‘Er is gelukkig nooit aangebeld’


Jarod, Milou en Aya vertellen het verhaal van Ab Kool
Van Spilbergenstraat 32De Baarsjes

Het is ijskoud, maar wel zonnig als Jarod, Milou en Aya vanaf de Meidoorn in de Chasséstraat helemaal naar de rand van het Rembrandtpark lopen. Aan de Orteliuskade wachten Ab en Ali Kool, al sinds 1946 een setje. Ali gaat thee zetten en oefent hard op de namen van de kinderen. Ab schuift zijn stoel aan tafel om alles zo goed mogelijk te horen en haalt meteen allerlei spullen tevoorschijn. Tussendoor wordt er even gepauzeerd, want dan komen de koekjes op tafel.

Hoe was het om op straat te lopen tijdens de oorlog?
Ik ben geboren in 1928, dus ik was aan het begin van de oorlog een jaar of twaalf. Daar aan de overkant waar het nu park is, hield de stad op, daar waren tuinderijen. Er is een heleboel anders in de buurt, er is meer gebouwd en de mensen zijn ook anders. In eerste instantie ging het leven in de oorlog een beetje door, maar vanaf 1941 konden de Duitsers zich niet meer inhouden. Mijn grootste wens was dat het afgelopen was. Er was altijd spanning en je moest altijd oppassen. Als het luchtalarm ging, moest je meteen van straat af. Ali woonde op drie hoog in deze buurt; haar benedenbuurman had bankjes neergezet om te schuilen. Je moest je persoonsbewijs laten zien. Die moest je altijd bij je hebben. Er waren van die grote schijnwerpers die vliegtuigen probeerden te vangen, maar dan werden we wel gebombardeerd. De volgende morgen gingen we dan granaatscherven zoeken, daar heb ik er nog een van.

Heeft u in Duitsland moeten werken?
Familieleden van mij wel. Vier ooms moesten naar Duitsland om te werken. Mijn vader kreeg eerst ook een oproep, maar hij mocht blijven omdat hij in de telefonie werkte. In 1944, ik was inmiddels zestien jaar, was ik zelf aan de buurt om te gaan werken in Duitsland, maar ik heb mij niet aangemeld. Ik heb een luik gemaakt naast mijn bed, het kleed stond half omhoog en als ik mij daar moest verstoppen dan viel het dicht met het kleed erover heen. Er is gelukkig nooit aangebeld. Mijn ooms werkten in wapenfabrieken, die zijn gebombardeerd. Een oom is toen omgekomen door een granaat in zijn been.

Had u veel honger tijdens de oorlog?
Kijk daar kregen we deze bonnetjes voor, die kon je dan ruilen voor een pannetje met eten. Dat kun je je  nu niet meer voorstellen. Op het laatst was er helemaal geen eten meer, alleen nog maar suikerbieten en bloembollen. Honger voelt heel raar, je maag is leeg. Meestal gingen we maar vroeg naar bed, zeker toen er ook geen kolen meer waren. Mensen gingen dood van honger, we konden ze niet eens meer begraven. Mijn vader had zijn fiets mogen houden. Hij probeerde eten te krijgen bij de boeren, maar soms stonden er onderweg Duitsers om het weer af te pakken. Een keer was hij voor de Duitsers aan het werk en zag daar een grote schaal met gehaktballen liggen, die heeft hij toen opgegeten en de hond de schuld gegeven.

Hoe was de bevrijding?
Na de bevrijding was het feest in de binnentuin. Je kon weer alles doen waar je zin in had. Er was een gevoel van vrijheid. Alle mensen kwamen ook weer naar buiten. Naast Ali zaten Engelse piloten ondergedoken, dat hebben ze nooit geweten. De liefde tussen mij en Ali is ontstaan na de oorlog, toen we beide bij de AJC zaten. Toen hebben we alles ingehaald wat tijdens de oorlog niet kon.

Brandeisfotografie

De kinderen krijgen na afloop een knuffel en worden uitgezwaaid. Als ze de hoek om gaan richting school kijken ze nog één keer om… Ab e  n Ali staan nog steeds te zwaaien.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892