Ik weet nog dat ik na de oorlog mijn eerste banaan at


Maria, Daniel en Egon vertellen het verhaal van Tom en Els Gubbels
Witte de Withstraat AmsterdamDe Baarsjes

Els Gubbels is geboren in de oorlog tegenover het Anne Frankhuis en heeft in de hongerwinter in de Witte de Withstraat gewoond. Tom Gubbels was anderhalf jaar toen de oorlog uitbrak en woonde aan de rand van de stad. Maria, Daniel en Egon van de Meidoorn spreken hen op een koude vrijdagmorgen in februari. Geboeid luisteren ze naar de verhalen.

Wat kunt u, Els, zich nog herinneren van de oorlog?
‘Ik ben in de oorlog geboren, dus ik heb zelf weinig herinneringen. Ik hoorde later dat mijn vader onze radio had verstopt in een luik. Alle radio’s waren streng verboden. Hij had in de kast in de kamer de vloer open gemaakt en daar een gat in gezaagd en af en toe luisterden ze stiekem naar Radio Oranje. Maar boven mijn ouders woonden NSB’ers en als ze de radio hoorden dan klopten ze op de deur: “Een beetje zachter, we horen de radio!” Dus ze waren op de hand van de Duitsers maar ze hebben mijn vader niet verraden.’

Heeft uw familie de oorlog overleefd?
Tom: ‘Mijn vader is in de oorlog in 1943 in het ziekenhuis overleden aan TBC, een longziekte. Mijn moeder bleef alleen achter met mij en mijn twee zusjes en had bijna geen geld. We kregen kleren van het Armenfonds.’
Els: ‘Ik woonde met mijn ouders en zusje op de Prinsengracht recht tegenover het Anne Frankhuis. Dat verhaal hoorden we natuurlijk pas na de oorlog. Alle jongemannen moesten als soldaat vechten en mijn oom werd ook opgeroepen naar Duitsland gegaan, die heeft de hele oorlog daar gewerkt op een kantoor in Berlijn. Hij is pas twee jaar na de oorlog terug gekomen vanuit Duitsland, 27 jaar en helemaal kaal,  waarschijnlijk van alle ellende. Hij heeft er na de oorlog nooit meer over gesproken.’

Hoe was het in de hongerwinter?
Tom: ‘We hadden heel weinig eten. Ik weet nog dat ik in de rij moest staan voor soep en dan mocht ik de pan uitlikken. Het was ook heel koud, dus we gingen met mijn moeder en zusjes bij mijn opa en oma wonen en daar hebben we de winter doorgebracht. Tegenover dat huis was een tehuis voor oude mannen. Ik heb gezien dat er elke dag doodskisten naar buiten werden gedragen, mannen die waren overleden door honger en kou. Wij hadden een beetje geluk dat mijn opa bij de kolencentrale werkte. Hij stopte stiekem tijdens het werk kooltjes die op de grond vielen in zijn lege broodtrommel. Buiten bij de poort stonden Duitse soldaten op wacht en ze controleerden om de tien mannen en dan deden ze de trommels open. Mijn opa is gelukkig nooit gepakt.’
Els: ‘Wij gingen in de hongerwinter ook bij mijn opa en oma wonen, in de Witte de Withstraat. Mijn opa hielp bij het abattoir en dan nam hij bloed mee van de slacht en daar maakte mijn oma bloedworst van, dat vonden we heerlijk.’

Wat herinnert u zich van de eerste tijd na de oorlog?
Els: ‘Ik weet nog dat ik mijn eerste banaan kreeg na de oorlog. Dat vonden we heel apart. Tom: Ik herinner me het eerste wittebrood. Ik woonde bij het Surinameplein, dat was de rand van de stad toen. Er waren alleen maar weilanden en slootjes. Daar gooiden ze na de oorlog brood in blikken naar beneden. Dat was zo verrukkelijk! Jongetjes die wat ouder waren die gingen dan op blikkenjacht om ze aan elkaar te binden en zo vlotten te bouwen. Daar was ik heel jaloers op!’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892