Erfgoeddrager: Sami

‘Dan liep je je leven te wagen voor drie krantjes, krankzinnig!’

Wij zijn Sabrina, Ezi en Sami en we interviewden Maurice Ferares, die studeert voor violist als de oorlog uitbreekt. Vanaf dat moment is het conservatorium verboden voor joden. Hij duikt onder op verschillende plekken in de Transvaalbuurt en is heel actief in het kunstenaarsverzet. Zo maakt hij brandbommen, drukt en verspreidt hij illegale krantjes en steelt hij voedselbonnen voor onderduikers.

Waar woonde u in de oorlog?
‘Ik woonde op het Afrikanerplein. Vanaf daar moest ik illegale krantjes naar de Rijnstraat brengen, dus daarvoor moest ik, over de Berlagebrug, de Amstel oversteken. In de Amstel lagen allemaal zolderschuiten. Daar waren spullen van joden opgeslagen, die waren gestolen door de Duitsers. Die spullen werden goed bewaakt. Soldaten in burger zaten verdekt opgesteld in portiekjes. Daar moest ik langs. Ik zag er niet bepaald christelijk en Arisch uit natuurlijk, maar ik had een vriendin die haar haar had geblondeerd. Samen liepen we dan arm in arm over die brug. Dan liep je je leven te wagen voor drie krantjes, krankzinnig! Maar ja, hoe brutaler je was in de oorlog, hoe minder kans je had gepakt te worden. Als je heel voorzichtig deed en angstig om je heen keek, dan viel je veel meer op.’

Was u wel eens bang?
‘Er waren iedere dag huiszoekingen in de Transvaalbuurt. Ik was nooit bang op het moment zelf, maar daarna had ik altijd drie dagen hoofdpijn. Zodra de Duitsers kwamen, snelde ik naar boven naar een tussenruimte boven het plafond. Daar lag een matras en daar ging ik op liggen; de Duitsers liepen dan letterlijk onder me door. Ik heb hier een gedicht over geschreven, dat begint met:

Ik hoor hun laarzen
stampen op de trap
niet in een droom
maar heel dichtbij

vroeg in de avond
nog geen half acht

een zwart, een groen
karabijn op hun rug
ze zijn op jacht’

Heeft u ook een mooie herinneringen aan de oorlog?
‘Op een dag kwam een vriend bij me op bezoek met een klein, rood katje dat hij had gevonden in een vuilnisbak op straat. Roodje heeft vanaf toen altijd onder mijn oksel gezeten. Op een keer is hij naar beneden gedonderd omdat hij een vogeltje wou pakken. Toen was hij verlamd. Ik wist dat er een manier was om het te verhelpen: met lecitine, dat zit in de hersenen van vissen. Maar hoe kwam je aan vis in de oorlog? Iemand heeft toen voor mij kleine visjes gevonden op de Dappermarkt. Ik heb ze gerookt, hun kopjes opengemaakt en dat aan de kat gegeven. Toen kon hij weer lopen. Het was wel gevaarlijk, want hij was zo verzot op mij dat hij begon te mauwen als ik boven in het plafond zat. Zo kon hij me natuurlijk verraden. Als de Duitsers kwamen werd Roodje daarom altijd opgesloten in de keuken.’

foto’s: Marieke Baljé

 

 

Erfgoeddrager: Sami

‘Lezen, spelletjes en handwerken in de oorlog’

Wij zijn Sami, Marcia en Boaz, 12 jaar oud. We interviewden mevrouw Verhey. Ze was zelf nog niet geboren tijdens de oorlog, maar heeft veel verhalen gehoord van haar moeder en haar tante. Zij waren 19 en 17 toen de oorlog begon. Mevrouw Verhey liet ons veel foto’s zien en een heel mooi tafelkleedje dat haar moeder tijdens de oorlog gehaakt had. Dat vonden we super knap. 

Vertelden uw moeder en uw tante vaak over de oorlog? 
"Mijn moeder vertelde er regelmatig over, maar vooral over de leuke kanten. Zij had eigenlijk best wel goede herinneringen aan de oorlog. Er was spertijd, dus ’s avonds kon je niet uitgaan. Tv was er nog niet, de radio hadden de Duitsers afgepakt. Je moest jezelf bezig houden. Daarom gingen ze lezen, spelletjes doen en handwerken. Dat gaf ook een soort gezelligheid. Mijn oma was naaister en kon prachtige dingen maken. De meisjes leerden dat van hun moeder. Ze maakten expres priegelige werkjes, dan had je weinig stof nodig en je was er wel lang mee bezig. Het was ook gezellig thuis omdat de beide verloofden van de zussen op het zolderkamertje ondergedoken zaten. Er zaten veel onderduikers, want die zolderkamer grensde aan een grinddak. Als er dan een razzia kwam op de Parnassusweg liepen ze over het dak naar de Stadionweg. Of andersom. Zo konden ze altijd op tijd weg komen."

Zaten uw moeder en uw tante ook in het verzet? 
"Mijn moeder zat niet in het verzet, zij was gewoon kleuterleidster. Maar mijn tante was koerierster. Ze vervoerde illegale papieren op de fiets. Haar verloofde Gerben was door de gemeente Ermelo aangesteld als ambtenaar distributie, zodat hij voedselbonnen kon regelen voor de onderduikers die daar in het bos verscholen zaten. Hij is opgepakt in februari 1945. Vermoedelijk had er iemand gekletst. Mijn tante heeft nooit geweten wat er daarna met hem gebeurd is. Hij is gewoon verdwenen."

Hoe was het voor uw moeder en uw tante toen de oorlog voorbij was? 
"Voor mijn moeder en mijn tante was het heel verschillend. Mijn moeder was verloofd met mijn vader en die leefde nog. Hij maakte als bootmachinist verre reizen en als hij terugkwam, nam hij dingen mee voor de uitzet. Maar de verloofde van mijn tante was vermist. Elke dag ging ze naar de Rode Kruistent op het Leidseplein om te vragen of er al iets bekend was over Gerben. Toen kwam na een half jaar het bericht dat hij in maart ’45 was opgehangen in concentratiekamp Neuengamme. De geliefde van mijn tante was overleden en ze moest aanzien dat mijn moeder en mijn vader gelukkig verloofd waren. Ze is altijd alleen gebleven en praatte bijna nooit over Gerben. Ze zei altijd: ‘Dat is het verleden en we gaan vooruit kijken. Het is niet nodig om het er steeds over te hebben.’"

Tijdens het interview

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892