‘We stonden op de uitkijk naar bommenwerpers, zodat we snel weg konden rennen met onze waardevolste bezittingen in de hand’


Noa (12), Alies (11) en Noa (11) vertellen het verhaal van Johanna Henze- Kloppert was 7 jaar toen de oorlog begon
Van Duvenvoordelaan 218 in Voorburg

In de ochtend van 10 mei 1940 wordt Johanna Kloppert door haar moeder wakker gemaakt. De oorlog is begonnen. Vader plakt de ramen af en Johanna wordt bang. Zo bang dat ze al haar nagels afbijt. Iets wat ze eerder nooit deed. Ook stopt ze uit angst haar persoonsplaatje in haar mond, waardoor de inkt doorloopt. En dat is nu nog op het plaatje te zien.

Wat weet u nog van het begin van de oorlog?
De vliegtuigen vlogen over. Eentje kan ik me in het bijzonder nog goed herinneren. Die vloog veel te laag, met vuur uit z’n staart. Ik zag de piloot zitten. Hij droeg zo’n echt leren pilotenkap op z’n hoofd. Ik dacht, ‘nu vliegt die arme man nog in de lucht, maar straks stort hij neer’. Dat is ook gebeurd.

Heeft u het bombardement op het Bezuidenhout meegemaakt?
Wij woonden net over het spoor, waar Den Haag in Voorburg overgaat. Het vergissingsbombardement van 3 maart 1945 gebeurde ’s morgens. Ik lag nog in bed, want de scholen waren dicht door de hongerwinter. Vlak na het bombardement zagen we drommen mensen in pyjama door de Laan van Nieuw Oosteinde lopen richting Voorburg. Velen waren gewond. Hun huizen waren verwoest. Wij woonden zelf niet ruim, omdat we thuis met 7 kinderen waren. Toch namen we vier volwassenen in huis. Een van hen, een vrouw, zat op onze keukenstoel en bleef herhalen, ‘Jezus, Maria, Jozef. Jezus Maria Jozef’. Als kinderen vonden wij dat best grappig. Na het bombardement kwamen de geruchten, dat de vliegtuigen zouden terugkeren en dat er opnieuw bommen zouden vallen. We pakten daarom onze spullen in en bleven buiten staan wachten. We stonden op de uitkijk naar bommenwerpers, zodat we snel weg konden rennen met onze waardevolste bezittingen in de hand. Ik had mijn mooiste jurk in mijn koffertje gestopt.
Later heb ik een wagen voorbij zien komen, waar allemaal dode lichamen op lagen. Ook onze melkboer van de overkant is geraakt door het bombardement. Hij liet een zwangere vrouw en een paar kinderen achter. Diezelfde dag stond zijn vrouw weer in de winkel. Ze voelde dat het nodig was om haar klanten van de schaarse voedingsmiddelen te voorzien.

Hoe heeft u de hongerwinter beleefd?
Dat was de slechtste periode uit de oorlog. Ik woog als 11-jarig meisje nog maar 27 kilo. Mijn moeder had hongeroedeem. Een kennis die in een winkel werkte, bracht mijn moeder wat te eten en bleef naast haar bed zitten om zeker te weten dat mijn moeder het zelf opat. Anders had ze het aan haar kinderen gegeven.
Ik heb weleens met mijn broer een handje graan gepikt. Als je dit inleverde bij de bakker, kon je een kwart van een regeringsbrood krijgen. Toen we buiten stonden om dat op te eten, ging het luchtalarm af. Het voelde alsof het onze straf was, omdat we graan hadden gepikt.
Aan het einde van de hongerwinter werd ik naar Limburg gestuurd om aan te sterken bij de nonnen. Dat dit Duitse nonnen waren hielp niet in het aansterken. Ik vond het daar vreselijk. Het enorme gebrek aan eten had me vooral slap gemaakt, maar het verlangen naar eten had ik verloren. Ik kon en wilde niet meer eten. De geur stond me zelfs tegen. Maar ik moest.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892