Erfgoeddrager: Noa

‘We stonden op de uitkijk naar bommenwerpers, zodat we snel weg konden rennen met onze waardevolste bezittingen in de hand’

In de ochtend van 10 mei 1940 wordt Johanna Kloppert door haar moeder wakker gemaakt. De oorlog is begonnen. Vader plakt de ramen af en Johanna wordt bang. Zo bang dat ze al haar nagels afbijt. Iets wat ze eerder nooit deed. Ook stopt ze uit angst haar persoonsplaatje in haar mond, waardoor de inkt doorloopt. En dat is nu nog op het plaatje te zien.

Wat weet u nog van het begin van de oorlog?
De vliegtuigen vlogen over. Eentje kan ik me in het bijzonder nog goed herinneren. Die vloog veel te laag, met vuur uit z’n staart. Ik zag de piloot zitten. Hij droeg zo’n echt leren pilotenkap op z’n hoofd. Ik dacht, ‘nu vliegt die arme man nog in de lucht, maar straks stort hij neer’. Dat is ook gebeurd.

Heeft u het bombardement op het Bezuidenhout meegemaakt?
Wij woonden net over het spoor, waar Den Haag in Voorburg overgaat. Het vergissingsbombardement van 3 maart 1945 gebeurde ’s morgens. Ik lag nog in bed, want de scholen waren dicht door de hongerwinter. Vlak na het bombardement zagen we drommen mensen in pyjama door de Laan van Nieuw Oosteinde lopen richting Voorburg. Velen waren gewond. Hun huizen waren verwoest. Wij woonden zelf niet ruim, omdat we thuis met 7 kinderen waren. Toch namen we vier volwassenen in huis. Een van hen, een vrouw, zat op onze keukenstoel en bleef herhalen, ‘Jezus, Maria, Jozef. Jezus Maria Jozef’. Als kinderen vonden wij dat best grappig. Na het bombardement kwamen de geruchten, dat de vliegtuigen zouden terugkeren en dat er opnieuw bommen zouden vallen. We pakten daarom onze spullen in en bleven buiten staan wachten. We stonden op de uitkijk naar bommenwerpers, zodat we snel weg konden rennen met onze waardevolste bezittingen in de hand. Ik had mijn mooiste jurk in mijn koffertje gestopt.
Later heb ik een wagen voorbij zien komen, waar allemaal dode lichamen op lagen. Ook onze melkboer van de overkant is geraakt door het bombardement. Hij liet een zwangere vrouw en een paar kinderen achter. Diezelfde dag stond zijn vrouw weer in de winkel. Ze voelde dat het nodig was om haar klanten van de schaarse voedingsmiddelen te voorzien.

Hoe heeft u de hongerwinter beleefd?
Dat was de slechtste periode uit de oorlog. Ik woog als 11-jarig meisje nog maar 27 kilo. Mijn moeder had hongeroedeem. Een kennis die in een winkel werkte, bracht mijn moeder wat te eten en bleef naast haar bed zitten om zeker te weten dat mijn moeder het zelf opat. Anders had ze het aan haar kinderen gegeven.
Ik heb weleens met mijn broer een handje graan gepikt. Als je dit inleverde bij de bakker, kon je een kwart van een regeringsbrood krijgen. Toen we buiten stonden om dat op te eten, ging het luchtalarm af. Het voelde alsof het onze straf was, omdat we graan hadden gepikt.
Aan het einde van de hongerwinter werd ik naar Limburg gestuurd om aan te sterken bij de nonnen. Dat dit Duitse nonnen waren hielp niet in het aansterken. Ik vond het daar vreselijk. Het enorme gebrek aan eten had me vooral slap gemaakt, maar het verlangen naar eten had ik verloren. Ik kon en wilde niet meer eten. De geur stond me zelfs tegen. Maar ik moest.

Erfgoeddrager: Noa

‘Ik had mijn broodje bewaard, maar door al het rondslingerend glas, was dat niet meer te eten.’

Als de oorlog begint woont de tiener Claar van Berckel met 5 broers en 2 zussen in het Bezuidenhout. Haar vader is rechter en wordt door de Duitsers goed in de gaten gehouden. Regelmatig komen zij bij de familie Van Berckel aan huis, op zoek naar redenen om de vader van Claar op te pakken.

Is iemand van uw familie opgepakt?
Mijn vader heeft altijd van alles gedaan om de Duitsers dwars te zitten. Toch lukte het ze nooit om mijn vader op iets te betrappen. Ze kwamen dus wel regelmatig controleren. Dat kon ook midden in de nacht zijn. Twee van mijn oudere broers moesten eigenlijk in Duitsland werken, maar die waren ondergedoken. Soms kwamen mijn broers toch thuis. Het was altijd doodeng als juist op dat moment ook de Duitsers langskwamen om mijn vader te controleren. Dan moesten we heel vlug de broers verstoppen.

Hoe deed u dat?
Daar hadden we een bijzondere truc voor. Op de tweede etage van ons huis was de kamer van mijn zusje en mij. In onze klerenkast hadden we een gat in de muur gemaakt. Zo kwam je onder de trap richting zolder terecht. Het gat konden we met kledingplanken onzichtbaar maken. Voor de jongens, die zich daar verstopten, was dat heel benauwd.
Omdat de Duitsers ook plots ’s nachts kwamen controleren, moest je altijd alert zijn. We trainden er zelfs voor, hoe snel de jongens vanuit hun bed op die verstopplek konden komen. En niet alleen moesten ze de kast in, wij moesten er ook voor zorgen dat hun matrassen werden omgedraaid. Anders troffen de Duitsers een warm en leeg bed aan. En mijn zusje en ik moesten voorkomen dat we buiten adem aan het nahijgen waren van de inspanning. We hebben dit zo vaak geoefend, dat als de deurbel ging, we alles in 1 minuut konden klaarspelen.

Heeft u het bombardement op het Bezuidenhout meegemaakt?
Ja, wij woonden in het Bezuidenhout. We hoorden heel vaak de V1 en V2 raketten, die vanaf het Haagse Bos werden afgevuurd op Engeland. En dan was het goed luisteren, ‘gaat ie door, of valt ‘ie naar beneden?’. Als de raket doorvloog, was het zielig voor de Engelsen, maar dan waren wij gelukkig veilig.
Op de dag van het grote bombardement van 3 maart 1945 waren wij thuis. Eerder al, op 1 maart, vielen er bommen bij ons in de straat. Op dat moment belde een moeder met kind aan, die wilden schuilen. Ik keek via het trappenhuis naar beneden, maar juist toen werd ons huis geraakt en viel overal glas naar binnen. Daardoor waren we bij het grotere bombardement van 3 maart veel alerter en zijn we die dag snel in de kelder gaan schuilen.

Er was die winter enorme honger. De Duitsers hadden toegestaan dat de Zweden meel leverden aan Nederland, waar de bakkers witte broodjes van bakten. Mijn grote broer had zijn brood in 1 keer opgegeten, hij wilde even geen honger voelen. Ik had mijn broodje bewaard, maar door al het rondslingerend glas, was dat niet meer te eten.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892