‘Mijn opa werd de schrik van Tongelre genoemd’


Oscar, Jochem, Quinn, Luigiano vertellen het verhaal van Piet van Summeren
Locomotiefstraat

Alhoewel Piet van Summeren nog erg jong was in de oorlog, weet hij Oscar, Jochem, Quinn en Luigiano van basisschool ‘t Karregat in Eindhoven te boeien met zijn verhalen. Hij is geïnteresseerd in de kinderen en stelt hen ook vragen terug. Zij stellen daardoor vragen die ze van tevoren niet hadden opgeschreven. Meneer Van Summeren vertelt dat hij in militaire dienst is geweest en vindt de sociale dienstplicht best een optie voor jongeren. ‘Wat vinden jullie?’, vraagt hij de kinderen.

 

Wat zijn uw verzetsverhalen?
‘Ik ben in de Locomotiefstraat geboren in het begin van de oorlog. Mijn vader en mijn grootvader zaten beiden in het verzet en verborgen Joodse mensen. Twee Joodse vrouwen woonden bij ons op zolder. De Duitsers wilden de Joden uitroeien op een verschrikkelijke manier. Op een gegeven moment ging er een gerucht rond in de buurt dat er bij ons Joodse mensen in huis verborgen waren. Je kon je buren niet vertrouwen in die tijd en op de hoek woonde een NSB’er. Als je betrapt werd was je zwaar de sigaar. De Joodse vrouwen werden toen verplaatst naar de familie Van Rees verder op in de straat. Ze zijn daar opgepakt en vergast. Verschrikkelijk.’

Uw vader rookte, hoe kon hij aan tabak komen?
‘Mijn vader was een kettingroker tot aan zijn dood toe. Hij stak de ene naar de andere sigaret op. Je kon in de oorlog moeilijk aan tabak komen. Op een dag was het hem toch gelukt. Hij was dolgelukkig met een hele volle zak en had deze in de kast gelegd. Mijn oudste broer hield van winkeltje spelen. Hij vond de zak en ging langs de deuren in de straat om de tabak uit te delen. Mijn vader is ongelofelijk boos geweest, hij kon geen sigaretjes meer rollen en roken.’

Vertel eens over uw opa?
‘Mijn grootvader was de laatste veldwachter van Tongelre en woonde schuin tegenover ons. In 1920 is pas de stad Eindhoven ontstaan. Tongelre had daarvoor een eigen burgemeester en veldwachter, wat je nu een politieagent noemt. Hij werd ‘de schrik van Tongelre’ genoemd, omdat hij niet zo sympathiek was. Stelletjes die in de bosjes aan het vrijen waren moesten goed oppassen, want daar was hij fel op tegen. Er zijn wat boeken over Tongelre geschreven, waarin foto’s van hem staan met grote snor. Mijn opa zat ook in het verzet. Hij en mijn oma verborgen een Joodse moeder en zoon. Zij hebben de oorlog gelukkig overleefd en we hebben nog jarenlang contact gehad met deze mensen. Ik zat als klein kindje bij hen op schoot.’

Hoe kwamen jullie aan kolen?
‘Er was vroeger geen centrale verwarming zoals jullie dat nu kennen. We hadden een kolenkachel die op hout en kolen brandde. De kolen werden gebracht door de kolenboer in een jutezak. Met de kolenkit, een soort emmer, bracht je de kolen naar de kachel. Tussen onze straat en het spoor stonden geen huizen. De treinen reden heel langzaam omdat ze bijna bij het station waren. Mensen klommen op de nog rijdende wagons, met gevaar voor eigen leven, om kolen te jatten. Als je gesnapt werd was je de gloeiende sigaar.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892