‘Die zilveren lepel doe ik nooit weg’


Noah, Samantha, Maartje, Jim vertellen het verhaal van Harry Sablerolle
Meeuwenlaan 57Amsterdam-Noord

Noah, Samantha, Maartje en Jim van de Twiskeschool in Amsterdam-Noord willen van Harry Sablerolle graag weten of hij huisdieren had in de oorlog. Hij vertelt dat hij op een dag een zielig hondje op straat had gevonden, dat hij mee naar huis nam. Helaas stierf het beestje drie weken later aan de hondenziekte. En of meneer Sablerolle ook katten had? Nou, die werden in de oorlog geslacht zodat ze weer iets te eten hadden.

Had u onderduikers in huis?
‘We hadden aan het eind van de oorlog onderduikers in huis. Mijn vader moest werken voor de Duitsers, bij de kustverdediging. Wanneer je aan het strand bent, zie je wel eens van die bunkers staan. Daar moest mijn vader graven en betonstorten. Hitler wilde de hele kust tot en met Spanje verdedigen met bunkers, zodat de Engelsen en Amerikanen nergens konden landen. Op een dag, eind 1944, brak er een spoorwegstaking uit. De Duitsers konden daardoor hun spullen niet goed transporteren. Het betekende ook dat er hongersnood ontstond. Bij mijn vader aan de kust werkte een jongeman die in Brabant woonde, maar die door de staking niet meer naar huis kon. Hij kwam daarom bij ons wonen. Ook twee zoons van een oom kwamen bij ons terecht want die waren bang om naar een werkkamp te worden gestuurd. Want dat is oorlog: gevaar, opgepakt worden en naar een kamp worden gestuurd.’

Bent u dierbaren verloren in de oorlog?
‘Een oom van mij, een jongere broer van mijn moeder, moest in Duitsland werken, maar wilde dat niet. In de Lutmastraat in de Pijp vond hij een onderduikadres. Hij had verkering met een meisje, alleen hield hij niet genoeg van haar dus maakte hij het uit. Het meisje heeft hem toen verraden. Mijn oom is opgepakt en nooit meer teruggekomen. Hij moest werken in een fabriek in Aken en is overleden door een bombardement van de geallieerden. Een broer van mijn vader had twee Joodse mensen in huis, maar ook hij werd verraden. Sommige Nederlanders verdienden geld door Joden aan te geven. Mijn oom kon nog net die twee mensen waarschuwen. Hij zei: “Vlucht maar naar mijn ouders toe.” Ze zijn toen lopend naar mijn opa en oma gegaan die in West woonden, en zijn daar tot na de oorlog gebleven. Mijn oom is opgepakt en naar Kamp Vught gebracht, waar hij is gemarteld. Maar hij kon zijn ouders natuurlijk niet verraden. Hij heeft het gelukkig wel overleefd.’

Heeft u nog spullen uit de oorlog?
‘Niet echt van de oorlog zelf niet, maar na de oorlog stuurde het Foster Parents Plan kinderen naar buiten om bij te komen van de schrik en van de honger. Zo ben ik op een boot naar Engeland gevaren, met een heleboel andere kinderen. Ik heb toen vier maanden in Engeland gezeten. Van die boot heb ik nog een zilveren lepel in mijn la liggen. Die doe ik natuurlijk nooit weg.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892