‘Ik kan nooit terugdoen, wat zij mij hebben gegeven’


Rayan, Tom, Ilaysha, Jazzlynn vertellen het verhaal van Samuel de Leeuw
Amsterdam-Zuidoost

Rayan, Tom, Liaysha en Jazzlynn  van Basisschool Wereldwijs mogen Samuel de Leeuw (1941) interviewen. Met Hasan de inval-leerkracht, maken ze samen het lokaal wat huiselijker. Als meneer de Leeuw het lokaal binnenstapt, lijkt het alsof ze elkaar al jaren kennen. Er is direct een klik.

Wat vond u van de NSB’ers?
Het is moeilijk om zoveel jaar na de oorlog iets te beoordelen. Je weet niet waarom mensen een bepaalde keuze maakten. De NSB koos ervoor om samen te werken met de Duitsers, dat kan uit verschillende oogpunten zijn geweest. Er werd bijvoorbeeld gezegd; ‘als je lid wordt van de NSB-partij, krijg je een baan bij ons op kantoor.’ Ik veroordeel het wel dat mensen een verkeerde keus hebben gemaakt. Sommigen hebben hele erge misdaden begaan, ze hebben mensen verraden. Anderen wilden hun hachje redden voor ik eten en drinken, maar hebben niemand verraden. Dus binnen het hele spectrum van al die NSB’ers had je verschillende vormen.’

 Wat vond u van de anti-Joodse maatregelen?
‘Vreselijk. Je leven werd beperkt. Het begon mild door te zeggen dat Joden niet naar de bioscoop mochten, naar een voetbalwedstrijd of naar een park. Maar er kwam steeds iets bij. Joden moesten vanaf 1941 een ster dragen. Gaandeweg werd het steeds strenger. De Joden mochten niet meer naar concerten, niet meer naar je eigen school, maar naar een speciale, Joodse school . Halverwege 1942 begonnen de Duitsers met deportaties. Dan kreeg je een briefje thuis met het verzoek om je te melden en werden mensen naar concentratiekampen deporteerd.’

Moest u onderduiken?
‘Ja. Mijn vader was in november 1942 door de Duitsers opgepakt bij een razzia. De Duitsers sloten de hele fabriek af waar mijn vader werkte. De Joodse werknemers werden apart gezet, in vrachtwagens geladen en naar het hoofdkwartier van de Duitse politie gebracht. Mijn vader werd eerst naar de gevangenis gestuurd en later naar Auschwitz gebracht. Mijn moeder was vanaf dat moment dus alleen met mij. Het werd gevaarlijk voor haar; een vrouw alleen, met een kind. Haar broer zei dat het  tijd werd om te gaan onderduiken. Mijn moeder gaf mij mee aan twee vreemde mensen en wist niet of ze mij ooit nog terug zou zien. Dat was voor haar misschien wel het moeilijkste dat ze ooit heeft gedaan. Maar ze dacht; als ik het niet red, dan overleeft hij het misschien wel. Ik kwam bij een echtpaar in Heerlen terecht. Sinds toen werd ik ‘Baukje Veenstra’ genoemd en werd het ‘neefje’ van het stel. Ik kon daar de hele tijd blijven, wat mijn geluk was. Want sommige onderduikers hadden wel vier, zes, tien of soms wel achttien adressen gehad. Het was een enorm risico mensen te laten onderduiken. Duitsers zagen het als een misdaad. Je kon doodgeschoten worden mensen werden naar een concentratiekamp  gestuurd.
Ik had geluk met één onderduikgezin, het waren hele lieve mensen en ze woonden aan een heide. We hadden eten genoeg en ik had een fijn leven.’

Waar zat uw moeder ondergedoken?
‘Mijn moeder zat in Heiloo ondergedoken, bij een echtpaar waarvan de man Joods was en de vrouw Katholiek. De man en vrouw hadden iets slims gedaan, ze waren gaan scheiden. Als de Duitsers kwamen gingen ze weer weg zonder te zoeken, maar haar man zat ondergedoken in de kelder van zijn eigen huis. Na de oorlog zijn ze weer getrouwd en kregen ze nog een baby. Ze hadden drie zoontjes, die overigens niet wisten dat hun vader in de kelder zat. Mijn moeder werkte daar in huis en ze hielp met de opvoeding.’

Hoe kwamen u en uw moeder weer bij elkaar?
‘Mijn pleegvader had ontdekt dat mijn naam Samuel de Leeuw en niet Baukje Veenstra was. Mijn naam op mijn onderduikadres. Hij heeft mijn moeder toen een brief geschreven en die aan het verzet meegegeven. Zo kwam zij erachter dat ik nog leefde. Ze wist aanvankelijk alleen niet op welk adres. Dat mocht ze niet weten, anders waren ze bang dat ze haar kind ging halen en dan kon ze iedereen in gevaar brengen.
Toen ik 5 jaar was, kwam ineens mijn echte moeder langs. Dat was heel verwarrend, want voor mij was mijn pleegmoeder mijn echte moeder. Ze bleef een paar dagen in Heerlen en toen ging ik met haar mee naar Amsterdam. Daar bleef ik een paar weken en toen weer terug naar Heerlen. Zo ging het om en om, zodat ik kon wennen. Ik kwam uit een rustig gezin, woonde op de hei en toen kwam ik in een verwoeste stad, met een verwoeste familie, mijn vader was vermoord, mijn opa, oma, mijn ooms en tantes waren dood. Langzaam raakte ik gewend en op een gegeven moment ben ik in Amsterdam naar school gegaan.
Na de oorlog heb ik altijd contact met mijn pleegouders gehouden. Ze hadden zelf geen kinderen en ze hebben mijn leven gered. Ik kan nooit terugdoen wat zij mij hebben gegeven.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892