‘Ik was bang voor het geluid van de vliegtuigen’


Nanne, Cas en Elena vertellen het verhaal van Reina Feith
Adriaan Loosjesstraat Haarlem

Reina Feith was 8 jaar toen de oorlog uitbrak en woonde in de Adriaan Loosjesstraat. Ze zat op de Haarlemmerliede school, in de Amsterdamstraat.

‘Ik speelde op straat met de kinderen van de overbuurman. Hij was de groenteboer en hij was Joods. Hij had drie dochters Bep, Lenie en Sientje. Zij waren iets ouder, we speelden op straat vadertje en moedertje en dan was ik het kind. We gingen aan een tafeltje en aten rozijntjes van een klein bordje. Ik kan me dat nog goed herinneren. Ik heb gezien hoe ze onze overbuurman kwamen halen. Hij liep ingeklemd tussen twee grote mannen de straat uit. Van de familie heeft alleen Bep de oorlog overleefd.

Mijn vader werd tewerkgesteld en moest naar Berlijn. Hij is wel 26 maanden in Berlijn geweest, bij de Wannsee moest hij als bouwvakker werken. Vanaf dat moment woonde ik dus thuis met mijn moeder, mijn pasgeboren zusje en mijn opa.’

Bent u bang geweest?
‘Het geluid van de vliegtuigen vond ik altijd heel akelig. Overvliegende vliegtuigen, beladen met bommen voor Berlijn. Ik was bang want in Berlijn, daar zat mijn vader. Zou hij het bombardement wel overleven? Ik moest in de kast onder de trap zitten, dat was de veiligste plek van het huis. In het licht van een klein waxinelichtje. Ik zat op een pot, zo zenuwachtig en bang was ik.’

Wat gebeurde er op 16 april 1943, ‘s avonds om tien voor half acht?
‘Ik weet het nog als de dag van gisteren. Normaal speelde ik altijd buiten met de kinderen uit de buurt. Vlakbij het badhuis waren steegjes, en daar speelden we altijd verstoppertje. Maar nu moest ik met mijn moeder naar de volkstuin, waar we groenten verbouwden. Moeder en ik stonden klaar op de fiets en ik op een autopet. Maar toen was de band van mijn step lek, dus ging ik met mijn moeder naar binnen in de gang om de band op te pompen. Juist op dat moment, BOEM! Een enorme knal en lawaai. Je wist niet wat je meemaakte.

Het enige wat ik nog weet was dat mijn moeder gilde ’Ooh dat kind!’ Hoe was het met mijn zusje?  We renden naar boven, mijn zusje lag nog in de haar bedje. Alle ruiten waren ingeslagen. Opa zat achter, hij zat onder het stof maar had ook niets.

Er was een bom in de straat ingeslagen op Jacob Geelstraat en de Harmenjansstraat. Het huis van onze overburen was getroffen, mijn overbuurmeisje lag gewond bij onze voordeur op de stoep. Haar vader was dood. Schuin aan de overkant woonde een mevrouw, zij kreeg een scherf in haar borst. We hebben zo’n geluk gehad. We konden niet thuisblijven, er lag nog een bom in de straat die niet was afgegaan. We gingen naar mijn oom en tante in Haarlem Noord. Er waren veel slachtoffers, ook een van de kinderen waar ik altijd mee speelde. Er zijn in totaal 80 mensen doodgegaan en 100 gewonden.’

Hoe was de hongerwinter voor u?
‘In de Hongerwinter was er bijna geen eten meer, we aten suikerbiet en tulpenbollen. Een neef van mijn vader was boer en woonde in Heerhugowaard. Mijn moeder en ik zijn ernaar toe gefietst met mijn kleine zusje achterop. We zijn van januari tot mei bij de boer gebleven. Daar heb ik de bevrijding meegemaakt, van Amerikaanse soldaten kreeg ik snoep en chocolade.

Na de bevrijding liepen we van Heerhugowaard terug naar Haarlem. Ik was zo ontzettend moe, dat we in Haarlem Noord bij mijn oom en tante zijn blijven slapen. De volgende dag liep ik naar huis. Ik weet nog dat ik dacht, ‘Direct wordt er gebeld en komt mijn vader thuis.’ Het was heel wonderlijk, want juist op dat moment stond er iemand aan de deur. Het was mijn vader! Hij was helemaal uit Berlijn naar huis gelopen. Hij was bang dat hij zou worden ingesloten door de Russen en dat hij daar niet meer weg zou komen. Al die bombardementen heeft hij overleefd. Hij is wel een maand onderweg geweest. Ik had net Zweeds witte brood bij de kerk gehaald. Mijn vader was verbaasd, hij had gedacht dat we er slecht aan toe waren, maar doordat we op de boerderij hebben gezeten zag ik er gezond uit.’

Denk u nog vaak aan de oorlog?
‘Ik denk er niet vaak aan, maar als ik over de oorlog vertel zie ik het zo weer voor me. We moeten heel zuinig zijn op onze vrijheid. Het gaat mis als mensen uit zijn op hebberigheid, in plaats dat ze elkaar helpen. Haat roept haat op en daar krijg je alleen maar weer oorlog door. Je kan kwaad niet met kwaad vergelden, dan blijf je aan de gang. Je kan het beter oplossen met praten en met contact. Je moet stemmen en wel opletten op wie je stemt. Al lijkt je stem nog zo klein, alles helpt.’

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892