‘De Joodse ijswinkel had het lekkerste ijs volgens de soldaten’


Mehmet en Akram vertellen het verhaal van Herbert Gunst
Marco Polostraat 208-3Amsterdam-West

De familie Gunst komt graag vanuit Hilversum naar Herberts oude buurtje. Door de pandemie is het ook alweer een tijdje geleden. Akram en Mehmet van de Visserschool verheugen zich op het gesprek. Mehmet woont in dezelfde straat als de 89-jarige Herbert tijdens de oorlog. Akram woont er ook niet ver vandaan. Dat maakt de oorlogsverhalen nog beeldender als ze na het interview langs het ouderlijk huis van Herbert wandelen.

Hoe zag de buurt er vroeger uit?
‘Sommige gebouwen zijn er nog, veel is nieuw. Er waren veel winkels, het was een gezellige buurt en auto’s waren er nog niet. En daar stond mijn school. Die was in oorlogstijd bezet door Duitse soldaten. Ik had jullie leeftijd in de oorlog en vond het leuk om met mijn vriendjes naar de soldaten te kijken. Op een dag kwam een jonge soldaat van een jaar of twintig naar ons toe en vroeg in het Duits of wij ijsjes voor hem wilde halen. Dat deden we, bij banketbakker Scholten, want de dichtstbijzijnde ijswinkel was Koco en de eigenaren waren Joods en daar mochten de Duitsers niet naar binnen. Maar toen we terugkwamen zei de soldaat: ‘Eis muss von Koco sein’. En ja, die had dan ook het lekkerste ijs. Toen hebben we voor de Duitse soldaten toch ijs van de Joodse ijswinkel gehaald! Ik verstond ze omdat mijn moeder uit Duitsland kwam. Zij was voor de oorlog naar Nederland gekomen. Hier zei ze tegen mensen dat ze uit Oostenrijk kwam, want Duitsland was de vijand. Maar ze had het wel moeilijk in Nederland met haar Duitse accent. Ze wilde ook niet dat haar Duitse familie in de oorlog op bezoek kwam in Amsterdam.’

Hoe was de Hongerwinter voor u?
‘In het begin van de oorlog was er nog genoeg te eten. Maar langzaamaan ging steeds meer eten op de bon. Dan kon je dat alleen kopen als je een bonnetje had. In de Hongerwinter hebben we suikerbieten en bloembollen gegeten. Daar bij het Balboaplein was een centrale keuken. Daar kon je soep halen. Hele vieze soep was dat. Ja, ik heb honger gehad en door een tekort aan eten kreeg ik steenpuisten op mijn hoofd en zweren op mijn knie. Na de oorlog ben ik met het zogenoemde kindertransport drie maanden ergens naartoe gegaan om aan te sterken.  Doordat ik niet naar school kon, ben ik blijven zitten.’

We hoorden dat u ook een litteken op uw been hebt. Hoe komt dat?
‘Op 7 mei 1945 was er een Bevrijdingsfeest op de Dam. Het was druk, dus klommen mijn vriendje Tonny en ik in een lantaarnpaal. Opeens werd er geschoten op de mensen. Iedereen rende weg. Mijn vriendje liet zich vallen, ik bleef haken, rukte me los en snel renden we daarna ook weg. Bij beddenzaak Woltering op het Damrak vernielden mensen de ijzeren schuifdeur om er binnen te kunnen schuilen. Voor die winkel lag een vrouw in een plas bloed; ik denk dat ze dood was. Ik viel, iemand trok me omhoog, en ik rende door de zaak naar de andere uitgang. Daar kwam ik Tonny weer tegen. We hebben gerend, gerend, gerend en kwamen pas in de Jordaan tot stilstand. Daar voelde ik dat mijn schoen nat was. Ik bleek een enorme wond aan mijn linker onderbeen te hebben. Een mevrouw die daar woonde heeft me geholpen met water en verband. Daarna ben ik naar huis gegaan.’

Wat zit er in dat zakje?
‘Drie dingen: een granaatscherf, een huls van een kogel en een embleem van een Canadese soldaat. Als er een gevecht in de lucht was geweest, ging ik de volgende dag graag met mijn vriendjes scherven zoeken. Deze hier heb ik altijd bewaard, net als het embleem dat ooit op een echt uniform heeft gezeten. Bij het Hoofdweglandje ging ik kijken bij de Duitse soldaten die er schietoefeningen deden. Wij jongens wilden heel graag de hulzen van die kogels hebben. Dat vonden ze niet goed en ze schopten ons weg. Deze kon ik dus wel te pakken krijgen. Wij vonden dat soort dingen als kind leuk om te doen. Met mijn vriendje Wimpie, die naast me woonde, speelde ik graag op het platte dak van ons huis. Gingen we stiekem kiezelsteentjes naar beneden gooien. Een keer kwam er een jachtvliegtuig heel laag over. Wij vonden dat leuk en gingen juichen. Toen kwam die piloot terug om nog een keer nóg lager over te vliegen. Dat was me een lawaai! Wij vonden dat geweldig, maar op straat zullen ze wel gedacht hebben: wat gebeurt er?’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892