‘De oorlog begon hollend en eindigde hollend’


Noam en Ceder vertellen het verhaal van Jenny de Jong
Bilderdijkkade 32Amsterdam-West

Na een flinke klim omhoog aan de Bilderdijkkade bellen Noam en Ceder uit groep 7 van de School of Understanding aan bij Jenny de Jong. Zij was tien, net zo oud als zij nu zijn, toen de oorlog begon en woont nog steeds in hetzelfde huis. Handig, want als ze vertelt over de granaat die door het huis gevallen is, kan ze precies aanwijzen waar dat gebeurde. ‘We zijn buurtjes!’ roept ze blij als ze hoort dat de jongens vlakbij haar wonen, een van hen zelfs in dezelfde straat.

Bent u bang geweest in de oorlog?
‘Ik ben een ontzettende bangerd. Soms vraag ik me af of ik zonder die oorlog ook zo bang zou zijn geweest. Het begon aan het begin van de oorlog. Voor mijn moeder haalde ik bij de groenteman een krop sla; onderweg naar huis ging het luchtalarm af. Moeder had me uitgelegd over schuilkelders en aangewezen waar die stonden. Mensen riepen me zo’n kelder in, maar ik dacht alleen maar: ik wil naar huis! Ik ging hollen en gillend van angst kwam ik thuis, vastbesloten om nooit meer naar buiten te gaan.’

Wat was het naarste dat u heeft meegemaakt?
‘We gingen gewoon naar school. In de klas zat één meisje met een ster, Truusje. Toen de juf eens stout deed en met ons toch vaderlandslievende liedjes zong, kwamen er Duitse soldaten binnen. De juf en Truusje werden meegenomen. De juf was er de volgende dag weer, maar Truusje en haar ouders hebben we nooit meer gezien… Dat was een van de naarste dingen die ik meemaakte in de oorlog. Wij hadden mazzel. We waren niet Joods. Toch had ik hier bijna niet gezeten. Het was 1943, we waren naar m’n opa en oma in Gelderland. Opeens kwam er een telegram, dat is een briefje met een tekst, want telefoons hadden we nog niet. We moesten meteen terug naar Amsterdam. Een granaat was op ons huis terechtgekomen. Door het dak, door het bed van m’n ouders, door mijn bed zo de kast in. Het was niet ontploft, ze hebben ‘m weggehaald, maar als we thuis waren geweest waren we hartstikke dood geweest.’

Wat was uw rol in de oorlog?
‘Ik was een kind in de oorlog. Wel heb ik een keer voor de buurvrouw een verzetskrantje, de Trouw, bij andere buren in de bus gedaan. Geen echte krant, hoor, maar een heel klein, opgevouwen blaadje vol nieuws over de oorlog. Verder ging alles gewoon door voor mij, maar ik was dus erg bang.  Het angstgevoel is altijd gebleven. Ik hou ook niet van vuurwerk. Dat doet me denken aan de zoeklichten, waarmee de nazi’s vliegtuigen van de geallieerden zochten om neer te schieten. Je zag zoveel naars in de oorlog. Karren vol lijken die niet begraven konden worden, omdat er vanwege de kou niet in de grond gegraven kon worden. Een bijna dode man op het Bellamyplein, die ik mijn enige boterham, van mijn moeder meegekregen voor na pianoles, heb gegeven. Dat angstgevoel is nooit meer weggegaan. Een paar jaar geleden werden hier de Hallen geopend. Je kon er leuk eten, zei mijn dochter. Bij binnenkomst zag ik lange rijen tafels, rijen mensen eraan. Ik wilde weg, meteen. Het deed me denken aan de gaarkeukens. Daar moest je als kind aan net zulke tafels zitten en kreeg je heel vies eten. Als je ervan ging overgeven, moest je toch eten. Ik ga nooit meer naar de Hallen.’

Heeft u honger gehad?
‘De honger werd in de loop van de oorlog steeds erger. Ik weet nog dat de jongens in de buurt met hun katapult ratten beschoten, om ze te eten. Het laatste oorlogsjaar was er bijna niks meer. En toen kwam er hulp, vanuit de lucht. Vanaf het balkon keek ik met mijn moeder en zag de droppings, het voedsel dat naar beneden viel. Bij de kruidenier konden we later een witte boterham, die hij van het bloem had gemaakt, halen. Ik heb in mijn hele leven nog nooit zoiets lekkers gegeten. En toen was het vrede, de vlaggen hingen uit. Samen met een vriendin ging ik naar de Dam waar er feest was. ‘Moet je daar eens kijken,’ zei ik tegen haar. Er stonden mannen op een balkon en die begonnen op de mensen te schieten. ‘We moeten rennen!’ riep ik. En dat deden we, tot aan de Rozengracht. De oorlog begon voor mij hollend, en eindigde hollend. Nog elk jaar bellen we op die dag met elkaar. Weet je het nog, zeggen we dan. En dan doen we een gebedje, omdat we er zo goed vanaf zijn gekomen.’

            

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892