‘Dan liep je je leven te wagen voor drie krantjes, krankzinnig!’


Sabrina, Ezi, Sami vertellen het verhaal van Maurice Ferares
Smitstraat, later Afrikanerplein 9Amsterdam-Oost

Wij zijn Sabrina, Ezi en Sami en we interviewden Maurice Ferares, die studeert voor violist als de oorlog uitbreekt. Vanaf dat moment is het conservatorium verboden voor joden. Hij duikt onder op verschillende plekken in de Transvaalbuurt en is heel actief in het kunstenaarsverzet. Zo maakt hij brandbommen, drukt en verspreidt hij illegale krantjes en steelt hij voedselbonnen voor onderduikers.

Waar woonde u in de oorlog?
‘Ik woonde op het Afrikanerplein. Vanaf daar moest ik illegale krantjes naar de Rijnstraat brengen, dus daarvoor moest ik, over de Berlagebrug, de Amstel oversteken. In de Amstel lagen allemaal zolderschuiten. Daar waren spullen van joden opgeslagen, die waren gestolen door de Duitsers. Die spullen werden goed bewaakt. Soldaten in burger zaten verdekt opgesteld in portiekjes. Daar moest ik langs. Ik zag er niet bepaald christelijk en Arisch uit natuurlijk, maar ik had een vriendin die haar haar had geblondeerd. Samen liepen we dan arm in arm over die brug. Dan liep je je leven te wagen voor drie krantjes, krankzinnig! Maar ja, hoe brutaler je was in de oorlog, hoe minder kans je had gepakt te worden. Als je heel voorzichtig deed en angstig om je heen keek, dan viel je veel meer op.’

Was u wel eens bang?
‘Er waren iedere dag huiszoekingen in de Transvaalbuurt. Ik was nooit bang op het moment zelf, maar daarna had ik altijd drie dagen hoofdpijn. Zodra de Duitsers kwamen, snelde ik naar boven naar een tussenruimte boven het plafond. Daar lag een matras en daar ging ik op liggen; de Duitsers liepen dan letterlijk onder me door. Ik heb hier een gedicht over geschreven, dat begint met:

Ik hoor hun laarzen
stampen op de trap
niet in een droom
maar heel dichtbij

vroeg in de avond
nog geen half acht

een zwart, een groen
karabijn op hun rug
ze zijn op jacht’

Heeft u ook een mooie herinneringen aan de oorlog?
‘Op een dag kwam een vriend bij me op bezoek met een klein, rood katje dat hij had gevonden in een vuilnisbak op straat. Roodje heeft vanaf toen altijd onder mijn oksel gezeten. Op een keer is hij naar beneden gedonderd omdat hij een vogeltje wou pakken. Toen was hij verlamd. Ik wist dat er een manier was om het te verhelpen: met lecitine, dat zit in de hersenen van vissen. Maar hoe kwam je aan vis in de oorlog? Iemand heeft toen voor mij kleine visjes gevonden op de Dappermarkt. Ik heb ze gerookt, hun kopjes opengemaakt en dat aan de kat gegeven. Toen kon hij weer lopen. Het was wel gevaarlijk, want hij was zo verzot op mij dat hij begon te mauwen als ik boven in het plafond zat. Zo kon hij me natuurlijk verraden. Als de Duitsers kwamen werd Roodje daarom altijd opgesloten in de keuken.’

foto’s: Marieke Baljé

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892