‘In ieder ruim van het schip zaten wel honderd kinderen’


Just, Mats, Tammes en Luka vertellen het verhaal van Tonny Biesterveld
TransvaalbuurtAmsterdam-OostTransvaalbuurt

Just, Mats, Tammes en Luka kijken uit naar het interview met Tonny Biesterveld. De leerlingen van de Pinksterbloemschool in Amsterdam-Oost hebben hun vragen goed voorbereid. Na afloop van het gesprek zijn ze onder de indruk van haar verhalen over de oorlog.

U woonde in een buurt met veel Joodse mensen, waren dat ook uw vrienden?
‘Ik woonde in Amsterdam-Oost, in de Transvaalbuurt en ik had ook Joodse vriendinnetjes. Het ene vriendinnetje heette Greetje Zwart. Ze was net zo oud als dat ik was, 8 jaar. Van de ene op de andere dag was Greetje weg. Opgehaald door de Duitsers.

Ik had nog een Joods vriendinnetje, Rebecca Roodveld. Na de oorlog had ik gehoord dat Rebecca wel de oorlog had overleefd. En dat wilde ik natuurlijk heel graag geloven. Maar sinds deze zomer weet ik dat dit niet zo is. Want ik was bij het Namenmonument en tot mijn grote schrik zag ik haar naam daar staan. Dus nu weet ik dat ze alle twee zijn omgekomen. Greetje en Rebecca waren mijn vriendinnetjes waar ik veel mee speelde. En het gekke is dat het vriendinnetje van wie ik wist dat ze niet is teruggekomen, dat was Greetje en zij is gewoon vermoord, zat heel veel in mijn hoofd. Maar het andere vriendinnetje, Rebecca, aan haar dacht ik veel minder. Omdat ik dacht: die mag leven, die mag groter groeien, die is er nog. Nu weet ik dat dit niet zo is. En als ik daaraan denk, dan komen de tranen weer in mijn ogen.’

Wat aten jullie in de oorlog?
‘In het begin was er nog wel wat te eten, maar dat werd steeds moeilijker. Maar mijn moeder deed erg haar best om er toch iets van te maken. Ik kan me nog een grappig verhaal herinneren. Op zondag maakte mijn moeder pannenkoekjes van suikerbieten. Die bakte ze al op zaterdag en als het klaar was zette ze de pannenkoekjes op een hoge keukenplank zodat niemand erbij kon. Maar de volgende dag zagen we dat er een paar pannenkoekjes wegwaren. Maar ja: wie had dat gedaan? Mijn zus en mijn andere broer kregen de schuld want die waren lang en zij konden bij de hoge keukenplank. Maar een paar weken later, toen mijn moeder weer pannenkoekjes had gebakken en op een hoge plank had gezet, hoorde ik op zondagochtend opeens gerinkel uit de keuken komen. En daarna riep mijn jongere broertje: ‘Ik heb het niet gedaan, ik heb het niet gedaan!’ Wat bleek: mijn vader had een val gemaakt voor de dief. Hij had een koortje met allemaal lepeltjes tussen de deur gespannen en daar was de pannenkoekjesdief tegenaan gelopen…’

Hoe oud was u toen u met uw broertjes op de boot ging?
‘Dat was in 1944, ik was net 9 jaar geworden. Er was grote hongersnood. Volwassenen maar ook kinderen kwamen om van de honger. Toen heeft een kerkelijke stichting geregeld dat kinderen naar het platteland konden gaan, waar nog wel te eten was. Wij waren er heel slecht aan toe. Dus onze ouders hebben ons toen ook aangemeld bij die stichting. Mijn drie broertjes en ik gingen naar een hele grote boot, die lag aan de De Ruijterkade ergens bij het CS. Het was een hele grote rijnaak met drie grote ruimen. In ieder ruim zaten wel honderd kinderen. Wij zaten in het middelste ruim. Op de grond lag stro waar we op sliepen en er stonden emmers in de hoek waar we onze behoeftes op moesten doen. De kinderen huilden veel. We hebben drie dagen op de boot gezeten. Een keer zijn we van boord geweest. We gingen toen naar een soort schoolgebouw en daar kregen we een warme maaltijd. Het was een soort hutspot en in mijn gedachte was het een hele lekkere maaltijd! Omdat je al heel lang geen normaal eten hebt gehad, alleen tulpenbollen en suikerbieten. Wat ik me ook nog kan herinneren is dat er tijdens de reis op de boot is geschoten, maar gelukkig is niemand geraakt. En wat heel triest was is dat er onderweg tijdens de reis ook kinderen zijn gestorven. Zij waren er zo slecht aan toe dat ze de reis niet aankonden.’

Hoe was uw aankomst na de reis en waar ging u naar toe?
‘Na drie dagen gingen we bij Assen van boord. Daar werden we naar een soort hotel gebracht. Alle kinderen stonden in een grote zaal, en voorin zaten, achter een paar tafeltjes, een paar vrouwen en mannen. En als zij je naam opnoemden liep je naar voren en dan moest je met een wildvreemde meneer of mevrouw mee, naar je nieuwe adres. Mijn broertjes werden alle drie tegelijk naar voren geroepen en zij gingen naar Groningen, maar ieder in een ander gezin.

Ik werd daarna met nog een ander meisje naar voren geroepen en wij werden op een kar gezet met een paard ervoor. En wij gingen met een meneer mee naar Peizermade, een dorpje in Drenthe. Ik kwam bij een jong stel zonder kinderen. Ik ging daar ook naar school. En daar ben ik gebleven tot na de Bevrijding. We werden bevrijd door de Canadezen en bij ons waren er ook Poolse soldaten die ons bevrijd hebben. Ik kan het me nog goed herinneren. Zij kwamen binnen rijden in ons dorp op de tanks en jeeps en ze gooiden kauwgom en chocolade en sigaretten naar de mensen. En ik kreeg de chocolade!’

Uw moeder kwam u ophalen. Hoe was uw reis terug naar Amsterdam?
‘Mijn tasje werd gepakt en samen met ons gezin gingen we op weg naar Lemmer, eerst nog met een klein trammetje en tussen Joure en Lemmer moesten we lopen. In Lemmer hebben we overnacht in een soort loods met stro op de grond en met heel veel andere mensen. Wat ik me kan herinneren is dat er mensen gingen roken en dat mijn moeder samen met een paar anderen heel boos is geworden. Want roken in een ruimte met stro en veel mensen dicht op elkaar is heel gevaarlijk. Gelukkig luisterden de mensen en het is goed afgelopen. De volgende morgen zijn we naar de haven van Lemmer gegaan en mijn moeder had voor ons kaartjes geregeld voor de boot. De reis duurde een hele dag. Dat is nu wel anders maar toen ging alles veel langzamer. Ik kan me herinneren dat het een zonnige dag was en ik zag mensen die heel zeeziek waren van de bootreis. Maar ik was heel blij en rende en speelde met mijn broertje op het dek van het schip.

Ze vragen wel eens aan me: was je niet boos dat je ouders je wegdeden. Maar ik was niet boos, want ze deden het om me te redden. En die tegenstelling met mijn Joodse vriendinnetjes is wel heel groot. Ik ging de stad uit om gered te worden, zij gingen de stad uit om vermoord te worden.’

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892