maar de oorlog is niet voorbij als de oorlog voorbij is.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892